ECLI:NL:OGEAA:2022:340

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
AUA202202642
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verblijfsvergunning in Aruba

In deze zaak heeft de verzoeker, geboren in Venezuela en van Venezolaanse en Spaanse nationaliteit, op 21 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel studie. De aanvraag werd op 8 augustus 2022 door de Minister van Arbeid, Energie en Integratie afgewezen. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij gedurende de bezwaarprocedure in Aruba kan verblijven. De garantsteller van de verzoeker, zijn moeder, heeft een loonsverhoging ontvangen, maar haar verblijfsvergunning was verlopen en zij had geen nieuwe aanvraag ingediend. Tijdens de zitting op 14 september 2022 heeft de verzoeker aangevoerd dat de garantsteller nu wel aan het inkomensvereiste voldoet, maar de verweerder stelde dat de garantsteller illegaal in Aruba verblijft en dat de verzoeker daarom niet in aanmerking komt voor de verblijfsvergunning.

De rechter heeft overwogen dat de vergunning van de garantsteller op 15 juni 2022 is verlopen en dat er geen nieuwe aanvraag is ingediend. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag van de verzoeker in bezwaar mogelijk stand zal houden. Gelet op deze omstandigheden heeft de rechter besloten dat er geen grond is voor het treffen van een voorlopige voorziening en heeft het verzoek afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en werd uitgesproken op 28 september 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 28 september 2022
Lar nr. AUA202202642

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

verblijvend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. J.J.C. Odor,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. N.R. Sneek (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 8 augustus 2022 (de bestreden beschikking) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker ter verlenging van een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel studie, afgewezen.
Op 11 augustus 2022 heeft verzoeker hiertegen bezwaar gemaakt.
Op 12 augustus 2022 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld ter zitting van 14 september 2022. Verzoeker is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
feiten
2.1
Verzoeker, geboren op [geboortedatum] 2002 in Venezuela, van Venezolaanse en Spaanse nationaliteit, heeft op 21 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel studie. Zijn moeder, [naam moeder] (hierna: de garantsteller), is de garantsteller van verzoeker.
2.2
Bij bestreden beschikking van 8 augustus 2022 heeft verweerder het onder 2.1 vermelde verzoek afgewezen.
2.3
De garantsteller heeft met ingang van 1 juli 2022 een loonsverhoging ontvangen. Zij verdient met ingang van 1 juli 2022 Afl. 4.500,- per maand.
2.4
De vergunning van de garantsteller (VTV-1) was geldig tot 15 juni 2022. De garantsteller heeft geen aanvraag ingediend voor de verlenging van haar verblijfsvergunning.
De standpunten van partijen
2.1
Met het verzoek beoogt verzoeker te bewerkstelligen dat hij wordt toegestaan om, hangende de bezwaarprocedure, hier te lande te verblijven. Daartoe heeft verzoeker aangevoerd dat de garantsteller thans wel aan het inkomensvereiste voldoet.
2.2
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoeker niet aan de solvabiliteiteisen voor de verzochte vergunning voldoet, daar de garantsteller niet een inkomen van minimaal Afl. 50.000,- bruto per jaar heeft. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de garantsteller sinds 15 juni 2022 illegaal op Aruba verblijft nu zij geen nieuwe aanvraag heeft ingediend. Als gevolg hiervan komt ook verzoeker niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning met als doel studie.
De beoordeling
3. Het oordeel van het gerecht heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
4. Vast staat dat de vergunning van de garantsteller van verzoeker, van welke vergunning verzoeker afhankelijk is, op 15 juni 2022 is verlopen. Desgevraagd heeft de garantsteller ter zitting bevestigd dat zij nog geen nieuwe aanvraag heeft ingediend omdat zij in afwachting is van de notificatiebrief van Departamento di Progeso Laboral (DPL). Dit brengt met zich dat niet op voorhand valt aan te nemen dat de afwijzing van de aanvraag van 8 augustus 2022 in bezwaar geen stand zal houden.
5. Gelet op het vorenstaande is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.