ECLI:NL:OGEAA:2022:343
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in asielzaak van Venezolaanse nationaliteit
In deze zaak heeft de Venezolaanse verzoeker op 24 oktober 2018 asiel aangevraagd in Aruba, nadat hij op 12 februari 2017 als toerist het eiland was binnengekomen. De asielaanvraag werd op 6 juli 2022 door de Minister van Arbeid, Energie en Integratie afgewezen. Hiertegen heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en op 10 augustus 2022 een verzoekschrift ingediend voor een voorlopige voorziening, dat op 7 september 2022 ter zitting werd behandeld. De verzoeker stelde dat hij gegronde vrees voor vervolging had in Venezuela en dat de afwijzing van zijn asielaanvraag onzorgvuldig was.
De voorzieningenrechter overwoog dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag moest worden aangemerkt. De rechter merkte op dat de verzoeker niet had aangetoond dat hij te vrezen had voor vervolging door een actor in Venezuela en dat hij geen beschermings- of relocatiemogelijkheden had. De rechter concludeerde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de uitvoering van de bestreden beschikking voor hem een onevenredig nadeel zou opleveren.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de verzoeker niet had aangetoond dat hij na terugkeer naar Venezuela zou worden onderworpen aan een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De voorzieningenrechter benadrukte dat de afwijzing van het verzoeker niet op goede gronden was gebaseerd en dat er geen reden was voor schorsing van de bestreden beschikking.