ECLI:NL:OGEAA:2022:345

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
AUA202203200
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van inbewaringstelling ex artikel 16, derde lid, Ltu

In deze zaak heeft de rechter-commissaris van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 september 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling van een Colombiaanse verzoeker. De verzoeker, die op 9 augustus 2022 in bewaring is gesteld op bevel van de minister van Justitie en Sociale Zaken, heeft aangevoerd dat zijn vrijheidsontneming onrechtmatig is, omdat hij al zesendertig dagen in bewaring zit. Hij stelt dat hij op Aruba is opgegroeid en in aanmerking kan komen voor een vergunning voor onbepaalde tijd, wat zou kunnen leiden tot legalisering van zijn verblijf. De verzoeker verzoekt om in vrijheid te worden gesteld, omdat zijn belang om vrij te zijn zwaarder weegt dan het belang van de minister om de bewaring voort te zetten.

De minister heeft echter betoogd dat er voortvarend wordt gewerkt aan de uitzetting van de verzoeker en dat er zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat het oordeel van 9 augustus 2022, waarin de inbewaringstelling rechtmatig werd verklaard, in rechte onaantastbaar is. De rechter-commissaris heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er op dit moment geen reden is om te oordelen dat de minister onvoldoende aan de uitzetting werkt. De verzoeker is verplicht mee te werken aan zijn uitzetting, wat niet verandert door zijn pogingen om een verblijfsvergunning te verkrijgen.

Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris besloten het verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling af te wijzen, waarbij hij oordeelt dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig is. Deze beschikking is gegeven in tegenwoordigheid van de griffier, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 21 september 2022
LTU nr. AUA202203200

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
van de rechter-commissaris belast met de behandeling
van administratiefrechtelijke inbewaringstelling,
in de zaak van:

[Verzoeker],

van Colombiaanse nationaliteit, geboren op [geboortedatum] 1992 in Colombia,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. J.F.M. Zara.

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 9 augustus 2022 heeft de minister van Justitie en Sociale Zaken (de minister) de inbewaringstelling van verzoeker bevolen.
De rechter-commissaris heeft op 10 augustus 2022 geoordeeld dat deze vrijheidsontneming rechtmatig is.
Op 14 september 2022 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 14 september 2022, alwaar aanwezig waren verzoeker (via videoverbinding) bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Namens verweerder was aanwezig mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).
De uitspraak is bepaald op heden.

BEOORDELING

Het wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 16, derde lid, van de Ltu wordt de betrokkene binnen 72 uur betrokkene voor een rechter-commissaris geleid, die de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming toetst. Een bevel tot inbewaringstelling kan door de rechter-commissaris te allen tijde op verzoek van de betrokkene worden opgeheven.
De standpunten van partijen
2.1
Verzoeker betoogt dat de voortzetting van de bewaring onrechtmatig is, en voert hiertoe aan dat hij zesendertig dagen in bewaring zit, zodat zijn vrijheidsontneming te lang duurt. Verzoeker voert voorts aan dat hij op Aruba is opgegroeid en in aanmerking kan komen voor een vergunning voor onbepaalde tijd, waardoor er zicht is op legalisering. Voorts kan aan hem een meldplicht opgelegd worden. Om deze redenen is zijn belang om in vrijheid te worden gesteld van groter gewicht dan het belang van verweerder om de bewaring te doen voortduren, aldus verzoeker.
2.2
De minister stelt zich op het standpunt dat voortvarend is gewerkt aan de uitzetting van verzoeker en dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn niet ontbreekt.
De overwegingen
3. Het oordeel van de rechter-commissaris van 9 augustus 2022 dat de inbewaringstelling rechtmatig is, is een in rechte onaantastbaar oordeel en is daarom in deze procedure niet meer in geding. Uitsluitend ligt ter beoordeling voor of bij afweging van de betrokken belangen het voortduren van de bewaring rechtmatig is. In het bijzonder is daarbij van belang of er, mede gezien de duur van de bewaring, nog zicht is op uitzetting van de verzoeker en of er voldoende wordt ondernomen om de uitzetting te bewerkstelligen.
4. Sinds voormelde toetsing van de rechter-commissaris op 9 augustus 2022 is nog maar korte tijd verstreken. Er is daarom nu geen reden voor het oordeel dat de minister onvoldoende aan de uitzetting werkt. Van belang is dat verzoeker verplicht is mee te werken aan zijn uitzetting. Dit is niet anders nu verzoeker probeert een verblijfsvergunning te krijgen.
5. Bij afweging van alle betrokken belangen komt de rechter-commissaris tot het oordeel dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig is.

BESLISSING

De rechter-commissaris:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter-commissaris, op 21 september 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.