ECLI:NL:OGEAA:2022:35
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een huurschuld met betrekking tot een schuldbekentenis
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. V.A.V. Carlo, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering betreft een huurschuld van gedaagde aan eiser, die voortvloeit uit een onderhandse akte van 10 januari 2017. In deze akte heeft gedaagde verklaard een bedrag van Afl. 14.070,25 verschuldigd te zijn aan eiser, met de afspraak om dit bedrag in maandelijkse termijnen van minimaal Afl. 100,00 af te lossen. Bij niet-nakoming van deze verplichting zou de gehele schuld opeisbaar worden, met een rente van 1,5% per maand en de kosten voor buitengerechtelijke incasso voor rekening van gedaagde.
Eiser heeft gedaagde op 2 maart 2021 gesommeerd om de openstaande hoofdsom, vermeerderd met incassokosten, binnen 14 dagen te voldoen. Gedaagde heeft in haar verweer aangegeven dat zij bereid is de schuld te voldoen, maar door de Covid-pandemie onvoldoende inkomsten heeft om aan haar verplichtingen te voldoen. Het gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde de schuldbekentenis heeft ondertekend en dat zij in totaal Afl. 2.100,00 aan aflossingen heeft gedaan, waardoor er nog een hoofdsom van Afl. 11.870,25 resteert.
De rechter heeft geoordeeld dat de betalingsonmacht van gedaagde voor haar risico komt en dat de vordering van eiser toewijsbaar is. De gevorderde wettelijke rente is eveneens toegewezen, aangezien gedaagde in verzuim is sinds de sommatiebrief van 2 maart 2021. Gedaagde is veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van eiser zijn begroot op Afl. 2.000,00. Het vonnis is uitgesproken op 19 januari 2022 door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en is uitvoerbaar bij voorraad.