ECLI:NL:OGEAA:2022:351

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
AUA202201843
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar inzake vergunning tandheelkundige specialisatie orthodontist

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar, ingediend door de Minister van Volksgezondheid en Toerisme. De appellant, vertegenwoordigd door J.J.C. Odor, LL.M., had op 9 januari 2019 een verzoek ingediend voor een vergunning tot het uitoefenen van de tandheelkundige specialisatie van orthodontist voor de periode van 28 maart 2019 tot 1 juli 2021. Dit verzoek werd op 19 januari 2022 afgewezen. Appellant maakte hiertegen op 1 maart 2022 bezwaar, maar ontving geen beslissing op dit bezwaar, wat leidde tot het indienen van beroep op 14 juni 2022.

Tijdens de zitting op 7 september 2022 werd het beroep behandeld. Appellant betoogde dat de afwezigheid van een beslissing op het bezwaar niet in stand kon blijven. De verweerder, de Minister, stelde dat de beschikking van 19 januari 2022 een beslissing op bezwaar was, waartegen geen beroep openstond. Het gerecht oordeelde echter dat de beschikking van 19 januari 2022 geen heroverweging van een eerder genomen beslissing was en dat er wel degelijk belang was bij het beroep, aangezien appellant daadwerkelijk als orthodontist had gewerkt in de aangevraagde periode.

Het gerecht concludeerde dat er geen reële beslissing op het bezwaar was genomen en dat het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld moest worden met een afwijzende beslissing. Deze afwijzende beslissing was niet gemotiveerd en kon daarom niet in stand blijven. Het gerecht verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de fictieve afwijzing en bepaalde dat verweerder binnen drie maanden een reële beslissing moest nemen op het bezwaar. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding, begroot op Afl. 700,-, en het griffierecht van Afl. 25,- moest aan appellant worden terugbetaald.

Uitspraak

Uitspraak van 19 oktober 2022
Lar nr. AUA202201843

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: J.J.C. Odor, LL.M.,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID EN TOERISME,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 19 januari 2022 heeft verweerder het verzoek van appellant van 9 januari 2019 om verlening van een vergunning tot het uitoefenen van de tandheelkundige specialisatie van orthodontist over de periode van 28 maart 2019 tot 1 juli 2021 afgewezen.
Hiertegen heeft appellant op 1 maart 2022 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 14 juni 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Op 27 juli 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft het beroep ter zitting behandeld op 7 september 2022, alwaar zijn verschenen appellant, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder, bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Appellant betoogt dat verweerder nog geen beslissing op het bezwaar van 1 maart 2022 heeft genomen en dat deze fictieve weigering niet in stand kan blijven.
1.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de beschikking van 19 januari 2022 een beslissing op bezwaar is, waartegen beroep en geen bezwaar openstaat. Verweerder voert voorts aan dat appellant geen belang meer heeft bij zijn bezwaar van 1 maart 2022 dan wel bij het onderhavig beroep, nu de periode waarvoor appellant de orthodontistvergunning heeft aangevraagd reeds is verstreken.
2.1
Het gerecht overweegt als volgt. In de beschikking van 19 januari 2022 heeft verweerder onder meer het volgende te kennen gegeven:
“Gelezen:
het verzoek d.d. 9 januari 2019 van de heer [appellant];
(…)
Het verzoek wordt afgewezen voor voornoemde periode.”
2.2
Gegeven deze formulering, is de beschikking van 19 januari 2022 gegeven naar aanleiding van het verzoek van appellant van 9 januari 2019. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder daarbij uitdrukkelijk te kennen geeft appellant te berichten naar aanleiding van het verzoek van 9 januari 2019, dat verweerder het door appellant daarbij gedane verzoek weergeeft en daarop vervolgens een reactie geeft. De beschikking van 19 januari 2022 behelst geen heroverweging van enige beschikking naar aanleiding van een door appellant gemaakte bezwaar. Voorts is onder de beschikking van 19 januari 2022 een bezwaarclausule opgenomen. Gelet op het vorenstaande, is de beschikking van 19 januari 2019 geen op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Lar, zodat daartegen bezwaar openstaat.
2.3
Voorts heeft appellant belang bij het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar van 1 maart 2022. Het gerecht neemt hierbij mede in aanmerking dat appellant ter zitting desgevraagd te kennen heeft gegeven over de periode van 28 maart 2019 tot 1 juli 2021 daadwerkelijk als orthodontist te hebben gewerkt en derhalve reeds hierom belang te hebben bij een beslissing omtrent het vergunningsverzoek met betrekking tot deze periode.
3. Het gerecht stelt vast dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar van 1 maart 2022 is genomen. Verweerder is daartoe wel verplicht. Ingevolge artikel 23, tweede lid, Lar wordt het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld met een afwijzende beslissing. Nu deze afwijzende beslissing niet is gemotiveerd, kan deze niet in stand blijven.
4. Nu appellant met recht in beroep is gekomen en zich bij gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellant hiertoe noodzakelijke kosten heeft gemaakt. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 700,- aan gemachtigdensalaris.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van appellant;
  • bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellant;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellant voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 700,-;
  • gelast dat het door appellant gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hem wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 oktober 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.