In deze zaak heeft appellant, een inwoner van Aruba, beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door de Minister van Arbeid, Energie en Integratie. De Minister had op 3 maart 2021 de aanvraag van appellant voor een vergunning tot tijdelijk verblijf afgewezen. Appellant maakte op 3 maart 2021 bezwaar tegen deze afwijzing, maar de Minister verklaarde dit bezwaar op 10 augustus 2021 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar zou zijn ingediend voordat de bezwaartermijn was aangevangen. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld op 8 september 2021.
Tijdens de zitting op 14 februari 2022 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. De Minister werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechter heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en ingaat op de dag na de datum van de beschikking. De rechter concludeert dat appellant het bezwaarschrift op de juiste datum heeft ingediend, aangezien de beschikking op 3 maart 2021 was gedagtekend en appellant deze op diezelfde dag heeft ontvangen.
De rechter oordeelt dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar onterecht was, omdat de beschikking al aan appellant was uitgereikt en het bezwaar dus niet voor aanvang van de bezwaartermijn was ingediend. Het beroep van appellant wordt gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar wordt vernietigd en de Minister wordt opgedragen binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen. Tevens wordt de Minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant en wordt het griffierecht aan appellant terugbetaald.