ECLI:NL:OGEAA:2022:417

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
AUA20220
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling inzake het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Aruba

In deze zaak hebben appellanten, VISTA VILLAGE RESORT B.V. en VISTA RESORT HOLDING N.V., beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu, thans de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ontwikkeling, inzake het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan (ROPV) voor hun perceel te Alto Vista, Aruba. De appellanten hebben zienswijzen ingediend tegen het concept Ruimtelijk Ontwikkelingsplan (cROPV) en zijn van mening dat hun zienswijzen niet adequaat zijn behandeld. De Minister heeft in een brief van 5 november 2021 aangegeven dat de zienswijzen geen aanleiding geven tot aanpassing van het ROPV, wat de appellanten als onterecht beschouwen.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de brief van de Minister geen beschikking in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) is, omdat deze niet op enig rechtsgevolg is gericht. Het ROPV, dat op 28 juli 2021 is vastgesteld en op 1 september 2021 in werking is getreden, bevat bepalingen van algemene strekking en kan niet worden aangevochten via de Lar. Het gerecht heeft geoordeeld dat het beroep van appellanten niet-ontvankelijk is, omdat zij geen belang hebben bij de bestreden beslissing. De uitspraak van het gerecht is gedaan op 21 september 2022, waarbij het griffierecht aan appellanten wordt terugbetaald.

De uitspraak benadrukt dat het ROPV niet kan worden aangevochten via de Lar en dat de bestuursrechter enkel kan oordelen over de rechtmatigheid van het ROPV in het kader van een specifieke bouwaanvraag. De appellanten hebben geen hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken, waardoor de huidige procedure niet kan leiden tot de gewenste aanpassing van het ROPV.

Uitspraak

Uitspraak van 21 september 2022
AUA202103808 LAR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

1.de besloten vennootschap VISTA VILLAGE RESORT B.V.

2) de naamloze vennootschap
VISTA RESORT HOLDING N.V,
beide gevestigd in Aruba,
APPELLANTEN,
gemachtigden: de advocaten mr. J.P. Sjiem Fat en mr. O.L. Sjiem Fat,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, thans DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Op 23, 24 en 25 oktober 2019 heeft verweerder op openbare hoorzittingen het concept Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met voorschriften (hierna: cROPV) gepresenteerd en toegelicht.
Van 1 oktober 2019 tot en met 1 december 2019 heeft het cROPV ter inzage gelegen, gedurende welke periode een ieder daartegen schriftelijke zienswijzen kon indienen.
Op 28 november 2019 hebben appellanten schriftelijke zienswijzen tegen het cROPV ingediend.
Op 3, 5, 6 en 9 december 2019 zijn de indieners door verweerder in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen in een openbare hoorzitting mondeling toe te lichten.
In de “Nota beantwoording zienswijzen” (hierna: de nota) heeft verweerder gereageerd op alle ingediende zienswijzen en het cROPV gedeeltelijk aangepast.
Bij brief van 24 april 2020 heeft verweerder aan appellanten te kennen gegeven dat op hun zienswijze, alsmede op alle daartegen ingediende zienswijzen, is gereageerd in de nota en dat de nota als bijlage zal worden opgenomen in de toelichting van het cROPV.
Bij beslissing van 29 september 2020 heeft verweerder het daartegen door appellanten op 2 juni 2020 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van dit gerecht van 24 mei 2021 in zaak nr. AUA202002813 LAR heeft het gerecht het daartegen door appellanten ingestelde beroep gegrond verklaard, de beslissing van 29 september 2020 vernietigd en bepaald dat verweerder opnieuw dient te beslissen op het bezwaar van appellanten met inachtneming van de uitspraak. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 5 november 2021 heeft verweerder appellanten te kennen gegeven dat de ingediende zienswijze niet leidt tot aanpassing van het ROPV.
Daartegen hebben appellanten op 22 december 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Appellanten hebben nadere stukken ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 28 maart 2022, waar partijen, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigden, zijn verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting, heeft het gerecht het onderzoek heropend.
Bij e-mailbericht van 23 augustus 2022 heeft het gerecht partijen verzocht om nadere inlichtingen.
Appellanten hebben daarop op 6 september 2022 een reactie gegeven en verweerder heeft dat op 7 september 2022 gedaan.
De uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Feiten

1.1
Appellanten hebben een perceel grond te Alto Vista, Aruba, van ongeveer 8 hectare groot, in eigendom (hierna: het perceel).
1.2
Bij beschikking van 9 februari 1993 heeft de toenmalige minister van Publieke werken en Volksgezondheid onder voorwaarden en met het opleggen van voorschriften goedkeuring verleend aan een verkavelingsplan voor het perceel.
1.3
Bij landsbesluit van 7 januari 2009, no. 7 is voor het gehele grond- en territoriale watergebied van Aruba het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Aruba 2009 (hierna: het ROP 2009) vastgesteld. Ingevolge het ROP 2009 rustte op het perceel de bestemming “Natuurgebied.” Ingevolge het beleid voor als zodanig aangewezen gronden, zijn daarop geen bouwwerken toegestaan. Appellanten hebben tegen het concept ROP 2009 geen zienswijzen ingediend.
1.4
Bij e-mailbericht van 31 augustus 2017 heeft de gemachtigde van appellanten aan diverse medewerkers van de Dienst Openbare Werken het volgende verzoek gedaan:
“Gelet op de grote financiële belangen wenst belanghebbende evenwel schriftelijke bevestiging van DOW te verkrijgen:
(i) dat er geen bezwaren bestaan zijdens DOW tegen de plannen van belanghebbende Vista Village N.V. om aan te vangen met de bouw van een weg en verdere infrastructuur ter uitvoering van het verkavelingsplan voor de bouwgrond van het eigendomsperceel van belanghebbende te Alto Vista; en
(ii) dat er volgens DOW geen omstandigheden zijn die aanleiding geven tot weigering van de bouwvergunningen, indien de weg wordt aangelegd en indien gebouwd wordt conform de wettelijke eisen en het bouwhoogtebeleid vastgelegd in MB MinInfra dd 16/02/06.”
1.5
Bij e-mailbericht van 26 september 2017 heeft de manager beleid van de Dienst Openbare Werken (DOW) de gemachtigde van appellanten in antwoord daarop het volgende geschreven:
“Naar aanleiding van uw onderstaande mailwisselingen en het telefonisch onderhoud met dhr. [persoon X] d.d. 25 september 2017 bericht ik u, namens dhr. [persoon X], dat er dezerzijds geen bezwaren bestaan degen de aanvang van de weg. Een en ander conform het verkavelingsplan en de door de DOW verzonden goedkeuringsbrief van 4 juni 2008 (zie bijlage). Mits conform de wettelijke bepalingen en na afronding van de weg kan de normale procedure voor de bouwaanvraag volgen.”
1.6
In 2018 is een weg op het perceel aangelegd. Voor het overige is geen uitvoering gegeven aan het verkavelingsplan.
1.7
Van 15 januari 2019 tot en met 15 februari 2019 heeft het cROP 2019 ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de daartegen door appellanten ingediende schriftelijke zienswijze, is het concept ROP 2019 in die zin aangepast, dat de grens tussen Landelijk gebied en Natuurgebied op de plankaart wordt aangepast.
1.8
Bij Landsbesluit van 17 juli 2019, no. 1, is voor het gehele grond- en territoriale watergebied van Aruba het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Aruba 2019 (hierna: het ROP 2019) vastgesteld. Ingevolge het ROP 2019 rust op het perceel de bestemming “Landelijk gebied.”
1.9
De bij brief van 28 november 2019 door appelanten tegen het cROPV ingediende zienswijze strekt tot aanpassing van de voorschriften ten aanzien van de bebouwingsdichtheid op het perceel, zodat daar geen 48 (6 woningen per hectare), maar 60 woningen gebouwd mogen worden.
1.1
Bij landbesluit, houdende algemene maatregelen, van 28 juli 2021 (AB 2021, no. 123) is voor het gehele grond- en territoriale watergebied van Aruba (voor de eerste maal) een ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften vastgesteld (hierna: het ROPV). Ingevolge artikel 3, eerste lid, is het ROPV met ingang van 1 september 2021 in werking getreden.
Wettelijk kader
2.1
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening Ruimtelijke Ontwikkeling (hierna: de Lro) stelt de minister ten behoeve van een goede ruimtelijke ontwikkeling en met het oog op de totstandkoming van een ruimtelijk ontwikkelingsplan een onderzoek in naar de bestaande toestand en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkeling van Aruba. Ingevolge artikel 4, eerste lid, bevat het ruimtelijk ontwikkelingsplan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling in Aruba, alsmede de hoofdzaken van het te voeren ruimtelijk beleid. Het ruimtelijk ontwikkelingsplan wordt door de Minister voorbereid en heeft een geldigheidsduur van tien jaar.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, ligt het concept ruimtelijk ontwikkelingsplan gedurende één maand voor eenieder ter inzage op het kantoor van de Directie.
Ingevolge het vierde lid kan eenieder tot uiterlijk één maand na afloop van de termijn
van terinzagelegging schriftelijk zijn zienswijzen indienen bij de Minister. Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt een ruimtelijk ontwikkelingsplan bij landsbesluit vastgesteld.
Ingevolge het derde lid dient het ruimtelijk ontwikkelingsplan als algemeen kader voor de ruimtelijke ontwikkelingsplannen met voorschriften.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, bevat het ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften regels met betrekking tot de bestemming, de inrichting, de bebouwing en het gebruik van de in het plan begrepen gronden.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, ligt een concept ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften gedurende één maand voor een ieder op het kantoor van de Directie ter inzage.
Ingevolge het tweede lid, is artikel 6, tweede tot en met het zesde lid, van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge het derde lid, stelt de Minister, alvorens hij over de vastlegging van het ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften in een wettelijk kader beslist, zij die tijdig zienswijzen hebben ingediend, in de gelegenheid hun zienswijzen mondeling toe te lichten, op een door de Minister te houden openbare hoorzitting, waarvan plaats en tijdstip door de Minister wordt bekendgemaakt.
Ingevolge het vierde lid wordt de in het derde lid bedoelde openbare hoorzitting niet later gehouden dan een maand nadat de termijn voor indiening van zienswijzen is verstreken.
Ingevolge het vijfde lid beslist de Minister binnen zes maanden na de in het derde lid
bedoelde hoorzitting op de ingediende zienswijzen. De Minister geeft van de genomen beslissing schriftelijk kennis aan hen die bij hem zienswijzen hebben ingediend. De beslissing wordt met redenen omkleed.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, wordt een ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
2.2
Ingevolge het ROPV rust op het perceel de bestemming “Landelijk gebied.”
Ingevolge artikel 18.1 is binnen het gebied met de bestemming 'Landelijk gebied' onder meer toegestaan de functie wonen in woningen en woonappartementen.
Ingevolge artikel 18.2.1, aanhef en onder e, geldt voor het bouwen van woningen en woonappartementencomplexen het voorschrift dat het aantal woningen en woonappartementen maximaal 6 woningen per perceel per hectare mag bedragen.
Beoordeling
3.1
Ambtshalve overweegt het gerecht als volgt.
3.2
Het beroep van appellanten strekt tot vernietiging van de beslissing van 5 november 2021, omdat verweerder daarbij volgens hen ten onrechte heeft vastgehouden aan het in de brief van 24 april 2020 ingenomen standpunt. Volgens appellanten heeft verweerder bij die brief in strijd met diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het vertrouwens- en het gelijkheidsbeginsel, in de door appellanten ingediende zienswijze geen aanleiding gezien om de maximaal toegestane bebouwingsdichtheid voor het perceel in het cROPV aan te passen. Appellanten verzoeken het gerecht voorts om zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats komt van de te vernietigen beslissing van 5 november 2021.
3.3
Omdat de vraag of sprake is van een beschikking een ambtshalve te beoordelen aspect betreft, brengt het in de uitspraak van het gerecht van 24 mei 2021 daaromtrent gegeven oordeel, ondanks dat tegen die uitspraak geen hoger beroep is ingesteld, niet mee dat het gerecht in deze procedure aan dat oordeel gehouden is. Anders dan in zijn uitspraak van 24 mei 2021, is het gerecht thans van oordeel dat de brief van verweerder van 24 april 2020 geen beschikking in de zin van de Lar behelst. Deze brief, waarin aan appellanten te kennen wordt gegeven dat hun zienswijze geen aanleiding heeft gegeven tot aanpassing van het cROPV, is immers niet op enig rechtsgevolg gericht, overigens evenmin als de beslissing van 5 november 2021, die dezelfde strekking heeft (vergelijk ook de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 28 mei 2021, ECLI:NL:OGHACMB:2012:BW8355). Ook overigens zijn aan de beantwoording van een zienswijze, ingeval niet dan wel niet volledig aan de indiener daarvan tegemoet wordt gekomen, geen gevolgen verbonden. Weliswaar is in de memorie van toelichting bij de Lro vermeld dat ingeval van bezwaar tegen een reactie op zienswijzen de desbetreffende onderdelen van een ROPV worden aangehouden, maar in een regeling ter zake voorziet de Lro niet.
3.4
Voorts is het ROPV voor het gehele grond- en territoriale watergebied van Aruba, waaronder ook het perceel, op 28 juli 2021 vastgesteld en met ingang van 1 september 2021 in werking getreden, derhalve nog voor de beslissing van 5 november 2021. Zoals hiervoor is overwogen, rust ingevolge het ROPV op het perceel de bestemming “Landelijk Gebied” en geldt ingevolge artikel 18.2.1, aanhef en onder e, van de ROPV voor het bouwen van woningen en woonappartementencomplexen op het perceel het voorschrift dat het aantal woningen en woonappartementen maximaal 6 woningen per perceel per hectare mag bedragen.
3.5
Onder al deze omstandigheden kan, anders dan appellanten betogen, het in deze zaak tegen de beslissing van 5 november 2021 ingestelde beroep niet leiden tot hetgeen zij daarmee beogen, te weten aanpassing van het ROPV ten aanzien van de maximale bebouwingsdichtheid voor het perceel.
3.6
Overigens kunnen op grond van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder b, van de Lro, de voorschriften van het ruimtelijk ontwikkelingsplan bepalen, dat met inachtneming van in die voorschriften te stellen regels de minister de bestemmingen of het gebruik binnen bepaalde grenzen kan wijzigen. Artikel 7.6 onder a van het ROPV, voor zover thans van belang, bevat de bevoegdheid voor de minister de bestemmingen en de voorschriften van het ROPV te wijzigen en bouwvoorschriften te stellen ten aanzien van het aantal te realiseren woningen en woonappartementen. Op grond van artikel 7.6 onder b, kan deze wijziging alleen plaatsvinden in het kader van een evenwichtige ontwikkeling van de woningbouwvoorraad en de volkshuisvesting van Aruba.
3.7
Appellanten hebben bij hun nadere reactie aangevoerd dat het ROPV onverbindend is dan wel buiten toepassing dient te worden gelaten, wegens strijd met hogere regelgeving, de Lro, en diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.
3.8
Het gerecht overweegt ter zake nog als volgt, daarbij daargelaten dat het beroep is gericht tegen de beslissing van 5 november 2021 en niet tegen het ROPV.
Het is niet mogelijk om op grond van de Lar tegen het ROPV beroep in te stellen, omdat het ROPV geen beschikking is in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Lar. Het ROPV bevat in de bestemmingsvoorschriften bepalingen die naar aard en inhoud van algemene strekking zijn. Voorts kan de bestuursrechter bij de beoordeling van een beroep op grond van de Lar slechts beslissen tot onbevoegdverklaring van de bestuursrechter, of tot nietontvankelijkverklaring, ongegrondverklaring dan wel gegrondverklaring van het beroep, waarbij na de laatste beslissing gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beschikking dient te volgen. Wel kan, bij wege van exceptieve toetsing, in beroep bij de bestuursrechter tegen bijvoorbeeld een beslissing op een bouwaanvraag, de rechtmatigheid van het ROPV aan de orde worden gesteld. Het is in dat kader dat onderzocht kan worden of een voorschrift uit het ROPV wegens strijd met hogere regelgeving of algemene beginselen van behoorlijk bestuur ten aanzien van die specifieke bouwaanvraag buiten toepassing had moeten worden gelaten, dan wel onverbindend is, en in zoverre al dan niet terecht aan de beslissing op de desbetreffende aanvraag ten grondslag is gelegd.
3.9
Dit alles leidt tot de slotsom dat het beroep niet-ontvankelijk is, wegens het ontbreken van belang daarbij.
3.1
Voor een proceskostenveroordeling biedt de Lar geen grondslag.
3.11
Het gerecht ziet aanleiding te gelasten dat het griffierecht aan appellanten wordt terugbetaald.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • gelast dat het door appellanten gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hen wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.