ECLI:NL:OGEAA:2022:42

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
AUA201902164
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van gemeenschapsgoederen in een civiele procedure tussen echtgenoten

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, ging het om de verdeling van gemeenschapsgoederen tussen twee partijen, [eiseres] en [gedaagde], die in een civiele procedure verwikkeld waren. De procedure begon met een tussenvonnis op 29 december 2021, waarna een comparitie van partijen plaatsvond op 28 januari 2022. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij [eiseres] gebruik maakte van aanvullende producties. Het vonnis werd uiteindelijk uitgesproken op 16 maart 2022.

De rechter heeft vastgesteld dat de hypothecaire restschuld van partijen op peildatum 1 (8 juni 2015) Afl. 399.543,71 bedroeg. [Eiseres] heeft tot de comparitie op 28 januari 2022 Afl. 129.044,83 afgelost, terwijl [gedaagde] niets heeft afgelost. De actuele vrije marktwaarde van het onroerend goed werd vastgesteld op Afl. 750.000,--. Gezien de financiële situatie van beide partijen, werd besloten dat het onroerend goed verkocht moest worden om de netto verkoopopbrengst gelijkelijk te verdelen.

Daarnaast zijn er verschillende financiële verplichtingen vastgesteld, waaronder vergoedingen voor het gebruik van het onroerend goed en de verdeling van belastingrestituties en pensioenaanspraken. Het Gerecht heeft ook de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van de verdeling van gemeenschapsgoederen en de financiële verplichtingen die voortvloeien uit een huwelijk.

Uitspraak

Vonnis van 16 maart 2022
Behorend bij A.R. no. AUA201902164
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[naam eiseres],
te Aruba,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 29 december 2021 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 28 januari 2022. Partijen zijn ter zitting verschenen samen met hun respectieve gemachtigde. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, [eiseres] mede aan de hand van toegelaten nadere producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

in conventie en in reconventie

2.1
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de door [eiseres] ter zitting opgeworpen “
grieven”, doch volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
2.2
Ter zitting is het volgende niet in geschil gebleken tussen partijen:
-de hypothecaire restschuld van partijen per peildatum 1 (8 juni 2015 dus) bedroeg Afl. 399.543,71;
-vanaf peildatum 1 heeft [eiseres] tot de comparitie op 28 januari 2022 Afl. 129.044,83 afgelost van die schuld, terwijl [gedaagde] vanaf die datum niets heeft afgelost,
-de hypothecaire restschuld ten tijde van de comparitie op 28 januari 2022 bedroeg Afl. 431.693,14;
-de actuele vrije marktwaarde van het onroerend goed bedraagt Afl. 750.000,--.
2.3.1 [
eiseres] heeft ter zitting verklaard dat zij niet in staat is om in geval van toebedeling aan haar van het onroerend goed de helft van voormelde vrije marktwaarde ten titel van overbedeling te betalen aan [gedaagde], terwijl [gedaagde] het onroerend goed niet toebedeeld wenst te krijgen. Dit één en ander brengt met zich dat het onroerend goed moet worden verkocht teneinde de netto verkoopopbrengst daarvan na aftrek van de hypothecaire restschuld bij helfte te verdelen tussen partijen.
2.3.2
Tussen partijen is ter zitting afgesproken dat het onroerend goed in de onderhandse verkoop zal worden gezet bij makelaar Keller Weller ([naam makelaar]) tegen een aanvankelijk bodemprijs van Afl. 675.000,-- voor welke prijs de woning verkocht moet worden als die prijs of meer dan dat wordt geboden door een derde. Nu partijen daarover geen overeenstemming konden bereiken, stelt het Gerecht de periode waarin het onroerend goed onderhands te koop wordt aangeboden bij voornoemde makelaar op 15 maanden, na ommekomst waarvan ieder der partijen bevoegd is het onroerend goed zonder toestemming van de ander te doen verkopen in het openbaar (ter veiling) met als inzetprijs de executiewaarde ad Afl. 600.000,--. Dit laat onverlet dat partijen na ommekomst van voormelde periode het onroerend goed nog steeds onderhands kunnen verkopen met inachtneming van voormelde bodemprijs. Ter zake van die bodemprijs wordt nog overwogen dat die per 15 augustus 2022 wordt vastgesteld op Afl. 650.000,--, per 15 januari 2023 op Afl. 625.000 en per 15 juni 2023 op Afl. 615.000,--.
2.4.1
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.11 van het tussenvonnis wordt ter zake van de vergoeding voor het uitsluitend gebruik van het onroerend goed door aanvankelijk [gedaagde] (van 8 juni 2015 tot maart 2019, ofwel 44 maanden) en daarna [eiseres] (vanaf 25 maart 2019 tot heden, ofwel 36 maanden) het volgende verder overwogen. Na verrekening is [gedaagde] per de datum van uitspraak van dit vonnis (44 minus 36 =) 8 maanden vergoeding verschuldigd aan [eiseres]. [gedaagde] zal daartoe worden veroordeeld, met inachtneming van de hierna onder 2.4.3 vast te stellen gebruiksvergoeding.
2.4.2 [
eiseres] is op haar beurt voor iedere na de uitspraak van dit vonnis verschenen maand een vergoeding verschuldigd aan [gedaagde] zolang zij, anders dan hem, gebruik maakt van het onroerend goed. [eiseres] zal daartoe worden veroordeeld met inachtneming van de hierna onder 2.4.3 vast te stellen gebruiksvergoeding.
2.4.3
De maandelijkse gebruiksvergoeding stelt het Gerecht vast als volgt: 5% van de helft van (de actuele vrije marktwaarde van de woning minus de actuele hypothecaire schuld) : 12), ofwel 5% van de helft van ((750.000,-- minus 431.693,14) : 2) : 12), ofwel 5% van de helft van ((318.306,86 : 2) : 12 ofwel 5% van (159.153,43 : 12 =) 5% van Afl. 13.262,79 = Afl. 663,14.
2.5
Vast staat dat [eiseres] vanaf peildatum 1 tot 28 januari 2022 Afl. 129.044,83 heeft afgelost van de hypothecaire schuld van partijen. Dat brengt met zich dat [gedaagde] de helft van dat bedrag ad Afl. 64.522,42 verschuldigd is aan [eiseres], te vermeerderen met de helft van al hetgeen [eiseres] vanaf 28 januari 2022 heeft afgelost van die schuld en te verminderen met de helft van hetgeen [gedaagde] na 28 januari 2022 heeft afgelost van die schuld. [gedaagde] zal hiertoe worden veroordeeld.
2.6
Geheel in overeenstemming met het tussenvonnis heeft [gedaagde] de kosten ad
Afl. 350,-- van deskundige, die de onder meer de actuele vrije marktwaarde van het onroerend goed heeft vastgesteld, voorgeschoten. [eiseres] zal ten titel van verrekening worden veroordeeld om de helft van dat bedrag te betalen aan [gedaagde]. De omstandigheid dat [eiseres] er eigenmachtig voor heeft gekozen om ook Afl. 350,-- te betalen aan de deskundige komt en blijft geheel voor haar rekening en risico.
2.7
Al het vorenstaande in verbinding met het tussenvonnis leidt tot de navolgende uitspraak, met dien verstande dat de aard van de conventionele en de reconventionele procedures met zich brengt dat de kosten van die procedures telkens worden gecompenseerd tussen partijen als na te melden.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in conventie en in reconventie
3.1
de in het tussenvonnis onder 2.6 en 2.7 vermelde belastingrestituties in totaal ad Afl. 20.650,-- worden toebedeeld aan [eiseres], en veroordeelt [eiseres] ten titel van overbedeling om de helft van dat bedrag, te weten Afl. 10.325,--, te betalen aan [gedaagde];
3.2
bepaalt dat mogelijke verdere belastingrestituties die zien op de huwelijkse periode van partijen gelijkelijk moeten worden verdeeld tussen partijen. De partij aan wie zo’n restitutie wordt uitbetaald, dient onmiddellijk de helft daarvan te voldoen aan de ander;
3.3
bepaalt dat mogelijke belastingaanslagen die zien op de huwelijkse periode van partijen door partijen ieder voor de helft moeten worden gedragen. De partij die zo’n aanslag geheel betaalt, dient van de ander per onmiddellijk de helft daarvan betaald te krijgen;
3.4
de door [eiseres] tot juni 2015 opgebouwde aanvullende pensioenaanspraken worden toebedeeld aan haar, met dien verstande dat [eiseres] uit hoofde van overbedeling vanaf het bereiken van haar pensioengerechtigde leeftijd telkens de helft van de aan haar uitgekeerde pensioengelden dient te betalen aan [gedaagde];
3.5
het wettelijke ouderdomspensioen van [eiseres] wordt toebedeeld aan haar, terwijl [eiseres] uit dien hoofde niets verschuldigd is aan [gedaagde];
3.6
de door [gedaagde] tot 8 juni 2015 opgebouwde aanvullende pensioenaanspraken worden aan hem toebedeeld, met dien verstande dat [gedaagde] uit hoofde van overbedeling vanaf het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd telkens de helft van de aan hem uitgekeerde pensioengelden dient te betalen aan [eiseres];
3.7
het wettelijke ouderdomspensioen van [gedaagde] wordt toebedeeld aan hem, terwijl [gedaagde] uit dien hoofde niets verschuldigd is aan [eiseres];
3.8
bepaalt dat het onroerend goed moet worden verkocht aan een derde, teneinde de netto verkoopopbrengst daarvan na aftrek van de dan actuele hypothecaire restschuld gelijkelijk te verdelen tussen partijen;
3.9
bepaalt verder dat het onroerend goed in de onderhandse verkoop zal worden gezet bij makelaar Keller Weller ([naam makelaar]) tegen een aanvankelijke bodemprijs van Afl. 675.000,-- voor welke prijs de woning verkocht moet worden als die prijs of meer dan dat wordt geboden door een derde, met dien verstande dat voormelde bodemprijs per 15 augustus 2022 wordt vastgesteld op Afl. 650.000,--, per 15 januari 2023 op Afl. 625.000 en per 15 juni 2023 op Afl. 615.000,--;
3.1
bepaalt voorts de periode waarin het onroerend goed onderhands te koop wordt aangeboden bij voornoemde makelaar op 15 maanden gerekend vanaf de datum van uitspraak van dit vonnis, na ommekomst waarvan ieder der partijen bevoegd is het onroerend goed zonder toestemming van de ander te doen verkopen in het openbaar (ter veiling dus) met als inzetprijs de executiewaarde ad Afl. 600.000,--;
3.11
veroordeelt [gedaagde] - na verrekening van hetgeen [eiseres] dienaangaande aan hem verschuldigd is - om ten titel van 8 maanden vergoeding voor het gebruik van het onroerend goed te betalen aan [eiseres] (8 x 663,14 =) Afl. 5.305,12;
3.12
veroordeelt [eiseres] om voor iedere na maart 2022 verschenen maand dat zij, anders dan [gedaagde], gebruik maakt van het onroerend goed Afl. 663,14 te betalen aan [gedaagde] ten titel van vergoeding voor dat gebruik;
3.13
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen Afl. 64.522,42 (zijnde de helft van hetgeen [eiseres] vanaf peildatum tot 28 januari 2022 heeft afgelost van de hypothecaire schuld van partijen), te vermeerderen met de helft van al hetgeen [eiseres] vanaf 28 januari 2022 heeft afgelost van die schuld en te verminderen met de helft van hetgeen [gedaagde] na 28 januari 2022 heeft afgelost van die schuld;
3.14
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen Afl. 175,-- als zijnde de helft van door [gedaagde] voorgeschoten kosten van de deskundige;
3.15
compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.