ECLI:NL:OGEAA:2022:440

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
AUA202201278
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om toekenning van een vergoeding en opleggen van een dwangsom op basis van de Landsverordening administratieve rechtspraak

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap WINDPARK URIRAMA N.V. een verzoek ingediend op grond van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tegen de Minister van Economische Zaken, Communicatie en Duurzame Ontwikkeling. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van het gerecht van 10 januari 2022, waarin werd bepaald dat de minister binnen drie maanden een beslissing moest nemen op een bezwaar van verzoekster tegen het uitblijven van een beschikking op een verzoek om openbaarmaking. Verzoekster stelde dat de minister niet tijdig had beslist op haar bezwaar, en vroeg het gerecht om een dwangsom op te leggen voor elke dag dat de minister in gebreke bleef.

Tijdens de zitting op 2 november 2022 werd de zaak behandeld, waarbij zowel verzoekster als verweerder vertegenwoordigd waren door hun advocaten. Het gerecht overwoog dat de minister niet had voldaan aan de eerdere uitspraak en dat de beslissing van de minister van Algemene Zaken niet als een geldige beslissing kon worden aangemerkt. Het gerecht besloot dat de minister alsnog binnen drie maanden een beslissing moest nemen op het bezwaar van verzoekster, met een dwangsom van Afl. 500,- per dag voor elke dag dat hij in gebreke bleef, tot een maximum van Afl. 25.000,-.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 14 december 2022, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 14 december 2022
Lar nr. AUA202201278

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

de naamloze vennootschap WINDPARK URIRAMA N.V.,

gevestigd te Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. ir. T.L.H. Peeters,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN FINANCIEN, ECONOMISCHE ZAKEN EN CULTUUR, THANS DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, COMMUNICATIE EN DUURZAME ONTWIKKELING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaat mr. J.P. Sjiem Fat.

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 10 januari 2022 (Lar nr. AUA202102827) heeft het gerecht onder meer de fictief afwijzende beslissing op een op 17 juni 2021 gemaakt bezwaar tegen het uitblijven van een beschikking op een verzoek om openbaarmaking krachtens de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) vernietigd en bepaald dat verweerder binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een beslissing dient te nemen op het bezwaar.
Op 3 mei 2022 heeft verzoekster dit verzoek op grond van artikel 53 van de Lar ingediend.
Op 1 november 2022 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 2 november 2022, waar verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door
mrs. G. Sjiem Fat en J.J. Tromp, occuperende voor mr. J.P. Sjiem Fat, zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
2. Het verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van de Lar te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 10 januari 2022.
3. Niet is gebleken dat verweerder op het bezwaar van verzoekster heeft beslist. De zijdens verweerder overgelegde beslissing van de minister van Algemene Zaken van 22 juni 2022 wordt niet als een zodanige beslissing aangemerkt. Deze beslissing is niet gegeven door verweerder en gesteld noch gebleken is dat deze beslissing moet worden aangemerkt te zijn gegeven namens verweerder. Bovendien heeft verzoekster ter zitting te kennen gegeven dat zij ook bij de minister van Algemene Zaken op 18 mei 2021 een Lob-verzoek heeft gedaan. Dit verzoek is door de minister van Algemene Zaken bij beslissing van 8 september 2021 afgewezen, waartegen verzoekster op 27 september 2021 bezwaar heeft gemaakt. De beslissing van de minister van Algemene Zaken is op dat bezwaar gegeven, aldus verzoekster onweersproken. Aangenomen dient dan ook te worden dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van het gerecht van 10 januari 2022. Het gerecht ziet hierin aanleiding om verweerder op te dragen om alsnog een beslissing op het bezwaar van verzoeker te nemen binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak, thans onder het opleggen van een dwangsom.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak alsnog een beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekster van 17 juni 2021;
- bepaalt dat verweerder een dwangsom aan verzoekster verbeurt van Afl. 500,- voor elke dag dat hij in gebreke blijft om na bovengenoemde termijn van drie maanden een beslissing op bezwaar te nemen, met een maximum van Afl. 25.000,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.