ECLI:NL:OGEAA:2022:443
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vaststelling van een geldleningsovereenkomst tussen partijen
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.I.N. Fräser, een vordering ingesteld tegen gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met betrekking tot de vaststelling van een geldleningsovereenkomst. Eiser stelt dat hij een bedrag van Afl. 141.000,- heeft geleend aan gedaagde 1, maar het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft geoordeeld dat eiser niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd. Tijdens de procedure heeft eiser verklaard dat hij het geld heeft geleend omdat gedaagde 1 en zijn echtgenote in financiële problemen verkeerden. Gedaagde 1 heeft echter betwist dat er een overeenkomst van geldlening is gesloten en heeft verklaard dat de afspraken betrekking hadden op een investering in hun bedrijf.
Het Gerecht heeft in een tussenvonnis eiser de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van zijn stelling. Eiser heeft verschillende producties overgelegd, waaronder getuigenverklaringen en e-mailcorrespondentie. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van beide partijen niet voldoende bewijs opleveren voor het bestaan van een geldleningsovereenkomst. De verklaringen zijn tegenstrijdig en er is onvoldoende aanvullend bewijs geleverd om de stelling van eiser te onderbouwen.
Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat er een geldleningsovereenkomst bestaat, waardoor de vordering is afgewezen. Eiser is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden zijn begroot op nihil. Dit vonnis is uitgesproken op 14 september 2022 door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.