ECLI:NL:OGEAA:2022:47
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen betalingsbevel in civiele procedure tussen een natuurlijke persoon en een bank
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de opposant, een natuurlijke persoon, verzet aangetekend tegen een eerder uitgesproken betalingsbevel in een verstekprocedure. De zaak betreft een vordering van de naamloze vennootschap Caribbean Mercantile Bank N.V. (CMB) tegen de opposant, die in persoon procedeerde. De procedure is gestart met een betalingsbevel dat CMB had gevorderd, waarin de opposant werd bevolen een bedrag van Afl. 5.912,31 te betalen, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente. De opposant erkende de hoofdsom verschuldigd te zijn, maar stelde dat hij niet op de hoogte was van de verstekprocedure en dat hij, indien hij dat wel had geweten, een betalingsregeling had kunnen treffen om bijkomende kosten te vermijden.
Tijdens de comparitie van partijen op 1 februari 2022 heeft de opposant zijn verweer toegelicht en aangegeven dat hij in betalingsproblemen was geraakt door persoonlijke omstandigheden. CMB heeft haar eis gewijzigd en vorderde nu ook de proceskosten. Het Gerecht heeft de wijziging van eis van CMB gedeeltelijk afgewezen, omdat dit in strijd was met de goede procesorde. Het Gerecht heeft uiteindelijk geoordeeld dat de gevorderde hoofdsom toewijsbaar was, evenals de buitengerechtelijke incassokosten tot een bepaald bedrag en het griffierecht. Het Gerecht heeft het verzet gegrond verklaard, het eerdere betalingsbevel vernietigd en de opposant veroordeeld tot betaling van het oorspronkelijke bedrag aan CMB, vermeerderd met de toegewezen kosten.
De uitspraak is gedaan op 16 maart 2022 door mr. M.E.B. de Haseth, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het Gerecht heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.