ECLI:NL:OGEAA:2022:474

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
A.R. AUA202103000
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van eiseres in vordering tot inzage en getuigenverhoor in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 7 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de naamloze vennootschap DOS PLAYA INVESTMENTS & REAL ESTATE N.V. (eiseres) en de publiekrechtelijke rechtspersoon Land Aruba (gedaagde). Eiseres vorderde onder andere inzage in haar dossier bij de directie Infrastructuur en Planning (DIP) en de mogelijkheid om getuigen te horen. De vordering was gebaseerd op eerdere aanvragen voor vergunningen die door de minister waren afgewezen.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar vordering tot inzage, omdat er een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij een andere rechter openstaat. Dit is in lijn met de vaste rechtspraak dat de burgerlijke rechter geen taak heeft in geschillen waarvoor de wet een andere rechtsgang heeft voorgeschreven. Eiseres had de directeur van de DIP gedagvaard, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat het Land Aruba als formele procespartij moet worden aangemerkt.

Daarnaast zijn de vorderingen tot het horen van getuigen en andere verzoeken afgewezen als te vaag en onbepaald. Eiseres is in de proceskosten veroordeeld, die op nihil zijn begroot omdat het Land zich heeft laten vertegenwoordigen door een ambtenaar. Het vonnis benadrukt de noodzaak van het volgen van de juiste bestuursrechtelijke procedures voor het verkrijgen van informatie.

Uitspraak

Vonnis van 7 september 2022
Behorend bij A.R. AUA202103000
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
DOS PLAYA INVESTMENTS & REAL ESTATE N.V.,
te Aruba,
hierna te noemen: eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Land Aruba,
te Aruba,
hierna te noemen: gedaagde,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de mondelinge behandeling van 14 juni 2022, waar partijen vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde zijn verschenen.
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiseres heeft een perceel grond te Fontein in eigendom. Eiseres wenst op dit perceel een eco-resort te vestigen en te drijven. In dit verband heeft zij in 2007 aanvragen ingediend om verlening van een zogenoemde vestigings- en een directeursvergunning. Deze aanvragen zijn in 2008 door de desbetreffende minister afgewezen.
3.DE VORDERING EN HET VERWEER
3.1
Eiseres vordert het Gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. gedaagde te bevelen inzage te verstrekken aan eiseres in haar dossier;
b. eiseres toe te laten tot het horen van getuigen;
c. indien de vordering onder b. wordt toegewezen: een dag en tijd te bepalen waarop eiseres de lijst van getuigen met gegevens kunt indienen;
d. gedaagde te veroordelen tot betaling van een dwangsom voor het geval dat gedaagde niet aan dit vonnis voldoet.
3.2
Aan de vordering legt eiseres ten grondslag dat zij inzage wenst te krijgen in het dossier bij de directie Infrastructuur en Planning (hierna: DIP) met betrekking de aanvragen die hebben geleid tot voormelde afwijzingen, maar dat dat haar steeds wordt geweigerd.
3.3
Het Land heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Hoewel eiseres de directeur van de DIP heeft gedagvaard, is het Land er kennelijk van uitgegaan dat de dagvaarding (mede) voor hem was bestemd en heeft hij ook inhoudelijk verweer gevoerd. Gelet op die omstandigheden en het feit dat de directeur van de DIP geen rechtspersoon is, zal het Gerecht ervan uitgaan dat het Land in plaats van de directeur DIP als formele procespartij moet worden aangemerkt.
4.2
Het Land heeft het verweer gevoerd dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar vordering onder a., omdat hiervoor een bijzondere rechtsgang bij een andere rechter openstaat of heeft opengestaan. Dit verweer slaagt. Daartoe overweegt het Gerecht als volgt.
4.3
Volgens vaste rechtspraak is voor de burgerlijke rechter in beginsel geen taak weggelegd in geschillen, waarvoor de wet een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang heeft opengesteld. Dat brengt met zich dat de burgerlijke rechter de eiser nietontvankelijk moet verklaren in zijn vordering, indien een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij een andere rechter openstaat of heeft opengestaan, waarin over die vordering en de daaraan ten grondslag liggende verwijten kan of kon worden beslist.
4.4
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (hierna: de Lob) kan een ieder de Minister schriftelijk verzoeken om informatie, neergelegd in documenten. Ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Lob, beslist de Minister zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie weken na de ontvangst van het verzoek op grond van artikel 2, eerste lid, van de Lob. Aangezien de directeur DIP een bestuursorgaan is, kan op grond van artikel 9, tweede lid, gelezen in verbinding met het eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), tegen het uitblijven van een beslissing op een verzoek op grond van artikel 2, eerste lid, van de Lob binnen de bij artikel 3, tweede lid, van de Lob gestelde termijn, bezwaar worden gemaakt, en zo nodig vervolgens beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld. Tegen afwijzende beslissingen op verzoeken op grond van artikel 2, eerste lid, van de Lob staat eveneens bezwaar en zo nodig beroep open bij de bestuursrechter. Nu aldus voor klachten over de (niet-)afhandeling van verzoeken op grond van artikel 2, eerste lid, van de Lob een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij de bestuursrechter openstaat, is geen plaats voor de burgerlijke rechter om over dergelijke klachten een beslissing te nemen. Dat eiseres stelt dat hij belang heeft bij het verkrijgen van de gevraagde informatie omdat de schade blijft oplopen, brengt daarin geen verandering, aangezien ook de bestuursrechtelijke rechtsgang voorziet in de mogelijkheid om een spoedeisende voorziening bij de voorzieningenrechter te vragen (artikel 54 van de Lar).
4.5
Een en ander leidt tot de conclusie dat eiseres niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering onder a.
4.6
De vordering onder b. zal worden afgewezen als te vaag en onbepaald. Voor zover eiseres aldus heeft beoogd om het Gerecht te verzoeken om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, voldoet dit verzoek niet aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten, zodat het reeds om deze reden niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het voorgaande brengt met zich dat ook de vorderingen onder c. en d. worden afgewezen.
4.7
Als de in het ongelijk te stellen partij zal eiseres in de proceskosten van het Land worden veroordeeld. Nu het Land zich heeft doen vertegenwoordigen door een ambtenaar in zijn dienst, zullen de kosten op nihil worden begroot.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
verklaart eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering onder a.;
5.2
wijst af de vorderingen onder b., c. en d.;
5.3
veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure, gemaakt door het Land, tot op heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.