ECLI:NL:OGEAA:2022:483

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
AUA202103797
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldleningsovereenkomsten en zorgplicht van kredietverstrekkers in Aruba

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. (hierna: Island Finance) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering betreft een geldleningsovereenkomst die op 29 oktober 2019 is aangegaan, waarbij de gedaagde een bedrag van Afl. 16.195,83 ter leen heeft ontvangen en zich heeft verplicht om dit bedrag in 60 maandelijkse termijnen terug te betalen. Gedurende de looptijd van de lening heeft de gedaagde verschillende betalingen verricht, maar is in gebreke gebleven met de terugbetaling van de volledige hoofdsom en de rente. Island Finance heeft daarop conservatoir beslag gelegd op de gedaagde en heeft de rechter verzocht om een veroordeling tot betaling van de openstaande schuld, vermeerderd met rente en kosten.

De gedaagde heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat zij niet volledig op de hoogte was van de gevolgen van de lening en de hoge rente die aan de herfinanciering was verbonden. Tijdens de comparitie is naar voren gekomen dat de gedaagde zich niet bewust was van de financiële gevolgen van de leningsovereenkomsten en dat zij in een kwetsbare financiële positie verkeert. Het Gerecht heeft de zorgplicht van Island Finance onderzocht, waarbij het van belang is dat kredietverstrekkers verantwoordelijk zijn voor het voorkomen van overkreditering en dat zij de consument moeten informeren over de gevolgen van de kredietovereenkomsten.

Het Gerecht heeft besloten dat er behoefte is aan nadere inlichtingen van beide partijen en heeft een comparitie bevolen om de situatie verder te verhelderen. De vragen die aan de orde komen zijn onder andere de zorgplicht van Island Finance, de redelijkheid van de rente en de mogelijkheid om het geschil op een andere manier op te lossen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de partijen zijn opgeroepen om in persoon te verschijnen voor het geven van inlichtingen.

Uitspraak

Vonnis van 16 november 2022
Behorend bij AUA202103797
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: Island Finance,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[gedaagde]
te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de conclusie van antwoord, mondeling genomen;
- de rolbeschikking van 4 mei 2022;
- de mondelinge behandeling van 5 juli 2022, waarbij zijn verschenen Island Finance, vertegenwoordigd door de advocaat mr. E.H.J. Martis, en [gedaagde] in persoon.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
In een akte “overeenkomst van verbruikleen” van 29 oktober 2019 staat dat Island Finance en [gedaagde] een overeenkomst van verbruikleen zijn aangegaan, waarbij zij zijn overeengekomen dat [gedaagde] een bedrag van Afl. 16.195,83 ter leen van Island Finance ontvangt en zij zich verbindt om een bedrag van Afl. 30.750,60 in 60 maandelijkse termijnen van Afl. 512,51 aan Island Finance terug te betalen.
De akte is door [gedaagde] en Island Finance ondertekend.
2.2
In een akte “Loan Voucher” van dezelfde datum staat onder meer het volgende:
1. Principle Amount of Loan 16.195,83
2. ACH disbursements to: 0.00 (…)
3. Total ACH (subtract from line 1) 0.00
4. Total Cash 16.195,83
5. Net Payoff Balance Due on Current Account 14.888,94
6. Credit Life Insurance Premium 1.306,89
7. Credit Accident and Health Insurance Premium 0.00
(…)
9. Total Paid to Cashier – Lines 5, 6,7 and 8 (Subtract from Line 1) 16.195,83
10. Amount Disbursed to Customer 0.00
De akte is door [gedaagde] en Island Finance ondertekend.
2.3
Gedurende de periode van 29 november 2019 tot en met 7 april 2020 heeft [gedaagde] maandelijks een betaling van Afl. 500,- aan Island Finance gedaan. Gedurende de periode van 22 april 2020 tot en met 13 oktober 2021 heeft [gedaagde] maandelijks een betaling van Afl. 250,- gedaan.
2.4
Bij brief van 3 november 2021 heeft Brown advocaten [gedaagde] te kennen gegeven dat aan haar ter incasso ter hand is gesteld de vordering van Island Finance op [gedaagde] van Afl. 15.169,49, vermeerderd met 27% rente per jaar sedert 30 juni 2021, vermeerderd met 5% boeterente over de onbetaald gebleven termijnen en vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten ter zake aan haar in verbruikleen gegeven gelden. Daarbij is [gedaagde] verzocht om het bedrag binnen zeven dagen te betalen, dan wel langs te komen op het kantoor van Brown advocaten om een betalingsregeling te treffen, bij gebreke waarvan Island Finance tot gerechtelijke invordering zal overgaan.
2.5
Op 18 november 2021 heeft Island Finance het Gerecht verzocht om haar verlof te verlenen om onder Mack’s Total Quality Services N.V. conservatoir derdenbeslag te doen leggen ten laste van [gedaagde]. Dat verlof is bij beschikking van 23 november 2021 verleend, waarna Island Finance op 2 december 2021 onder Mack’s Total Quality Services N.V. conservatoir derdenbeslag heeft doen leggen ten laste van [gedaagde].

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
Island Finance vordert – uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] te veroordelen te betalen de som van Afl. 15.169,49, vermeerderd met de gematigde rente van 27% per jaar vanaf 30 juni 2021 waarbij na iedere betaling na 30 juni 2021 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom en tot een maximum van Afl. 7.887,84 en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening, vermeerderd met de overeengekomen boeterente van 5% over de niet betaalde termijnen dan wel over het niet betaalde deel daarvan indien een vervallen termijn of een gedeelte daarvan niet wordt betaald binnen 15 dagen na de vervaldatum van die afzonderlijke termijn ad. Afl. 1.186,90 en vermeerderd met de overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten naar rato van 1½ punt van het liquidatietarief in eerste aanleg ad. Afl. 1.500,- en [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, de kosten van beslag daaronder begrepen.
3.2
Aan deze vordering legt Island Finance ten grondslag dat dat zij aan [gedaagde] gelden in verbruikleen heeft verstrekt, dat [gedaagde] te kort geschoten is in de nakoming van haar terugbetalingsverplichtingen en dat zij in verband daarmee kosten heeft gemaakt.
3.3 [
gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering. In dit verband heeft [gedaagde] onder meer aangevoerd dat zij Afl. 12.000,- van Island Finance heeft geleend en ontvangen. Voor de covidpandemie betaalde zij Afl. 500,- per maand. Omdat zij tussen Afl. 1.800,- en Afl. 2.000,- per maand verdient, en alleen woont met haar kind, houdt zij vrijwel niets aan inkomen over, aldus [gedaagde].

4.DE BEOORDELING

4.1
De stellingen van partijen en de daaraan ten grondslag liggende feiten, zijn eerst ter comparitie nader uitgekristalliseerd. In de navolgende overwegingen is vermeld wat partijen ter zitting ten aanzien van de door hen ingenomen stellingen te kennen hebben gegeven, over (1) het aangaan van de geldleningsovereenkomsten (2) de herfinancieringsovereenkomst en (3) de aanloop naar deze procedure.
Aangaan van de geldleningsovereenkomsten
4.2
Ter comparitie heeft [gedaagde] ten aanzien van de door haar geleende hoofdsom, het volgende te kennen gegeven. Omstreeks het jaar 2018 heeft zij voor het eerst een lening afgesloten bij Island Finance voor een bedrag van Afl. 5.000,-. Destijds werkte zij bij La Linda. Enige maanden later, werd zij door Island Finance benaderd met de vraag of zij nog Afl. 5.000,- wilde lenen. Daarop heeft [gedaagde] bevestigend geantwoord. Nog enkele maanden later werd [gedaagde] door Island Finance benaderd met de vraag of zij nog eens Afl. 2.750,- wilde lenen. Ook daarop heeft [gedaagde] bevestigend geantwoord. De gang van zaken was steeds als volgt, dat Island Finance opbelde met de mededeling dat zij een bedrag ter beschikking hebben, en of [gedaagde] daarin is geïnteresseerd. Van de zijde van Island Finance werd haar alles in verkorte vorm uitgelegd. Omdat zij enthousiast was in het vooruitzicht van de ontvangst van extra geld, is zij niet op alle aspecten die verband houden met de lening ingegaan. Ten tijde van de tweede en de derde lening was zij al niet meer werkzaam bij La Linda, aldus [gedaagde].
4.3
In reactie hierop, heeft Island Finance desgevraagd te kennen gegeven dat voorafgaand aan het aangaan van een eerste overeenkomst, in principe aan betrokkenen wordt gevraagd om over te leggen een uittreksel uit het bevolkingsregister, een kopie van een identiteitsbewijs, en afschriften van loonstroken. Informatie ter zake van overige kredieten van betrokkenen heeft Island Finance niet, maar banken onder elkaar hebben in de regel hierover contact, aldus Island Finance. Voorts zijn van de zijde van Island Finance voormelde verklaringen van [gedaagde] niet weersproken. Desgevraagd kon Island Finance geen concrete details geven omtrent de feitelijke gang van zaken bij het aangaan van de eerste drie leningen. Wel wijst Island Finance erop dat in de overeenkomsten van verbruikleen steeds vermeld staan de bedragen aan hoofdsom en rente. Ook is een en ander in de Spaanse taal uitgelegd, aldus Island Finance.
Herfinancieringsovereenkomst
4.4
Ten aanzien van de herfinanciering van de openstaande schulden op 29 oktober 2019 heeft [gedaagde] te kennen gegeven dat zij erg veel moeite heeft met de enorme rentelast die deze herfinanciering voor haar mee heeft gebracht. Zij begrijpt niet hoe een schuld van omstreeks Afl. 16.000,- ineens heeft kunnen verworden tot een schuld van omstreeks Afl. 30.000,-. Zij erkent dat zij geld heeft geleend bij Island Finance, en dat zij dit terug moet betalen, maar heeft bezwaar tegen deze onredelijk hoge rente, met name gelet op haar geringe inkomsten ten tijde van het aangaan van die overeenkomst, en ook nu, en de maandelijkse vaste lasten die zij van dat inkomen moet voldoen. In dit verband heeft [gedaagde] te kennen gegeven dat zij ongeveer Afl. 600,- tot Afl. 800,- per
quincenaverdient, en als zij op een vrije dag werkt, dat kan oplopen tot Afl. 1.000,- per
quincena. Voor de covidpandemie kwam dit neer op Afl. 9,45 per uur, inmiddels is dat Afl. 10,50 per uur. Wat de vaste lasten betreft, heeft [gedaagde] het volgende verklaard. Weliswaar is zij gehuwd, maar zij woont thans apart van haar echtgenoot, samen met haar meerderjarige zoon, die student is. Aan vaste lasten moet zij Afl. 1.000,- aan huur betalen, waaronder Afl. 200,- aan huurachterstand. Daarbij opgeteld de kosten voor nutsvoorzieningen en eten, blijft er vrijwel niets over van haar salaris, aldus [gedaagde].
4.5
In reactie daarop, heeft Island Finance het volgende verklaard. Island Finance biedt niet aan alle cliënten een herfinanciering aan, dat wordt alleen onder bepaalde omstandigheden gedaan. Indien betrokkene niet aflost, wordt contact opgenomen om te bezien wat daarvoor de reden is, en wat de mogelijkheden zijn. Herfinanciering behoort alleen tot de mogelijkheden als betrokkene afloscapaciteit heeft, aldus Island Finance. Een nadere toelichting, zoals onder meer in welke gevallen Island Finance gerechtelijke stappen neemt, dan wel een herfinanciering aanbiedt, en hoe Island Finance onderzoekt en beoordeelt of betrokkene afloscapaciteit heeft, heeft Island Finance desgevraagd niet gegeven. De stellingen van [gedaagde] over de feitelijke gang van zaken en haar feitelijke situatie ten tijde van de opvolgende leningen dan wel herfinancieringen, zijn door Island Finance niet weersproken.
Aanloop naar deze procedure
4.6
Ten aanzien van de aanloop naar deze procedure, heeft [gedaagde] ter zitting het volgende verklaard. In de eerste maanden na het aangaan van de herfinancieringsovereenkomst, heeft zij steeds Afl. 500,- per maand betaald. Gedurende de covidpandemie, verdiende zij slechts Afl. 1.000,- per maand. Om deze reden hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] gedurende een periode slechts Afl. 250,- per maand hoefde te betalen. Dat heeft zij steeds gedaan, de betalingen werden direct door haar werkgever op het salaris ingehouden. Overigens worden sinds zij bij Mack’s Total Quality Services N.V. werkt, de maandelijkse betalingen aan Island Finance op haar salaris ingehouden. Onder deze omstandigheden begrijpt zij niet waarom de overeenkomst zo plotseling is opgezegd, en het beslag en deze procedure moesten volgen, nu zij gedurende al die tijd maandelijkse betalingen deed, zoals met Island Finance overeengekomen.
4.7
In reactie daarop heeft Island Finance te kennen gegeven dat de maandelijkse betalingen, ook die van Afl. 500,- steeds te weinig waren. Weliswaar was overeengekomen dat [gedaagde] gedurende enige tijd in de covidperiode minder hoefde te betalen, maar die afspraak liep tot juni 2021. Eind juni 2021 heeft Island Finance de overeenkomst ontbonden, zoals ook valt af te leiden uit de als productie IV bij het verzoekschrift gevoegde betalingsoverzicht. Op die datum is Island Finance ook begonnen met telefonisch contact op te nemen met [gedaagde], zoals ook valt af te leiden productie V bij het verzoekschrift, aldus Island Finance.
Tussenconclusie
4.8
Concluderend, zijn de stellingen van [gedaagde] de volgende: Ten tijde van het aangaan van de opvolgende lenings- en herfinancieringsovereenkomsten, was zij zich niet volledig bewust van de daarmee gepaard gaande consequenties, die haar ook niet door Island Finance zijn voorgehouden. In het bijzonder heeft zij zich niet gerealiseerd welke hoge rentelast de laatste herfinancieringsovereenkomst voor haar mee heeft gebracht. De hoge aflossings- en rentelasten kan zij niet dragen, nu zij sinds het aangaan van de tweede overeenkomst een andere baan heeft, en daarmee nauwelijks voldoende verdient om rond te komen. Verder heeft zij sinds het aangaan van de herfinancieringsovereenkomst steeds maandelijkse betalingen verricht, zodat het beslag en deze procedure voor haar totaal onverwacht zijn gekomen.
De stellingen van Island Finance zijn, al concluderend, dat in elk geval bij het aangaan van de eerste leningsovereenkomst een onderzoek naar de afloscapaciteit wordt gedaan, dat in de teksten van de opvolgende overeenkomsten steeds duidelijk is vermeld wat de te betalen bedragen aan hoofdsom en rente zijn, en dat [gedaagde] gedurende een lange periode maandelijks te weinig betaalde, waarmee zij haar verplichtingen niet nakwam, zodat Island Finance de herfinancieringsovereenkomst rechtsgeldig op 30 juni 2021 heeft ontbonden.
4.9
Gelet op de stellingen over en weer, en de daaraan door partijen ten grondslag gelegde feiten, zijn de voor het Gerecht te beantwoorden vragen in deze procedure de volgende:
(1) heeft Island Finance bij het aangaan van de herfinancieringsovereenkomst, en de daaraan ten grondslag liggende overeenkomsten van geldlening, voldaan aan de op haar rustende zorgplicht?
(2) is het toepassen van de overeengekomen rente in de herfinancieringsovereenkomst gelet op alle omstandigheden van dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
(3) is deze procedure, en daarmee ook de hiermee samenhangende kosten, vermijdbaar geweest?
Zorgplicht
4.1
In de periode waarin de overeenkomsten tussen partijen is aangegaan, golden geen specifieke regels ter bescherming van afnemers van consumentenkrediet tegen overkreditering, excessieve rente en kosten door kredietverstrekkers. Zodanige regels worden gegeven in de Landsverordening regeling consumentenkrediet van 13 juni 2022 (AB 2022 no. 83), die in werking zal treden op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip.
Met deze landsverordening worden de ter zake ontwikkelde normen vastgelegd in geschreven recht, en daarmee ook bevestigd. Ten aanzien van de ter zake ontwikkelde normen, zoals deze golden ten tijde van het aangaan van de onderhavige overeenkomsten tussen partijen en in afwachting van de inwerkingtreding van voormelde landsverordening nog altijd gelden, overweegt het Gerecht als volgt. Volgens vaste rechtspraak (vgl. HR 14 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2298) brengt de maatschappelijke functie van banken en andere professionele kredietverstrekkers een bijzondere zorgplicht mee. De reikwijdte van de zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval. Hierbij heeft te gelden dat het voor professionele kredietverstrekkers duidelijk moet zijn dat consumenten door onverantwoorde kredietverstrekking in ernstige financiële problemen kunnen komen. Een kredietverstrekker is als ter zake kundige in de regel beter dan een kredietvragende consument in staat de gevolgen van kredietverstrekking te overzien en weer te geven, en te beoordelen of de consument in staat zal zijn de lasten van de kredietverstrekking te (blijven) dragen. De bijzondere zorgplicht van een kredietverstrekker brengt onder meer mee dat zij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst tot krediet met een consument, inlichtingen dient in te winnen over zijn inkomens- en vermogenspositie teneinde overkreditering van de consument te voorkomen (zie HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1107 (SNS/Stichting), rov. 4.2.5-4.2.7). De zorgplicht van de kredietverstrekker om te waken tegen overkreditering brengt verder mee dat de kredietverstrekker de consument over de resultaten van zijn onderzoek moet informeren op een zodanige wijze dat de consument kan beoordelen of hij de verplichtingen uit de kredietovereenkomst zal kunnen (blijven) dragen. Voorts moet de kredietverstrekker de consument voor wie de kredietverstrekking mogelijk niet verantwoord is, daarop wijzen, en deze voor het daaraan verbonden risico waarschuwen.
4.11
Partijen hebben ter onderbouwing van hun ingenomen stellingen vrijwel geen stukken overgelegd, en ook overigens is tijdens de comparitie op een aantal punten geen helderheid verschaft. Om – aan de hand van onder meer het hiervoor onder 4.10 weergeven kader – te komen tot nadere beslissingen, heeft het Gerecht dan ook behoefte aan inlichtingen. Daartoe zal het Gerecht een nadere comparitie van partijen bevelen. Daar zal in elk geval aan de orde worden gesteld:
- Welke inlichtingen heeft Island Finance steeds voorafgaand aan de geldleningsovereenkomsten/herfinancieringsovereenkomsten ter zake van de inkomens en vermogenspositie van [gedaagde] ingewonnen, hoe heeft zij dat gedaan en waaruit blijkt dat?
- Op welke wijze is door Island Finance aan [gedaagde] te kennen gegeven waartoe zij zich met het aangaan van deze overeenkomsten verbindt, en welke consequenties dit voor haar heeft dan wel in de toekomst kan hebben? Hierbij dient mede te worden betrokken de omstandigheid dat de zich in het dossier bevindende herfinancieringsovereenkomst in de Nederlandse taal is opgesteld, en [gedaagde] deze taal niet machtig is.
- Op welke grondslag is besloten dat [gedaagde] in oktober 2019 voor herfinanciering van bestaande schulden bij Island Finance in aanmerking kwam? Wat was de openstaande schuld aan hoofdsom en rente ten tijde van het aangaan van de herfinancieringsovereenkomst? Wat is de feitelijke gang van zaken geweest voorafgaand aan het aangaan van de herfinancieringsovereenkomst en die ten tijde van het sluiten van deze overeenkomst?
- Wat is de huidige financiële situatie van [gedaagde]? Wat is haar woonsituatie, wat zijn haar vaste inkomsten en haar vaste lasten? Heeft zij andere schulden of kredieten? Verschilt deze van de situatie ten tijde van het aangaan van de herfinancieringsovereenkomst?
- Welk contact is er geweest tussen Island Finance en [gedaagde] in de periode voorafgaand aan ontbinding van de overeenkomst? Welk contact is er geweest tussen Island Finance en [gedaagde] in de periode tussen de ontbinding van de overeenkomst en de overdracht van het dossier aan Brown advocaten? Welk contact is er geweest tussen Island Finance en [gedaagde] in de periode tussen de brief van Island Finance van 3 november 2021 (zie 2.4) en de beslaglegging op 2 december 2021 op een verzoek om verlof daartoe van Island Finance van 18 november 2021 (zie 2.5)?
4.12
De partij die is verhinderd om op de hierna te bepalen datum en tijdstip ter zitting te verschijnen, dient binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis per brief de rechter om uitstel te verzoeken. Bij het verzoek om uitstel moeten ook de verhinderdata worden opgegeven van alle partijen en hun gemachtigden gedurende de drie komende maanden. Indien niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis om uitstel is verzocht, zal nog slechts uitstel worden verleend in geval van overmacht. In dat geval dient de partij die wegens overmacht is verhinderd te verschijnen, onmiddellijk na het intreden daarvan per brief de rechter gemotiveerd om uitstel te verzoeken.
4.13
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
beveelt een verschijning van partijen (comparitie), bijgestaan door hun gemachtigden, voor het geven van inlichtingen en om te bespreken of het geschil op een andere manier kan worden opgelost dan door voort te procederen, op de terechtzitting van mr. M.E.B. de Haseth in het gerechtsgebouw aan de J.G. Emanstraat 51 te Oranjestad, Aruba op
donderdag 8 december 2022 om 14.00 uur;
5.2
bepaalt dat de partijen dan in persoon, rechtspersonen vertegenwoordigd door een statutaire directeur of een gevolmachtigde die inhoudelijk van de zaak op de hoogte is en die volledig bevoegd is om een vaststellingsovereenkomst te sluiten, aanwezig moeten zijn;
5.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 november 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.