In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. (hierna: Island Finance) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering betreft een geldleningsovereenkomst die op 29 oktober 2019 is aangegaan, waarbij de gedaagde een bedrag van Afl. 16.195,83 ter leen heeft ontvangen en zich heeft verplicht om dit bedrag in 60 maandelijkse termijnen terug te betalen. Gedurende de looptijd van de lening heeft de gedaagde verschillende betalingen verricht, maar is in gebreke gebleven met de terugbetaling van de volledige hoofdsom en de rente. Island Finance heeft daarop conservatoir beslag gelegd op de gedaagde en heeft de rechter verzocht om een veroordeling tot betaling van de openstaande schuld, vermeerderd met rente en kosten.
De gedaagde heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat zij niet volledig op de hoogte was van de gevolgen van de lening en de hoge rente die aan de herfinanciering was verbonden. Tijdens de comparitie is naar voren gekomen dat de gedaagde zich niet bewust was van de financiële gevolgen van de leningsovereenkomsten en dat zij in een kwetsbare financiële positie verkeert. Het Gerecht heeft de zorgplicht van Island Finance onderzocht, waarbij het van belang is dat kredietverstrekkers verantwoordelijk zijn voor het voorkomen van overkreditering en dat zij de consument moeten informeren over de gevolgen van de kredietovereenkomsten.
Het Gerecht heeft besloten dat er behoefte is aan nadere inlichtingen van beide partijen en heeft een comparitie bevolen om de situatie verder te verhelderen. De vragen die aan de orde komen zijn onder andere de zorgplicht van Island Finance, de redelijkheid van de rente en de mogelijkheid om het geschil op een andere manier op te lossen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de partijen zijn opgeroepen om in persoon te verschijnen voor het geven van inlichtingen.