ECLI:NL:OGEAA:2022:493

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
AUA202200816
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in de hoofdzaak en vonnis in het vrijwaringsincident tussen Stichting Ziekenverpleging Aruba en gedaagde

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft de stichting Stichting Ziekenverpleging Aruba (hierna: SZA) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die woont aan de Nijhoffstraat no. 113-H in Aruba. De eiseres vordert een betaling van Afl. 7.424,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 augustus 2019, alsook een veroordeling in de proceskosten. De gedaagde heeft nog niet geconcludeerd voor antwoord. In een vrijwaringsincident heeft de gedaagde een verzoek ingediend tot oproeping in vrijwaring van een derde partij, met de eis dat deze partij wordt veroordeeld tot betaling van hetgeen de gedaagde aan SZA moet betalen.

De procedure omvatte verschillende stukken, waaronder een verzoekschrift en incidentele conclusies. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de gedaagde niet in staat is om de kosten van de procedure te dragen en verleent hem verlof tot kosteloos procederen. Het Gerecht oordeelt verder dat de oproeping in vrijwaring niet zal leiden tot onredelijke vertraging van de hoofdzaak, en beveelt de oproeping van de derde partij in vrijwaring.

De hoofdzaak is verwezen naar de rolzitting van 17 januari 2023 voor het nemen van conclusie van antwoord door de gedaagde. De beslissing over de incidentele proceskosten is aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak. Dit vonnis is uitgesproken op 7 december 2022 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 7 december 2022
Behorend bij A.R. no. AUA202200816
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de hoofdzaak van:
de stichting
STICHTING ZIEKENVERPLEGING ARUBA,
te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: SZA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba te Nijhoffstraat no. 113-H,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson,
en in het vrijwaringsincident van:
[gedaagde],
wonende in Aruba te Nijhoffstraat no. 113-H,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson,
tegen:
de stichting
STICHTING ZIEKENVERPLEGING ARUBA,
te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: SZA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown.

1.DE PROCEDURE

in de hoofdzaak en in het vrijwaringsincident

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties,
-de incidentele conclusie van [gedaagde] tot oproeping in vrijwaring van [vrijwaring gedaagde] en tevens van eis in vrijwaring, met producties;
-de incidentele antwoordconclusie van SZA;
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in de hoofdzaak

2.1
SZA vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt:
-om aan SZA te betalen Afl. 7.424,--, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 28 augustus 2019;
-in de proceskosten.
2.2 [
gedaagde] heeft nog niet geconcludeerd voor antwoord.
in het vrijwaringsincident
2.3
Naast verlof tot kosteloos procederen vordert [gedaagde] dat het Gerecht bij vonnis (1) de oproeping in vrijwaring beveelt van
[vrijwaring gedaagde](hierna ook te noemen: [vrijwaring gedaagde], wonende in Aruba te [adres], teneinde (2) [vrijwaring gedaagde] in de vrijwaringszaak bij vonnis te veroordelen tot primair betaling aan [gedaagde] van al hetgeen [gedaagde] krachtens het vonnis in de hoofdzaak moet betalen of zal hebben betaald aan SZA en subsidiair tot betaling aan [gedaagde] van de helft van hetgeen [gedaagde] krachtens het vonnis in de hoofdzaak moet betalen of zal hebben betaald aan SZA;
2.4
SZA voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [gedaagde] verzochte. SZA stelt daartoe kort gezegd dat toewijzing van de incidentele vordering van [gedaagde] onredelijke vertraging van de hoofdzaak zal opleveren. In dat licht brengt afweging van de belangen van partijen in het incident met zich dat de vordering van [gedaagde] moet worden afgewezen, aldus SZA.

3.DE BEOORDELING

in het vrijwaringsincident

3.1
Uit het door [gedaagde] overgelegde bewijs van onvermogen volgt dat hij niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan hem zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.
3.2
Anders dat SZA stelt valt naar het oordeel van het Gerecht niet te verwachten dat toewijzing van de incidentele vordering van [gedaagde] onredelijke vertraging gaat opleveren van de hoofdzaak. De overigens niet door SZA bestreden stellingen van [gedaagde] rechtvaardigen naar het oordeel van het Gerecht de oproeping in vrijwaring ingevolge artikel 71 Rv van Moreira. Die oproeping zal daarom worden bevolen als hierna te melden.
3.3
De beslissing ten aanzien van de incidentele proceskosten zal worden aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.
in de hoofdzaak
3.4
De hoofdzaak zal voor het nemen van conclusie van antwoord zijdens [gedaagde] worden verwezen naar de rolzitting van 17 januari 2023, zodat stukkenwisseling in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak telkens gelijktijdig kan geschieden, en zo ook mogelijke rolbeschikkingen.
3.5
Iedere (verdere) beslissing zal worden aangehouden.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in het vrijwaringsincident
-beveelt de deurwaarder aan wie dit vonnis ter hand wordt gesteld om
[vrijwaring gedaagde],wonende in Aruba te [adres], ten behoeve van [gedaagde]
uiterlijk op vrijdag 16 december 2022in vrijwaring op te roepen om ter terechtzitting van
woensdag 17 januari 2023in de vrijwaringszaak te verschijnen en van antwoord te dienen op de hiervoor onder 2.3 sub (2) geformuleerde eis in vrijwaring van [gedaagde], onder gelijktijdige uitreiking aan haar van een afschrift van het inleidend verzoekschrift, de incidentele conclusie van [gedaagde] van oproeping en eis in vrijwaring en dit vonnis;
-verleent aan [gedaagde] verlof tot kosteloos procederen;
-houdt aan de beslissing ter zake van de incidentele proceskosten tot het eindvonnis in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
-verwijst de hoofdzaak voor antwoord zijdens [gedaagde] naar de rolzitting van
17 januari 2023;
-houdt aan iedere (verdere) beslissing.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 december 2022 in aanwezigheid van de griffier.