ECLI:NL:OGEAA:2022:506

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202200358
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens schending van geheimhoudingsplicht door werknemer in bancaire sector

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als verzoekster, en haar werkgever, de Caribbean Mercantile Bank N.V. (CMB). De verzoekster was op staande voet ontslagen vanwege een vermeende schending van de geheimhoudingsplicht met betrekking tot bancaire gegevens van een klant. De feiten van de zaak tonen aan dat de verzoekster, die in dienst was van CMB, op 20 december 2021 informatie over de bankrekening van een klant had gedeeld met haar partner, die niet werkzaam was bij de bank. Dit leidde tot een klacht van de klant en uiteindelijk tot het ontslag van de verzoekster op 27 december 2021.

De verzoekster heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen en stelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag. CMB voerde aan dat de verzoekster de regels van het bedrijfsreglement had geschonden door vertrouwelijke informatie te delen. Het Gerecht heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de verzoekster inderdaad de geheimhoudingsplicht had geschonden. De rechter oordeelde dat de omstandigheden van de verzoekster, waaronder haar zwangerschap, niet voldoende waren om het ontslag onterecht te verklaren. Het Gerecht heeft het verzoek van de verzoekster afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de geheimhoudingsplicht in de bancaire sector en de gevolgen van schending daarvan. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vertrouwelijkheid van klantgegevens cruciaal is voor het vertrouwen in de bank en dat schending daarvan ernstige repercussies kan hebben voor de reputatie van de bank.

Uitspraak

Beschikking van 7 juni 2022
Behorend bij E.J. nr. AUA202200358
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoekster],
te Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
de naamloze vennootschap
CARIBBEAN MERCANTILE BANK N.V.,
te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: CMB,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A. Saade.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 15 februari 2022;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 5 april 2022;
- de behandeling van de zaak ter zitting van 26 april 2022.
1.2
Ter zitting zijn verschenen [verzoekster] samen met haar gemachtigde en CMB bij mr. [naam occ v gemachtigde], die occupeerde haar gemachtigde, samen met [namen van juristen in dienst van CMB] (beiden jurist in dienst van CMB). Partijen hebben bij wijze van re- en dupliek het woord gevoerd (beiden mede aan de hand van door hen overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen, die van CMB voorzien van toegelaten producties) en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
Verzoekster] is krachtens een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op 27 juni 2016 in loondienst getreden van CMB en was laatstelijk werkzaam in de functie van CMB Contact Center Representative althans teller tegen een bruto loon van Afl. 3.521,- per maand, exclusief emolumenten (hierna: de arbeidsovereenkomst).
2.3
Op pagina 17 en 27 van het bedrijfsreglement 2018 van CMB staat voor zover thans van belang het volgende geschreven:

Basic Principle
The confidentiality of relations and dealings between the Bank and its customers must be maintained at all times.
Customer Information
Business or financial information about a customer, whether an individual, a corporation or a government entity, may not be used in any way other than described
In the Bank’s policies and procedures. All precautions must be taken to ensure the confidentiality of customer’s records, transactions and stated intentions, particularly in those cases where the interests of a customer may be in conflict with those of one or more other customers.
Information about a customer may not be made public in any way, unless such disclosure is ordered by a court of the competent jurisdiction or if the customer has authorized the publication of the information in writing and then only with the specific consent of our Legal Department and the Bank’s Management. (…).
Personal Compliance with Bank Policies in General
Without prejudice to the provisions made in (…) the “Guidelines for Business Conduct” (…) the Employee shall be considered to have betrayed the trust in him/her, if the Employee commits any acts or causes any acts to be committed, or should omit any acts or causes any acts to be omitted that are contrary to the Bank’s or statutory regulations and/or injure the Bank’s reputation. These acts shall be understood to include, but not exclusively, cases in which confidential bank information is provided to third parties without the consent of Senior Management or the customer, assisting in any manner or being culpably involved in any violation of Bank or statutory regulations, or failure to think when that should have been duly done, and taking the consequences for granted. (…)“.
2.4
Op 20 december 2021 heeft een klant van CMB, te weten de heer [naam klant van CMB] (hierna: [klant]), bij CMB een klacht ingediend tegen [verzoekster] inhoudende dat zij de privacy van [klant] met betrekking tot de gegevens van zijn bankrekening heeft geschonden (hierna: de klacht), in die zin dat [verzoekster] gegevens van de bankrekening van [klant] heeft gedeeld met haar partner de heer [naam partner van verzoekster] (hierna: partner van verzoekster]). [Partner van verzoekster] en [klant] waren beiden werkzaam bij de Directie Volksgezondheid Aruba (hierna: DVG) en [Partner van verzoekster] was de teamleider van [klant]. [Partner van verzoekster] heeft de gegevens van de bankrekening van [klant], die hij van [klant] heeft ontvangen, vervolgens gedeeld met zijn eigen leidinggevende bij de DVG de heer [naam leidinggevende van partner van verzoekster] (hierna: [leidinggevende II]]). Naar aanleiding van de door [verzoekster] aan [partner van verzoekster] en vervolgens door die laatste aan [leidinggevende II] verstrekte informatie is een onderzoek bij DVG ingesteld met betrekking tot het functioneren van [klant] bij de DVG. De resultaten daarvan hebben geleid tot het ontslag van [klant] bij de DVG.
2.5
Bij brief van 27 december 2021 is [verzoekster] op staande voet ontslagen (hierna: de ontslagbrief). In de ontslagbrief staat onder meer het volgende vermeld:

(…)
In this conversation you admitted that you did search the account of the client, together with another colleague [naam collega], in connection with irregularities with Government “fase” payments and that you informed your partner of an unusual transaction of Afl. 75,= in connection with a Covid test payment. You stated that you had searched the account of Mr. [klant] “djies pa hasi coi kaweta” and that you did not expect that “cos a bai asina foi man”. You also mentioned that you heard people saying that some DVG employees were charging Afl. 1.000,= for each vaccine card. You expressed your regret by saying that you were sorry and that you are aware that you should not have shared information with your partner [naam partner van verzoekster].
(…)
However, the allegations and your confession to this serious breach of the Bank’s confidentiality principles and policies provides an urgent reason for immediate dismissal. We refer specifically to our Guidelines for Business Conduct, page 17 which outlines the bank’s basic principles and the prohibition for bank employees to disclose customer’s information to the public in any way, unless ordered by a Court or with the customer's authorization. Additionally we also refer to page 27 which outlines the consequences in case of non-compliance with the Bank’s Policies in General. (…)“.
2.6
Bij brief van 7 januari 2022 heeft [verzoekster] de nietigheid van het aan haar gegeven ontslag ingeroepen en daarbij heeft zij zich bereid verklaard de bedongen werkzaamheden voor CMB te verrichten.
2.7
Bij brief van 12 januari 2022 heeft CMB [verzoekster] bericht dat zij volhardt in het aan [verzoekster] gegeven ontslag.

3.HET GESCHIL

3.1 [
Verzoekster] verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
a. voor recht verklaart dat het aan [verzoekster] verleende ontslag nietig is;
b. CMB veroordeelt om tegen behoorlijke kwijting aan [verzoekster] (door) te betalen haar volledige loon vanaf 27 december 2021 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze is beëindigd;
c. CMB veroordeelt om aan [verzoekster] te voldoen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over achterstallig loon;
d. CMB veroordeelt om aan [verzoekster] te betalen de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de onder b. en c. toe te wijzen bedragen, te rekenen vanaf de opeisbaarheid daarvan tot de dag der algehele voldoening;
subsidiair:
e. enige andere juist voorkomende in goede justitie te vernemen beslissing neemt;
primair en subsidiair:
f. CMB veroordeelt in de proceskosten.
3.2 [
Verzoekster] grondt haar verzoek op de stelling dat het ontslag nietig is, omdat - gelet op alle omstandigheden van het onderhavige geval - geen sprake is van een dringende reden die het aan haar gegeven ontslag rechtvaardigt. Daartoe heeft [verzoekster] het volgende gesteld. Alles begon toen haar collega [naam collega]
, destijds partner van [klant], haar vertelde dat de bij DVG werkzame [klant] ook de fase-uitkering ontving. [Verzoekster] is dit uit nieuwsgierigheid nagegaan op de bankrekening van [klant] en deze informatie klopte. Tegelijkertijd zag [verzoekster] dat er op de bankrekening [klant] een betaling voor een covid test was gestort. [Verzoekster] dacht dat haar partner [partner van verzoekster], destijds teamleider van [klant], hierdoor in de problemen zou kunnen raken. Dit was de reden waarom [verzoekster] aan [partner van verzoekster] vertelde dat er op de rekening van [klant] betalingen zijn gestort voor covid testen. [Partner van verzoekster] heeft deze informatie zonder medeweten van [klant] aan zijn eigen leidinggevende [naam leidinggevende] doorgegeven die op zijn beurt [klant] daarmee heeft geconfronteerd. Mede aan de hand daarvan is gebleken dat [klant] gefraudeerd had bij DVG met covid testen en met vaccinatiebewijzen. [Verzoekster] betwist dat [klant] zijn baan bij DVG heeft verloren doordat zij de door haar verkregen informatie heeft doorgespeeld aan [partner van verzoekster], maar stelt dat hij zijn baan heeft verloren door zijn eigen frauduleuze handelen. Met het delen van de informatie met haar partner is volgens [verzoekster] geen sprake van het openbaar maken van informatie in de zin van het bedrijfsreglement. [Verzoekster] was zwanger en CMB had volgens haar daarmee rekening moeten houden. Volgens [verzoekster] had CMB gelet op al deze omstandigheden met een minder strenge disciplinaire maatregel kunnen volstaan, temeer omdat CMB met haar bedrijfsreglement de deur uitdrukkelijk op een kier houdt voor uitzonderlijke gevallen. Het aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet is volgens [verzoekster] disproportioneel.
3.3
CMB voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [verzoekster] verzochte, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.
3.4
Voorzover van belang voor de uitspraak zullen de stellingen van partijen hierna worden besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
CMB stelt dat [verzoekster] door te handelen zoals zij heeft gedaan de hiervoor onder 2.3 omschreven regels van het ook voor [verzoekster] geldende bedrijfsreglement 2018 van CMB heeft geschonden. [Verzoekster] betwist dat zij de versie 2018 van dat reglement waarop CMB zich beroept heeft ontvangen, en stelt dat zij enkel beschikt over de versie 2014. Dat verweer kan [verzoekster] niet baten, omdat ter zitting is gebleken dat het hiervoor geciteerd weergegeven deel van het reglement 2018 slechts verschilt ten opzichte van het reglement 2014 ter zake van het volgende: daar waar in de versie 2018 het woord “
client” staat geschreven staat in de versie 2014 geschreven “
customer”. Voor het overige bestaat geen verschil tussen het hiervoor weergegeven deel van het bedrijfsreglement 2018 ten opzichte van dat van het reglement van 2014. Het Gerecht neemt daarom dat deel van het bedrijfsreglement 2018 als zijnde toepasselijk op de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] in aanmerking voor het navolgende.
4.2
De in dit geschil te beantwoorden kernvraag is of CMB [verzoekster] op 27 december 2021 al dan niet op goede grond op staande voet heeft ontslagen. Daarbij wordt vooropgesteld dat als dringende redenen volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Van belang is verder dat het de werkgever is die moet stellen en bij gemotiveerde betwisting moet bewijzen dat sprake is van een dringende reden. In het licht van dit alles wordt het volgende overwogen.
4.3
Vast staat dat [klant] een klant is van CMB en dat [verzoekster], zijnde een werknemer van CMB, privé gegevens van de bankrekening van [klant] heeft gedeeld met haar partner (die niet werkzaam is bij CMB, en daarom heeft te gelden als een derde). [Verzoekster] heeft daarmee in strijd gehandeld met het ook voor haar geldende bedrijfsreglement 2018 van CMB. Dat [verzoekster], zoals zij stelt, geen bankafschriften heeft afgegeven en dat zij haar voormalige partner enkel heeft verteld om hem te beschermen, doet daaraan niet aan af. Hetzelfde geldt voor de stelling van [verzoekster] dat [klant] degene is die de fraude heeft gepleegd. Het gaat erom dat [verzoekster] privé informatie van de bankrekening van een klant van de CMB in strijd met de regels met iemand van buiten de bank heeft gedeeld. Gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] toestemming had van de klant of van het
Senior Managementvan de CMB. Sprake is van schending door [klant] van de ook door haar in acht te nemen voor CMB bijzonder zwaarwegende geheimhoudingsplicht met betrekking tot bancaire gegevens van haar cliënten.
4.4
De stelling van [verzoekster] dat CMB willekeurig optreedt omdat ook de haar niet ontslagen collega [naam collega] de bankrekening van [klant] zonder toestemming heeft bekeken, kan haar niet baten. CMB heeft deze stelling van [verzoekster] gemotiveerd betwist en gesteld dat uit intern onderzoek niet is gebleken dat [naam collega] in strijd heeft gehandeld met het bedrijfsreglement zoals [verzoekster] dat heeft gedaan. Daarenboven zijn in het onderhavige geval de gedragingen van [verzoekster] aan de orde, zodat het Gerecht de beweerdelijke gedragingen van [naam collega] - wat daarvan verder ook zij - buiten beschouwing laat.
4.5
Tot slot heeft [verzoekster] een beroep gedaan op de omstandigheden van het geval, te weten dat (1) zij ten tijde van het ontslag zwanger was, (2) na haar bevalling niet heeft kunnen werken en (3) aldus haar persoonlijke leningen niet kan betalen. Deze omstandigheden leiden, hoe wrang ook, niet tot een ander oordeel. Van [verzoekster] die, zoals CMB onweersproken heeft gesteld, continu cursussen althans trainingen heeft gevolgd ter bewustwording van het bijzonder zwaarwegende belang van haar geheimhoudingsplicht, had verwacht mogen worden dat zij zich had weerhouden van het delen van dergelijke informatie met derden. Het belang van [verzoekster] bij behoud van haar baan weegt gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval niet op tegen het zwaarwegende bedrijfsbelang van CMB bij waarborging van de privé gegevens van haar klanten. De relatie tussen de bank en een klant houdt in de kern in dat de klant erop kan en mag vertrouwen dat zijn of haar bancaire gegevens 100% veilig zijn, en niet worden gedeeld met derden zoals in het onderhavige geval. Zoals CMB terecht stelt kan schending van dat vertrouwen ernstige reputatieschade voor CMB met zich brengen, hetgeen bepaald niet bevorderlijk is voor de omvang van haar klantenbestand.
4.6
Gelet op al het voorgaande heeft [verzoekster] naar het oordeel van het Gerecht grovelijk de aan haar door haar arbeidsovereenkomst oplegde geheimhoudingplicht veronachtzaamd in de zin van artikel 7:678 lid 2 sub k. BW, hetgeen met zich brengt dat de hiervoor onder 4.2 geformuleerde vraag bevestigend moet worden beantwoord. Het door [verzoekster] verzochte zal om die reden worden afgewezen, nu haar arbeidsovereenkomst op 27 december 2021 rechtsgeldig door CMB is beëindigd.
4.7 [
Verzoekster] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van CMB, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5 ad Afl. 1.250,-- per punt).

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- wijst af het door [verzoekster] verzochte;
- veroordeelt [verzoekster] uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van CMB, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.