ECLI:NL:OGEAA:2022:517

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202103065
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van de opzegging van een arbeidsovereenkomst door een publiekrechtelijke rechtspersoon

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, staat de rechtsgeldigheid van de opzegging van een arbeidsovereenkomst centraal. Verzoekster, in dienst bij de publiekrechtelijke rechtspersoon Servicio di Limpieza di Aruba (Serlimar), heeft haar arbeidsovereenkomst betwist na een opzegging tijdens haar zwangerschap. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 13 oktober 2021 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 14 december 2021 en een mondelinge behandeling op 1 februari 2022. Tijdens de zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij verzoekster haar eis wijzigde zonder bezwaar van Serlimar.

De rechter oordeelde dat de arbeidsrechtelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn op de arbeidsovereenkomst tussen verzoekster en Serlimar, tenzij dit expliciet was afgesproken. Dit was niet het geval, waardoor de opzegging niet als nietig kon worden beschouwd. De rechter verwierp ook het beroep van verzoekster op de nietigheid van de opzegging op basis van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten, omdat deze niet van toepassing was op haar situatie. De rechter concludeerde dat de opzegging rechtsgeldig was en dat verzoekster geen recht had op de gevraagde toelagen en schadevergoeding.

Uiteindelijk wees het Gerecht het verzoek van verzoekster af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van Serlimar waren begroot op Afl. 2.500,--. De uitspraak werd gedaan door mr. A.H.M. van de Leur op 15 maart 2022.

Uitspraak

Beschikking van 15 maart 2022
Behorend bij E.J. nr. AUA202103065
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster],
te Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. J.C.F. Kip,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
SERVICIO DI LIMPIEZA DI ARUBA,
te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Serlimar,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 13 oktober 2021;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 14 december 2021;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 1 februari 2022.
1.2
Ter terechtzitting zijn verschenen: [verzoekster] samen met haar gemachtigde, en Serlimar bij haar gemachtigde. Partijen hebben bij wijze van re- en dupliek het woord gevoerd ([verzoekster] mede aan de hand van door haar overgelegde en deels voorgedragen pleitaantekeningen, voorzien van toegelaten nadere producties) en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3 [
verzoekster] heeft bij een door haar genomen akte haar eis gewijzigd, die thans luidt als na te melden. Serlimar heeft tegen die eiswijzing geen bezwaar gemaakt.
1.4
Zoals ter zitting reeds geoordeeld blijven de in de pleitaantekeningen onder randnummers 2. en 3. vermelde bevrijdende stellingen van [verzoekster] op de voet van artikel 18c RV buiten beschouwing, nu [verzoekster] die stellingen eerst ter zitting heeft betrokken terwijl zij dat krachtens voormelde wettelijke bepaling al in haar verzoekschrift had moeten doen. Door dat niet te doen heeft [verzoekster] ontoelaatbaar in strijd met de goede procesorde de gemachtigde van Serlimar de gelegenheid ontnomen om bedoelde stellingen met zijn client te bespreken. Dit soort overvaltechnieken of -praktijken behoren in rechte niet gehonoreerd en/of gestimuleerd te worden.
1.5
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Verzoekster is op 12 september 2018 krachtens een daartoe gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst getreden van Serlimar tegen een maandloon van Afl. 1.711,15 en - zoals staat vermeld in die overeenkomst - “
zonder eventueel bijkomende vergoedingen/toelagen.”. Dat aanvankelijk tijdelijke dienstverband is op enig moment overgegaan in een dienstverband voor onbepaald tijd.
2.3
Bij schrijven van 21 juli 2021 heeft Serlimar het dienstverband van [verzoekster] tijdens haar zwangerschap om de in dat schrijven vermelde redenen opgezegd ingaande 8 oktober 2021, welke datum de eestvolgende dag was na het bevallingsverlof van [verzoekster].
2.4
Bij brief van 20 augustus 2021 heeft (de gemachtigde van) [verzoekster] de nietigheid ingeroepen van voormelde opzegging. Die brief vermeld onder meer het volgende:

Op 21 juli 2021 heeft u het dienstverband met cliënte opgezegd met ingang van 8 oktober, 2021. Cliënte ontkent en betwist met de meeste stelligheid dat de aan de opzegging ten grondslag gelegde feiten zoals vervat in de voornoemde opzeggingsbrief kloppen. Bovendien is cliënte van mening, dat gelet op de feiten en omstandigheden van het geval, de in de opzeggingsbrief genoemde gronden de opzegging niet kunnen dragen.
U heeft geen toestemming van de Directeur van de Directie Arbeid om de arbeidsovereenkomst met cliënte te beëindigen en cliënte heeft niet bewilligd in een beëindiging met wederzijds goedvinden. Het ontslag is derhalve onrechtmatig en nietig.”.

3.HET GESCHIL

3.1 [
verzoekster] verzoekt het Gerecht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a. de door Serlimar gedane opzegging van het dienstverband per 8 oktober 2021 nietig danwel vernietigbaar te verklaren en Serlimar te bevelen [verzoekster] weer toe te laten tot de werkplek ingaande 8 oktober 2021 teneinde haar werkzaamheden voor Serlimar in haar reguliere functie te kunnen uitvoeren, en te bepalen dat Serlimar ten behoeve van [verzoekster] een dwangsom verbeurt van Afl. 250,-- per dag of deel daarvan indien Serlimar dat bevel niet opvolgt;
b. Serlimar te veroordelen tot (door)betaling aan [verzoekster] van haar loon inclusief alle toelagen vanaf 8 oktober 2021 (“
en verweerster te bevelen de toelagen met ingang van 12 januari 2020 te betalen en te blijven betalen”) totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze is beëindigd;
c. “
danwel de gedane opzegging/beëindiging van de overeenkomst van diensten ingaande 8 oktober 2021 nietig danwel vernietigbaar te verklaren en verweerster te veroordelen over te gaan tot een rechtsgeldige beëindiging van de overeenkomst van diensten met doorbetaling van het loon van verzoekster vanaf 8 oktober 2021 totdat der partijen overeenkomst van opdracht van diensten rechtsgeldig zal zijn beëindigd vermeerderd met de toelagen die verzoekster toekomen vanaf 12 januari 2020 althans sedert 8 oktober 2021 plus de aanvullende schadevergoeding van de aan verzoekster toekomend loon inclusief toelagen voor een periode van vierentwintig maanden”;
d. “
Een en ander vermeerderd met de vertragingsrente en/of wettelijke rente ingaande 8 oktober 2021 voor het aan verzoekster toekomend loon en vanaf 12 januari 2020 voor de aan verzoekster toekomende toelagen”;
e. “
Elke ander beslissing te nemen, welke U E.A. in goede justitie vermeent te behoren”;
f. “
Alles met veroordeling van verweerster in de kosten en nakosten van deze procedure.”.
3.2
Serlimar voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [verzoekster] verzochte, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de procedure.
3.3
Voorzover van belang voor uitspraak zullen de stellingen van partijen hierna worden besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Niet in geschil is tussen partijen dat tussen hen in elk geval sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dat betekent reeds dat de hiervoor onder c. omschreven vordering, die gegrond is op de subsidiaire stelling van [verzoekster] dat tussen partijen sprake was/is van een overeenkomst tot het verrichten van diensten niet toewijsbaar is, welk oordeel verder geen bespreking behoeft.
4.2
Niet in geschil is tussen partijen voorts (hetgeen ook volgt uit vaste rechtspraak van dit Gerecht) dat Serlimar een publiekrechtelijke rechtspersoon is. Het is in dat verband verder vaste rechtspraak van dit Gerecht dat op de voet van artikel 7A:1613y BW (thans artikel 7:615 BW) de bepalingen van titel 10 van Boek 7 BW (ofwel de arbeidsrechtelijk bepalingen van het Burgerlijk Wetboek) niet van toepassing zijn op met Serlimar gesloten arbeidsovereenkomsten, tenzij door partijen bij die overeenkomst vóór of bij de aanvang daarvan is afgesproken dat dit wel het geval is of uit een wettelijke regeling volgt dat dit het geval is. Dat dit laatste (een wettelijke regeling dus) het geval is, is gesteld noch gebleken. Uit de eigen stellingen van [verzoekster] volgt dat vóór of bij aanvang van haar dienstbetrekking bij Serlimar niet is afgesproken tussen partijen dat de arbeidsrechtelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn op die dienstbetrekking. [verzoekster], die zich te dezen beroept op de inhoud van haar aanvankelijke bij het verzoekschrift als productie 1 overgelegde met Serlimar gesloten arbeidsovereenkomst, stelt immers dat partijen bij die overeenkomst niet zijn overeengekomen dat de Zevende Titel A BW (thans dus Titel 10 van Boek 7 BW) niet van toepassing zou zijn, en dat door het ontbreken in die overeenkomst van enige afspraak dienaangaande zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat dit wel het geval zou zijn. Met Serlimar volgt het Gerecht [verzoekster] niet in dit betoog, nu klip en klaar wettelijk is bepaald dat de arbeidsrechtelijke bepalingen van het BW op de dienstbetrekking van [verzoekster] niet van toepassing zijn, tenzij vóór of bij aanvang daarvan is afgesproken tussen partijen dat dit wel geval is. Bedoelde wettelijke bepaling staat naar het oordeel van het Gerecht aan bedoeld vertrouwen van [verzoekster] in de weg. Dat evenwel sprake is van een arbeidsovereenkomst maakt dat niet anders. Het gaat hier om een arbeidsovereenkomst waarop de arbeidsrechtelijke bepalingen van het BW (waaronder begrepen de wettelijke opzegverboden en de wettelijke opzegbepalingen) niet van toepassing zijn.
4.3
Verder is krachtens artikel 2 aanhef sub a. van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten (hierna: Lba) die landsverordening niet van toepassing op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat Rodriquez zich niet kan beroepen op het eerste lid van artikel 4 van de Lba, dat bepaalt dat het de werkgever op verboden is de arbeidsovereenkomst, behoudens de in lid 2 van dat artikel vermelde gevallen, te beëindigen - zoals Serlimar heeft gedaan - zonder toestemming van de Directeur van de Directie Arbeid. Er kan derhalve geen sprake zijn van een nietige opzegging door Serlimar van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] in de zin van het bepaalde bij het (op de onderhavige kwestie niet van toepassing zijnde) eerste lid van artikel 7 van de Lba.
4.4
Vorenstaande brengt mee dat het inroepen door [verzoekster] bij de hiervoor onder 2.4 vermelde brief van de nietigheid van het aan haar door Serlimar gegeven ontslag geen doel treft. Van nietigheid op grond van de Lba kan geen sprake zijn.
4.5
Ook het beroep van [verzoekster] op artikel 3:40 BW faalt. Niet is gebleken dat Serlimar met de opzegging van het dienstverband van [verzoekster] heeft gehandeld in strijd met enige op deze kwestie van toepassing zijnde dwingende wettelijke bepaling, zodat geen sprake kan zijn van een nietige opzegging of vernietigbare opzegging in de zin van het tweede lid van artikel 3:40 BW. Evenmin is gebleken dat de opzeggingsrechtshandeling van Serlimar in strijd is met de openbare orde of de goede zeden in de zin van het eerste lid van artikel 3:40 BW. Het Gerecht komt tot dit oordeel omdat de wetgever op overtreding van het te dezen niet van toepassing zijnde opzeggingsverbod in verband met zwangerschap en bevallingsverlof ex het tweede lid van artikel 7:670 BW als sanctie heeft gesteld dat die opzegging op de voet van het bepaalde in het vijfde lid van artikel 7:677 BW vernietigbaar is, terwijl als de werknemer gedurende twee maanden na de opzeggingshandeling geen beroep doet op die vernietigingsgrond sprake is van een rechtsgeldig ontslag. Aldus stelt de wetgever op overtreding van bedoeld opzeggingsverbod geen nietigheid als sanctie. In dat licht valt zonder nader doch ontbrekende onderbouwing of uitleg van [verzoekster] niet in te zien dat sprake is van een nietige opzeggingsrechtshandeling ex het eerste lid van artikel 3:40 BW wegens strijdigheid van die handeling met de openbare orde en/of de goede zeden.
4.6
Vorenstaande leidt tot de slotsom dat net als de hiervoor onder c. omschreven vordering van [verzoekster] ook al haar overige vorderingen, die allen zijn gebaseerd op de niet juist geoordeelde stelling van [verzoekster] dat sprake is van een nietige danwel vernietigbare opzegging door Serlimar van haar dienstverband, zullen worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen. Bij dit alles wordt nog overwogen dat zonder nadere uitleg of onderbouwing evenmin valt in te zien dat [verzoekster] naast haar bedongen loon ook recht had op toelagen, omdat in de hiervoor onder 2.2 vermelde aanvankelijke tijdelijke arbeidsovereenkomst, die op enig moment is overgegaan in een dienstverband voor onbepaalde tijd, staat vermeld dat het maandloon van [verzoekster] Afl. 1.711,15 bedraagt “
zonder eventueel bijkomende vergoedingen/toelagen.” Daarbij komt dat [verzoekster] onduidelijk heeft gelaten op welke beweerdelijke toelagen zij precies recht zou hebben, en evenmin heeft [verzoekster] gesteld om welke bedragen het hier precies gaat. Dit alles komt en blijft voor rekening en risico van [verzoekster].
4.7 [
verzoekster] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, uitvoerbaar bij voorraad worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Serlimar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst af het door [verzoekster] verzochte;
-veroordeelt [verzoekster] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Serlimar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. Afl. 2.500,--;
-verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 15 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 15 maart 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: EJ nr. AUA202103065
Inhoudsindicatie: Civiel. Arbeid. Het gaat in deze zaak om een arbeidsovereenkomst waarop de arbeidsrechtelijke bepalingen van het BW (waaronder begrepen de wettelijke opzegverboden en de wettelijke opzegbepalingen) niet van toepassing zijn
Rechtsgebieden: Civiel. Arbeidsrecht.
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - enkelvoudig