Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
4.DE BEOORDELING
ophet perceel van [gedaagde] bevinden, omvat - gezien de aard van het bevel - ook de verwijdering van het dak voor zover zich dit
bovenhet perceel van [gedaagde] bevindt. Dat is tussen partijen overigens ook niet in geschil. Het bevel brengt niet alleen mee dat [eiseres] de ten tijde van het wijzen van het kort gedingvonnis bestaande overhang moet verwijderen, maar impliceert ook dat het haar niet is toegestaan dat zij na de verwijdering van de bestaande overhang de dakconstructie voorziet van een dakgoot die deels boven het perceel van [gedaagde] komt te hangen. Tussen partijen staat vast dat de dakgoot, in ieder geval gedeeltelijk, boven het perceel van [gedaagde] hangt. Dat die dakgoot is aangebracht om te voorkomen dat het dak van de veranda afwatert op het perceel van [gedaagde], zodat daarmee voldaan wordt aan de veroordeling onder 5.2, doet daaraan niet af.
‘dat het water niet op [het] perceel van [gedaagde] terechtkomt’. Dat de dakgoot boven het perceel van [gedaagde] hangt, waardoor wordt gehandeld in strijd met het in onderdeel 5.1 gegeven bevel, doet aan dit oordeel niet af. Daarmee is naar het oordeel van het gerecht aan de veroordeling in onderdeel 5.2 van het vonnis voldaan. Voor zover de vordering ziet op de schorsing van de tenuitvoerlegging van dit onderdeel van het kort gedingvonnis, zal dit dan ook worden toegewezen.