ECLI:NL:OGEAA:2022:554

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
AUA202103769
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot vernietiging bindend advies inzake aandelenoverdracht

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. R.L.F. Dijkhoff, de vernietiging van een bindend advies dat was uitgebracht door een bindend adviseur met betrekking tot de waardering van certificaten van aandelen in de Stichting Administratiekantoor Niar Holding. De vordering was gebaseerd op de stelling dat de toegepaste korting van 25% en de berekening van de nettowinst en EBIDTA onjuist waren. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.P. Sjiem Fat, voerde verweer en stelde dat eiser finale kwijting had verleend voor alle aanspraken die voortvloeiden uit de aandelenoverdracht, wat volgens gedaagde leidde tot rechtsverwerking.

De procedure begon met een schikking tussen partijen in 2017, waarin afspraken werden gemaakt over de overdracht van aandelen en certificaten. Eiser had in 2020 een bindend advies ontvangen waarin de waarde van de certificaten werd vastgesteld. Eiser betwistte de conclusies van de bindend adviseur, maar gaf uiteindelijk in augustus 2020 finale kwijting aan gedaagde voor de vergoeding van de aandelen. Het Gerecht oordeelde dat de verklaring van finale kwijting, in samenhang met de omstandigheden van de zaak, betekende dat eiser afstand had gedaan van zijn recht om het bindend advies te vernietigen.

Het Gerecht wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukte het belang van de finale kwijting en de gevolgen daarvan voor de rechtsverhouding tussen partijen. De uitspraak werd gedaan op 28 september 2022.

Uitspraak

Vonnis van 28 september 2022
Behorend bij AR nr. AUA202103769
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiser],
wonend in Aruba,
eiser, hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F Dijkhoff,
tegen:
[gedaagde],
wonend in Aruba,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.P. Sjiem Fat.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de nadere producties zijdens [eiser];
- de pleitnota’s van partijen;
- de mondelinge behandeling van 14 juni 2022, waar [eiser], bijgestaan door voornoemde gemachtigde, en [gedaagde], vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
- de akten uitlating regeling zijdens partijen van 6 juli 2022.
1.2.
Partijen zijn ter comparitie in de gelegenheid gesteld om het geschil in onderling overleg te beëindigen en het Gerecht daarover te berichten. Nadat partijen bij voormelde akten van 6 juli 2022 het Gerecht te kennen hebben gegeven geen regeling te hebben bereikt, is vonnis bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
eiser] en [gedaagde] zijn kinderen van wijlen [erflaatster] (hierna: erflaatster), die in 2010 is overleden.
2.2
Tot de onverdeelde nalatenschap van erflaatster behoren onder meer 360 certificaten van aandelen uitgegeven door de Stichting Administratiekantoor NIAR Holding N.V. (hierna: de certificaten en de stichting), die de geplaatste aandelen van NIAR Holding N.V. ten titel van beheer houd
2.3
In een door [eiser] tegen [gedaagde] aanhangig gemaakte kortgedingprocedure in zaak nr. KG 3082 van 2016 zijn partijen ten overstaan van de rechter op 12 januari 2017 een schikking aangegaan die is opgenomen in een door dit Gerecht opgemaakt proces-verbaal. De inhoud van die schikking luidt als volgt:
“Partijen komen ter beëindiging van dit geschil het volgende overeen:
1. Partijen zullen er aan meewerken dat binnen 1 week na heden 1/3 deel van de aandelen in het juweliersbedrijf [naam bedrijf] en 30% van de certificaten in Stichting Administratiekantoor Niar Holding overgedragen worden aan eiser;
2. Eiser zal als uitvloeisel van de overdracht genoemd onder 1, binnen 1 week na heden de onder 1 genoemde aandelen en certificaten aanbieden en overdragen aan gedaagde zulks met inachtneming van de statuten van [naam bedrijf] en Stichting Administratiekantoor Niar Holding;
3. Partijen zullen het onder 1 en 2 genoemde binnen 1 week na heden vastleggen in een vaststellingsovereenkomst. Zo nodig wordt dit op een later moment nog notarieel vastgelegd;
4. Gedaagde zal na uitvoering van het onder 1 en 2 genoemde binnen 1 week na heden een voorschot op de uitkering van de waarde van de certificaten ten bedrage van Afl. 100.000,-- (zegge: honderd duizend florin) uitkeren aan eiser middels overmaking op de bankrekening van eiser, bij gedaagde genoegzaam bekend;
5. Binnen een 1 week na heden zal eiser een voorstel doen aan gedaagde voor de te hanteren waarde van de door hem aan gedaagde over te dragen certificaten. Indien gedaagde met dit voorstel niet akkoord is, zal zij een tegenvoorstel doen. Partijen streven ernaar de definitieve waardebepaling en uitkering van de certificaten af te wikkelen binnen zes maanden na heden. Indien dit laatste niet lukt, zal na ommekomst van die zes maanden een door partijen in onderling overleg te bepalen bindend adviseur worden aangewezen om met partijen het geschil op te lossen;
6. partijen dragen ieder de eigen proceskosten;
7. partijen verzoeken doorhaling van de onderhavige procedure.”
2.4
Ter uitvoering van de schikking hebben partijen op 19 januari 2017 een vaststellingsovereenkomst opgesteld. De inhoudt van die overeenkomst luidt voor zover hier van belang:
“(…) 3. Aan [eiser] wordt toebedeeld 1/3 deel van de tot de te verdelen boedel behorende Certificaten van Aandelen uitgegeven door Stichting Administratiekantoor Niar Holding, eveneens uiterlijk op 19 januari 2017, hetgeen indien nodig zo spoedig mogelijk daarna notarieel wordt vastgelegd.
4. [ eiser] zal na de bij 3. vermelde toebedeling de betreffende Certificaten van Aandelen aan [gedaagde] te koop aanbieden, zoals statutair vereist met vermelding van de aanbiedingskoers, zulks conform artikel 7 van de statuten van Stichting Administratiekantoor Niar Holding in combinatie met artikel 6 – onder meer en in het bijzonder 6.11 – van de statuten van Niar Holding N.V.. De Certificaten van Aandelen zullen meteen, tegelijkertijd met de betaling van de hieronder 6 overeengekomen voorschot op de nog vast te stellen koopprijs, aan [eiseres] worden overgedragen zulks conform punt 2 van het Proces Verbaal;
5. Van artikel 6 blijven de leden 6.2 en 6.3 buiten toepassing, met dien verstande dat de aanbieding geschiedt door tussenkomst van de gemachtigde van [gedaagde] in het kader van de afwikkeling van de onderhavige overeenkomst.
Terzake de toepassing van lid 6.4 geldt hetzelfde met dien verstande dat [gedaagde] zich binnen een (1) maand uitlaat over de acceptatie van het aanbod, dan wel een tegenvoorstel doet, hetgeen wordt gevolgd door toepassing van lid 6.5 terzake overdracht en betaling al dan niet na onderhandelingen.
Ingeval en zodra na onderhandelingen tussen [eiser] en [gedaagde] na het tegenvoorstel vaststaat dat (de vertegenwoordigers) van [gedaagde] en [eiser] niet tot overeenstemming komen – en niet zoals vermeld in punt van de overeenkomst bij het proces-verbaal ná zes maanden – zullen de gezamenlijke partijen een onafhankelijke adviseur aanwijzen die de prijs van de Certificaten van Aandelen bindend zal vaststellen. Partijen streven ernaar deze procedure binnen 6 maanden af te wikkelen.
6. [ eiser] zal uiterlijk 19 januari 2017 van [gedaagde] een voorschot op de verkoopprijs van Certificaten van Aandelen ontvangen van Afl. 100.000,-- zoals bepaald bij 4. van het Proces-Verbaal.
7. (..) [ eiser] verbindt zich reeds nu voor alsdan om zijn medewerking te verlenen aan de volledige verdeling van de boedel. (..)
9. Partijen verklaren uitdrukkelijk (..) deze overeenkomst niet te zullen ontbinden. (..)”
2.5 [
gedaagde] heeft op 20 januari 2017 het onder punt 4 van de schikking/punt 6 van de vaststellingsovereenkomst vermelde voorschot aan [eiser] uitbetaald middels bankovermaking.
2.6 [
eiser] heeft bij brief van 19 januari 2017 aan [gedaagde] zijn aandelen te koop aangeboden voor een bedrag van Afl. 2.870.000,-.
2.7 [
gedaagde] heeft op 13 februari 2017 een tegenvoorstel van Afl.900.000,-- gedaan.
2.8
In een door [gedaagde] tegen [eiser] aanhangig gemaakte kortgedingprocedure in zaak nr. KG AUA201800819 heeft het Gerecht bij vonnis in kort geding van 2 mei 2018 onder meer [eiser] bevolen zijn medewerking te verlenen aan het opstarten van een bindend adviesprocedure, zoals overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst van 19 januari 2017. Daarbij heeft het Gerecht bepaald dat de opdracht aan de bindend adviseur dient te luiden om de koopprijs van de certificaten vast te stellen op basis van de marktwaarde van deze certificaten per 20 januari 2017 en om zulks binnen 6 maanden na zijn benoeming te doen. Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld.
2.9
Op 24 mei 2018 zijn de aandelen van [eiser] geleverd aan [gedaagde].
2.1
Partijen hebben de opdracht aan de bindend adviseur in die zin gewijzigd dat de certificaten per 31 maart 2017 gewaardeerd dienen te worden.
2.11
Bij vonnis van 29 juni 2018 in zaak nr. AUA201801421- H 50/18 heeft het Hof de vordering van [eiser] tot schorsing van de executie van het vonnis in kort geding van het Gerecht van 2 mei 2018 afgewezen.
2.12
Bij vonnis van dit Gerecht van 15 mei 2019 in zaak nr. A.R. AUA201801407 heeft het Gerecht de vordering van [eiser] tot vernietiging van artikel 5 van de schikking en artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst van 19 januari 2017 afgewezen.
2.13
Bij vonnis in kort geding van 24 september 2019 in zaak nr. KG AUA201800819 – AUA2018H00112 heeft het Hof het vonnis in kort geding van het Gerecht van 2 mei 2018 bevestigd.
2.14
Bij e-mailbericht van 25 maart 2020 heeft de gemachtigde van [eiser] de bindend adviseur onder meer het volgende bericht:
“Naar aanleiding van uw bericht van d.d. 15 maart 2020 bericht ik u als volgt.
Conform uw opdracht van het gerecht dient u de waarde van de certificaten in kwestie te waarderen op grond van de marktwaarde.
Voorts bepaald de IVS de definitie van marktwaarde als volgt:
“Deze schatting
sluitmet name een geschatte prijs
uitdie is
verhoogdof
verlaagdals gevolg vanbijzondere voorwaarden of omstandigheden zoals een financiering die afwijkt van de normale voorwaarden, “sale and leaseback-overeenkomsten, bijzondere prestaties of concessies verleend door een bij de verkoop betrokken partij, of
een element van waardedat alleen voor een specifieke eigenaar of koper beschikbaar is.”
Nu u helemaal geen acht heeft geslagen op het verzoek van mijn cliënt ten aanzien van voornoemd punt, zal mijn cliënt uw eindrapport onder protest aanvaarden.
Tevens treft u als aanhangsel de reactie op uw laatste draft van het rapport van de heer [client 1] en de heer [client 2].
Uw eindrapport per omgaand tegemoetziende, verblijf ik,
(…)”
2.15
Op 30 maart 2020 heeft de bindend adviseur een bindend advies uitgebracht. Daarbij is de waarde van de certificaten van [eiser] bepaald op Afl. 1.365.249,-.
2.16
In een akte van 17 augustus 2020 staat het volgende:
“Ondergetekende [EISER] (…) verklaart hierbij het volgende:
1. Dat hij akkoord is met betaling door [GEDAAGDE] aan hem van het bedrag van Afl. 1.212.191,93 minus door hem aan [GEDAAGDE] verschuldigde proceskosten ad Afl. 11.208,24 is, per saldo Afl. 1.200.983,69 (zegge: (…)) zulks tegen finale kwijting, terzake de door [GEDAAGDE] aan hem verschuldigde vergoeding voor de Certificaten van Aandelen in de STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR NIAR HOLDING, die hij bij notariële akte dd 28 mei 2018, verleden voor notaris mr. T.R. Johnson, heeft overgedragen aan [GEDAAGDE].
Een en ander conform:
( i) de Schikking tussen partijen dd 12 januari 2017; en,
(ii) de Vaststellingsovereenkomst (VO) tussen partijen dd 19 januari 2017; en,
(iii) het Bindend Advies van de heer [directeur], R.A. van PLUS Accountants, dd 30 maart 2020; en,
(iv) de hierbij als BIJLAGE 2 aangehechte specificatie;
2. (…)
3. Deze Verklaring van [EISER] en de BIJLAGEN daarbij, worden, behalve door hem, voor de goede orde mede-ondertekend door zijn advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff en door de getuigen (…) beiden werkzaam ten kantore van de advocaten SJIEM FAT & CO, advocaten van [GEDAAGDE].”
De akte is ondertekend door [eiser], mr. Dijkhoff en twee getuigen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] vordert het Gerecht om uitvoerbaar bij voorraad:
I. Het bindend advies, zoals uitgebracht door de bindend adviseur, de heer [directeur] van Plus Accountants op 30 maart 2020, gelast door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba om de certificaten van de naamloze vennootschap NIAR Holding te waarderen, gedeeltelijk te vernietigen, in het bijzonder om de toegepaste korting van 25% onder het titel “discount minority interest” en de verkeerde berekening van de nettowinst en de EBIDTA van voornoemd rapport ter hoogde van de bedragen van respectievelijk Awg. 455.083,- voor de toepassing van de minderheidsbelang korting en Awg. 111.872 voor het niet op concrete gegevens vaststellen van de waarde en het meenemen van gegevens welke buiten de peildatum liggen.
II. Aan [gedaagde] de verplichting op te leggen het bedrag van Awg. 546.013 als gevolg van de ongedaan making van de vernietigde onderdelen van het bindend advies zoals genoemd onder I. aan [eiser] te betalen, binnen 14 dagen na betekening van het uit te brengen vonnis.
III. Kosten rechtens.
3.2
Aan de vordering legt [eiser] ten grondslag dat gebondenheid aan het bindend advies in verband met de inhoud en wijze van totstandkoming daarvan in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 7:904 lid 1 BW).
3.3 [
gedaagde] voert gemotiveerd verweer, strekkende tot afwijzing van de vordering. [gedaagde] stelt primair dat de vordering van [eiser] afstuit op de finale kwijting die hij haar ter zake op 17 augustus 2020 heeft verleend. Verder betwist [gedaagde] dat aan de vereisten van artikel 7:904 lid 1 BW is voldaan.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] heeft als het meest verstrekkend verweer aangevoerd dat [eiser] geen aanspraken meer geldend kan maken voortvloeiend uit de aandelenoverdracht, nu hij [gedaagde] ter zake finale kwijting heeft verleend. Gegeven de bewoordingen van de verklaring van 17 augustus 2020, ziet de daarbij verleende finale kwijting van [eiser] op alle aanspraken uit hoofde van de aandelenoverdracht, derhalve heeft hij daarmee ook afstand gedaan van het recht om vernietiging van het bindend advies te vorderen. Aldus is sprake van rechtsverwerking, zo stelt [gedaagde]. Dit wordt door [eiser] betwist. Volgens [eiser] ziet de gegeven finale kwijting alleen op de ontvangst van het daarbij vermelde bedrag. Uit de omstandigheid dat hij steeds bezwaar heeft gehad tegen de conclusies van de bindend adviseur, had [gedaagde] moeten begrijpen dat hij het bindend advies onder protest in ontvangst heeft genomen.
Tussen partijen is dan ook in geschil wat de reikwijdte is van de finale kwijting in de verklaring van [eiser] van 17 augustus 2020 en in het verlengde daarvan of sprake is van rechtsverwerking van de zijde van [eiser].
4.2
Als uitgangspunt heeft te gelden dat van rechtsverwerking slechts sprake is wanneer de gerechtigde zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht onverenigbaar is (HR 7 juni 1991, LJN:ZC0271). Enkel tijdsverloop of enkel stilzitten is daartoe onvoldoende. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken (HR 29 september 1995, NJ 1996/89).
4.3
Gezien het geschil tussen partijen, zal het Gerecht in de eerste plaats de desbetreffende passages uit de akte van 17 augustus 2020 moeten uitleggen. In de akte van 17 augustus 2020 is vermeld dat [eiser] finale kwijting verleent “terzake de door [GEDAAGDE] aan hem verschuldigde vergoeding voor de Certificaten van de Aandelen in de STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR NIAR HOLDING, die hij bij notariële akte dd 28 mei 2018 verleden voor notaris mr. T.R. Johnson, heeft overgedragen aan [GEDAAGDE].” Nog daargelaten dat het bedrag door [gedaagde] op dat moment nog niet aan [eiser] was betaald, ziet de gegeven finale kwijting, gegeven de daarbij gebruikte bewoordingen, niet op de enkele ontvangst van gelden, maar op de door [gedaagde] aan [eiser] verschuldigde vergoeding voor de aandelenoverdracht. Voor deze uitleg bestaat reden te meer, nu in de akte ook is vermeld dat [eiser] akkoord is met betaling door [gedaagde] van het daarin vermelde bedrag, waarbij in aanmerking wordt genomen dat dat bedrag voortvloeit uit het bindend advies. Daar komt nog bij dat in de akte is vermeld dat een en ander conform is met de schikking, de vaststellingsovereenkomst en het bindend advies. Een uitdrukkelijk voorbehoud, in de zin van een beperking van de gegeven finale kwijting, is in de akte ten slotte niet opgenomen.
4.4
Behalve dat aldus uit de duidelijke en zonder voorbehoud gebruikte bewoordingen van de akte volgt dat [eiser] aan [gedaagde] ten aanzien van de aandelenoverdracht finale kwijting verleent, valt dit naar het oordeel van het Gerecht ook uit de volgende overige omstandigheden van het geval af te leiden, zodat voor een uitleg van de akte in weerwil van de gebruikte bewoordingen geen grond bestaat. De betaling door [gedaagde] aan [eiser] voor de overgedragen aandelen, kan worden gezien als het sluitstuk van een lange procedure in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van de erflaatster. Uit iedere stap van de procedure valt steeds af te leiden dat partijen streefden naar definitieve afronding van het geschil, binnen een afzienbare termijn. Zo is in de schikking bepaald dat partijen ernaar streven de definitieve waardebepaling en uitkering van de certificaten binnen zes maanden af te wikkelen, en dat, indien dat niet lukt, een bindend adviseur zal worden aangewezen om het geschil op te lossen (artikel 5). In de vaststellingsovereenkomst voorts is ook een tijdspad opgenomen, en is bepaald dat partijen uitdrukkelijk verklaren dat zij na de definitieve verdeling niets meer van elkander te vorderen hebben en die overeenkomst niet zullen ontbinden (artikel 9). Ook het geven van een opdracht tot waardering van de aandelen aan een deskundige voor het opstellen van een bindend advies, strekt ertoe ter zake een bindende waardebepaling te verkrijgen.
Los van hetgeen partijen in de loop van de procedure inhoudelijk over de afwikkeling van het geschil zijn overeengekomen, zoals gedeeltelijk hiervoor weergegeven, is de wijze waarop zij dat hebben gedaan, met een schikking, een vaststellingsovereenkomst en een bindend adviesprocedure, steeds gericht geweest op de beëindiging of het voorkomen van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen partijen rechtens geldt (vergelijk artikel 7:900, lid 1, BW).
Voorts is, anders dan [eiser] stelt, het Gerecht van oordeel dat de enkele omstandigheid dat [eiser] naar aanleiding van het concept bindend advies bezwaren naar voren heeft gebracht, en daarbij bij monde van zijn advocaat te kennen heeft gegeven het definitieve advies onder protest te zullen aanvaarden, onvoldoende om aan te nemen dat hij niettemin niet in het bindend advies en de daaruit voortvloeiende betaling als sluitstuk van de procedure heeft berust. De bindend adviseur heeft de bezwaren bij zijn advisering betrokken, en deze bezwaren hebben hem niet geleid tot de conclusies, zoals door [eiser] voorgestaan. In de het bindend advies begeleidende brief heeft de bindend adviseur toegelicht dat en waarom niet, en dat en waarom hij tot zijn conclusies is gekomen. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] na ontvangst van het bindend advies nog enig voorbehoud heeft gemaakt. En zelfs als dat het geval zou zijn geweest, heeft nog altijd te gelden dat [eiser] enkele maanden nadien akkoord is gegaan met betaling door [gedaagde] aan hem van een op het bindend advies gebaseerd bedrag, en daarbij mede heeft verklaard, zonder enig voorbehoud of bezwaar, dat hij [gedaagde] ter zake van de aandelenoverdracht finale kwijting verleent. Van groot belang hierbij is dat [eiser] deze verklaring heeft gedaan in het bijzijn van zijn advocaat, die de akte waarin deze verklaring is neergelegd bovendien mede heeft ondertekend. Onder deze omstandigheden moet ervan worden uitgegaan dat [eiser] goed geïnformeerd, weloverwogen en welbewust tot het afleggen van de verklaring is gekomen.
4.5
Het voorgaande brengt met zich dat de verklaring van 17 augustus 2020, in samenhang bezien met de overige omstandigheden van het geval, zo moet worden begrepen dat [eiser] aan [gedaagde] finale kwijting heeft verleend van alle aanspraken die hij ter zake van de aandelenoverdracht jegens haar heeft. Uit al deze omstandigheden tezamen, heeft [gedaagde] dan ook het gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen dat [eiser] mogelijk andere aanspraken uit de aandelenoverdracht niet meer geldend zou maken. Aldus heeft hij zijn recht ter zake verwerkt. Dit staat toewijzing van de vordering, die juist gegrond is op het bestaan van zodanige aanspraken, hoe dan ook in de weg. Gelet hierop, wordt aan een verdere inhoudelijke beoordeling van de vordering niet meer toegekomen.
4.6 [
eiser] dient, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden begroot op Afl. 8.000,- (2 punten in Tarief 9).

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
wijst de vordering af;
5.2
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, die tot de datum van de uitspraak aan de kant van het [gedaagde] worden begroot op Afl. 8.000,-;
5.3
verklaart de veroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 28 september 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR nr. AUA202103769
Inhoudsindicatie: Vordering afgewezen.
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. M.E.B. de Haseth
Bijzondere kenmerken: eerste aanleg – enkelvoudig