In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. R.L.F. Dijkhoff, de vernietiging van een bindend advies dat was uitgebracht door een bindend adviseur met betrekking tot de waardering van certificaten van aandelen in de Stichting Administratiekantoor Niar Holding. De vordering was gebaseerd op de stelling dat de toegepaste korting van 25% en de berekening van de nettowinst en EBIDTA onjuist waren. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.P. Sjiem Fat, voerde verweer en stelde dat eiser finale kwijting had verleend voor alle aanspraken die voortvloeiden uit de aandelenoverdracht, wat volgens gedaagde leidde tot rechtsverwerking.
De procedure begon met een schikking tussen partijen in 2017, waarin afspraken werden gemaakt over de overdracht van aandelen en certificaten. Eiser had in 2020 een bindend advies ontvangen waarin de waarde van de certificaten werd vastgesteld. Eiser betwistte de conclusies van de bindend adviseur, maar gaf uiteindelijk in augustus 2020 finale kwijting aan gedaagde voor de vergoeding van de aandelen. Het Gerecht oordeelde dat de verklaring van finale kwijting, in samenhang met de omstandigheden van de zaak, betekende dat eiser afstand had gedaan van zijn recht om het bindend advies te vernietigen.
Het Gerecht wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukte het belang van de finale kwijting en de gevolgen daarvan voor de rechtsverhouding tussen partijen. De uitspraak werd gedaan op 28 september 2022.