Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE FEITEN
(…).
(…).
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de rechtsgeldigheid van de beëindiging van een huurovereenkomst tussen Britania Development Company en het Land Aruba centraal. De huurovereenkomst, die op 15 augustus 2017 was aangegaan, liep tot 30 juni 2020, maar het Land Aruba heeft deze opgezegd per 30 september 2019. Britania vorderde schadevergoeding wegens wanprestatie, omdat het Land de huurovereenkomst niet correct had beëindigd en het gehuurde niet in de oorspronkelijke staat had opgeleverd. Het Gerecht oordeelde dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was geëindigd op de opgegeven datum en dat Britania geen recht had op de gevorderde schadevergoeding voor de periode na de beëindiging. Echter, het Gerecht oordeelde ook dat het Land onverschuldigd betalingen had gedaan voor huur en gebruiksvergoeding na de beëindiging van de huurovereenkomst. Uiteindelijk werd het Land veroordeeld tot betaling van Afl. 113.056,31 aan Britania, met een bijkomende vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 3.000,--. De proceskosten werden gecompenseerd, en Britania werd verplicht om een onverschuldigd betaald bedrag van Afl. 130.261,30 aan het Land te restitueren binnen een maand na de uitspraak.