ECLI:NL:OGEAA:2022:571

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
AUA201903239
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontbinding van lastgevingsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde met betrekking tot een lastgevingsovereenkomst. De procedure heeft een verloop gekend dat tot 13 oktober 2021 is gedocumenteerd in een tussenvonnis. De verdere procedure omvatte bewijslevering en conclusies van beide partijen. Eiser stelde dat gedaagde een auto zou aanschaffen via familie in de Verenigde Staten, maar de rechter oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor deze claim. De getuigenverklaringen waren niet overtuigend genoeg om de afspraken tussen partijen te onderbouwen. Het Gerecht concludeerde dat er geen sprake was van wanprestatie door gedaagde, en dat er geen grond was voor de ontbinding van de lastgevingsovereenkomst. De vordering van eiser werd afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. De uitspraak vond plaats op 6 juli 2022, en het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 6 juli 2022
Behorend bij A.R. nr. AUA201903239
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
te Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [Eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[GEDAAGDE],
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 13 oktober 2021 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-het proces-verbaal van bewijslevering zijdens [eiser] van maandag 7 februari 2022;
-het schrijven van de gemachtigde van [gedaagde] van 23 februari 2022, inhoudende de verklaring dat [gedaagde] afziet van de gelegenheid tot contra-enquête;
-de door [eiser] genomen conclusie na bewijslevering;
-de door [gedaagde] genomen antwoordconclusie na bewijslevering.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
2.2
De thans te beantwoorden vragen zijn of [eiser] al dan niet heeft bewezen dat:
i. van de lastgevingsovereenkomst deel uitmaakte de afspraak tussen partijen dat [gedaagde] de door [eiser] bestelde auto via in de autohandel zittende in de VS wonende familie van [eiser] zou aanschaffen;
ii. [Eiser] naast het door hem betaalde en al terugontvangen bedrag ad Afl. 10.400,-- ook aan [gedaagde] heeft betaald in contanten Afl. 26.500,--, althans het meerdere van (US$ 6.500,-- met als equivalent in Arubaans courant (6.500,-- x 1,78 =) Afl. 11.570,--.
2.3
Voormelde vraag met betrekking tot het hiervoor onder ii. omschreven onderdeel van het probandum moet naar het oordeel van het Gerecht ontkennend worden beantwoord. Geen der getuigen heeft iets kunnen verklaren ter zake van door [eiser] aan [gedaagde] verrichte betalingen voor de aanschaf van de auto. Niet komt vast te staan dat [eiser] naast het door [gedaagde] reeds aan hem terugbetaalde bedrag ad. Afl. 10.400,-- en naast het door [eiser] aan [gedaagde] betaalde door [gedaagde] vervolgens aan de autohandelaar doorbetaalde bedrag ad US$ 6.500,-- nog meer heeft betaald aan [gedaagde] voor de koop van bedoelde auto.
2.4.1
Voormelde vraag met betrekking tot het hiervoor onder i. omschreven onderdeel van het probandum moet naar het oordeel van het Gerecht eveneens ontkennend worden beantwoord. [Getuige], zijnde de broer van [eiser] (hierna: getuige [getuige]), verklaart dat [eiser] en [gedaagde] hebben afgesproken dat bedoelde auto door [gedaagde] zou worden gekocht met behulp van familie van [gedaagde] in de USA, maar getuige [getuige] verklaart in dit verband verder dat hij [eiser] niet zelf tegen [gedaagde] heeft horen zeggen dat [gedaagde] dat zo moest doen, terwijl getuige [getuige] niet heeft verklaard dat [gedaagde] dat op enig moment tegen hem (getuige [getuige] dus) heeft gezegd. Verder verklaart getuige [getuige] dat hij op de hoogte is van voormelde afspraak omdat hij dat in een chatgroup heeft vernomen van zowel [gedaagde] als ook van [eiser]. Die verklaring mist naar het oordeel van het Gerecht voldoende verificatoire onderbouwing. Dit klemt temeer omdat getuige [getuige] een broer is van [eiser], en het in dat verband op zijn weg of op die van [eiser] had gelegen om iedere twijfel aan de geloofwaardigheid van de verklaring op dit punt weg te nemen door overlegging van afschriften of screenshots van bedoelde chatgroup. Het nalaten daarvan komt voor rekening en risico van [eiser], en brengt met zich dat het Gerecht de verklaring van getuige [getuige] op dit punt onvoldoende geloofwaardig oordeelt. Dit alles temeer omdat getuige [getuige] verklaart dat de auto volgens hem via een voor hem onbekende neef van [gedaagde] in de USA zou worden betrokken, maar met die mening, conclusie of gissing verklaart getuige [getuige] niet dát de auto via een neef van [gedaagde] in de USA zou worden betrokken.
2.4.2
Vorenstaande en de omstandigheid dat getuige [getuige 2] ter zake van de (wijze van de) koop van de auto niets heeft kunnen verklaren brengen mee dat niet komt vast te staan dat van de lastgevingsovereenkomst deel uitmaakte de beweerdelijke afspraak tussen partijen dat [gedaagde] de door [eiser] bestelde auto door tussenkomst van in de autohandel zittende in de VS wonende familie van [eiser] zou aanschaffen. Dat betekent dat te dien aanzien geen sprake kan zijn van wanprestatie aan de zijde van [gedaagde], met als gevolg dat er geen grond bestaat voor (de niet gevorderde) ontbinding van de tussen partijen gesloten lastgevingsovereenkomst. Derhalve kan wat betreft de door [eiser] aan [gedaagde] betaalde door [gedaagde] vervolgens aan de oplichtende autohandelaar doorbetaalde US$ 6.500,-- geen sprake zijn van een voor [gedaagde] jegens [eiser] geldende terugbetalingsverplichting ex artikel 6:271 BW.
2.5
De slotsom luidt dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
2.6 [
Eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot Afl. 3.125,-- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten van tarief 5, ad Afl. 1.250,-- per punt). Hierbij wordt nog overwogen dat [gedaagde] het in het tussenvonnis onder 2.2 vermelde bedrag ad. Afl. 10.400,-- op 28 mei 2019, ofwel nog voor de aanvang van deze procedure, heeft terugbetaald aan [eiser]. Aldus blijft die omstandigheid wat betreft de beoordeling ter zake van proceskosten buiten beschouwing.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst af het door [eiser] verzochte;
-veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot Afl. 3.125,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 6 juli 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Zaaknummer: AUA201903239
Datum uitspraak: 6 juli 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR nr. AUA201903239
Inhoudsindicatie: Civiel. Vordering afgewezen. Geen grond voor ontbinding van lastgevingsovereenkomst.
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg – enkelvoudig