In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen het Land Aruba. De eiseres, die in persoon procedeerde, vorderde dat het Land haar zou toestaan om haar werkzaamheden bij de Sociaal Psychiatrische Dienst (SPD) voort te zetten, op basis van een overeenkomst die zij met het Land had gesloten. Eiseres stelde dat deze overeenkomst stilzwijgend was verlengd, ondanks dat het Land had aangegeven dat de overeenkomst op 31 december 2021 was geëindigd. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 6 januari 2022 was ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling die aanvankelijk op 20 januari 2022 was gepland, maar werd verplaatst naar 4 februari 2022 omdat eiseres niet op de hoogte was gesteld van de zittingsdatum.
Tijdens de zitting op 4 februari 2022 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, terwijl het Land werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een advocaat. Het Gerecht heeft de vordering van eiseres afgewezen, oordelend dat de overeenkomst van rechtswege was geëindigd en dat er geen sprake was van stilzwijgende verlenging. Het Gerecht stelde vast dat de brief van het Land, waarin werd meegedeeld dat de overeenkomst niet zou worden verlengd, enkel informatief was en geen rechtsgevolgen had. Eiseres had na de einddatum van de overeenkomst geen werkzaamheden meer verricht en had ook geen loon ontvangen, wat de claim van stilzwijgende verlenging ondermijnde.
Het Gerecht concludeerde dat er in een bodemprocedure geen grote kans van slagen was voor de vorderingen van eiseres en dat de belangen van het Land zwaarder wogen dan die van eiseres. Eiseres werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil werden begroot, aangezien het Land werd vertegenwoordigd door ambtenaren. De uitspraak werd gedaan op 23 februari 2022 door mr. A.H.M. van de Leur.