ECLI:NL:OGEAA:2022:77

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
K.G. nr. AUA202102630
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over geldvordering door Island Finance tegen gedaagde met beroep op betalingsonmacht

In deze civiele procedure vorderde Island Finance Aruba N.V. (hierna: IFA) een geldsom van Afl. 6.248,09 van de gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, waarbij de zitting plaatsvond op 10 januari 2022. IFA werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.E.D. Brown. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij door een loonverlaging van 12,6% als gevolg van de Covid-pandemie niet in staat was om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.

Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde het door IFA gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en boeterente, verschuldigd was. Het beroep op betalingsonmacht werd verworpen, aangezien deze onmacht de gedaagde niet ontsloeg van zijn verplichtingen. De vordering van IFA voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd eveneens toegewezen, omdat IFA meer werkzaamheden had verricht dan enkel de voorbereiding van de gedingstukken.

Het vonnis, uitgesproken op 23 februari 2022, veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Tevens werd er een mogelijkheid tot overleg voor een betalingsregeling tussen partijen gesuggereerd. De totale kosten aan de zijde van IFA werden begroot op Afl. 3.049,70, die ook door de gedaagde vergoed dienden te worden.

Uitspraak

Vonnis van 23 februari 2022
Behorend bij A.R. nr. AUA202102630
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba, te [adres gedaagde],
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 1 december 2021 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 10 januari 2022. IFA is ter zitting verschenen bij mr. E.H.J. Martis, die occupeerde voor haar gemachtigde. [gedaagde] is in persoon ter zitting verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.HET GESCHIL

2.1
IFA vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt:
a. om aan IFA te betalen Afl. 6.248,09, te vermeerderen met de gematigde rente van 27% per jaar vanaf 30 november 2019, waarbij na iedere betaling na 30 november 2019 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom en tot een maximum Afl. 3.579,09 en na bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met de overeengekomen boeterente van 5% over elke niet betaalde termijn dan wel over het niet betaalde deel daarvan niet wordt betaald binnen 15 dagen na de vervaldatum van die afzonderlijke termijn, en voorts te vermeerderen met Afl. 750,- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
b. in de proceskosten, waaronder begrepen die van het beslag.
2.2 [
gedaagde] voert verweer en stelt dat hij door de korting op zijn loon met 12,6% in verband met de Covidpandemie zijn betalingsverplichtingen jegens IFA niet of niet geheel kan nakomen.
2.3
Voor zover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt bij zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2
Uit rechtsoverweging 2.6 van het tussenvonnis vloeit voort dat [gedaagde] het in hoofdsom door IFA gevorderde bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente en boeterente zoals door IFA gevorderd, opeisbaar verschuldigd is aan IFA. De hiervoor onder a. omschreven vordering van IFA zal daarom in zoverre worden toegewezen. Hierbij wordt nog overwogen dat betalingsonmacht aan de zijde van [gedaagde] hem niet kan ontslaan van zijn betalingsverplichtingen jegens IFA, en die onmacht kan evenmin in de weg staan aan een veroordelend vonnis tot betaling van een geldsom.
3.3
De vordering van IFA ter zake van vergoeding voor kosten van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zal eveneens worden toegewezen, nu is gebleken dat IFA te dezen meer werkzaamheden heeft verricht dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft. IFA mocht redelijkerwijs buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verrichten, en de daarvoor door haar gevorderde vergoeding is ook redelijk en in overeenstemming met het Procesreglement.
3.4 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA waaronder begrepen die van het bij partijen genoegzaam bekende op 24 augustus 2021 ten laste van [gedaagde] gelegde conservatoire beslag, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,- aan griffierechten, Afl. 1.099,70 aan explootkosten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten, tarief 3 ad Afl. 500,- per punt).
3.4
Zoals ter zitting besproken zal het Gerecht verstaan dat partijen in het licht van dit veroordelend vonnis in overleg zullen treden om mogelijk tot een voor [gedaagde] passende betalingsregeling te komen.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
- veroordeelt [gedaagde] om aan IFA te betalen Afl. 6.248,09, te vermeerderen met de gematigde rente van 27% per jaar vanaf 30 november 2019 tot de dag der algehele voldoening, waarbij na iedere betaling na 30 november 2019 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom en tot een maximum van Afl. 3.579,09 en na bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met de overeengekomen boeterente van 5% over de niet betaalde termijn dan wel over het niet betaalde deel daarvan indien een vervallen termijn of een gedeelte daarvan niet wordt betaald binnen 15 dagen na de vervaldatum van die afzonderlijke termijn, en voorts te vermeerderen met Afl. 750,- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 3.049,70;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- verstaat dat partijen in het licht van dit veroordelend vonnis in overleg zullen treden om mogelijk tot een voor [gedaagde] passende betalingsregeling te komen;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 februari 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 23 februari 2022
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: K.G. nr. AUA202102630
Inhoudsindicatie: Civiel. Geldvordering. Island Finance. Beroep op betalingsonmacht slaagt niet.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: