ECLI:NL:OGEAA:2022:95

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
AUA201801314
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing bierhuis- en restaurantvergunning A

In deze zaak heeft Green Pastures N.V. beroep ingesteld tegen de afwijzing van de aanvraag voor een bierhuis- en restaurantvergunning A door de Minister van Volksgezondheid. De aanvraag werd op 10 februari 2017 afgewezen, waarna het bezwaar van appellante op 3 april 2018 ongegrond werd verklaard. Appellante heeft op 15 mei 2018 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De zaak is meerdere keren behandeld, waarbij appellante en verweerder telkens vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de vergunning niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat verweerder geen inspectie heeft uitgevoerd na de aanpassingen die appellante aan de toiletgelegenheden had gedaan. De rechtbank oordeelt dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd, omdat de motivering van verweerder onvoldoende is. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen drie maanden na deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante, rekening houdend met de resultaten van een afdoende inspectie. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante.

Uitspraak

Uitspraak van 26 januari 2022
Lar nr. AUA201801314

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

GREEN PASTURES N.V.,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 10 februari 2017 heeft verweerder de aanvraag van appellante om verlening van een bierhuis- en restaurantvergunning A voor de locatie [adres], lokaal [nr], (hierna: de lokaliteit) afgewezen.
Bij beschikking van 3 april 2018 heeft verweerder het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing gehandhaafd (de bestreden beschikking).
Hiertegen heeft appellante op 15 mei 2018 beroep bij het gerecht ingesteld.
Op 5 november 2018 is de zaak ter zitting behandeld, waar zijn verschenen mr. L. Pieters occuperende voor mr. R. Wix, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd. Vervolgens is de zaak verwezen naar 29 april 2019 voor behandeling, waarna appellante om aanhouding van de verdere behandeling heeft verzocht.
Op 14 december 2020 heeft appellante nadere stukken ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 17 mei 2021, waar zijn verschenen appellante bij mr. V. Perse occuperende voor mr. R. Wix, en verweerder bij mr. M. Jansen occuperende voor mr. V. Emerencia.
Op 14 juni 2021 heeft appellante nadere stukken ingediend.
De zaak is vervolgens behandeld op de zitting van 22 november 2021, waar zijn verschenen appellante bij mr. V. Perse occuperende voor mr. R. Wix, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Ingevolge artikel 2, eerste tot en met derde lid, van de Vergunningsverordening mag de verkoop van sterke drank, zwak-alcoholische drank in het klein, spijzen, alcoholvrije drank, voor consumptie bestemd ijs of soortgelijk artikel, in het klein voor gebruik ter plaatse, niet anders plaatsvinden dan krachtens en anders dan overeenkomstig een vergunning of toestemming, verleend op grond van deze landsverordening.
1.2
Ingevolge artikel 8 worden bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, met betrekking tot ruimte, licht, ramen, inrichting en luchtverversing eisen gesteld, waaraan een lokaliteit moet voldoen om voor een der in de artikelen 10 tot en met 18 genoemde vergunningen in aanmerking te kunnen komen.
1.3
Ingevolge artikel 15 geeft een bierhuisvergunning de houder recht tot de verkoop in het klein van zwak-alcoholische en alcoholvrije drank, voor consumptie bestemd ijs of soortgelijk artikel, voor gebruik ter plaatse.
1.4
Ingevolge artikel 17, eerste lid, geeft een restaurantvergunning A de houder recht tot de verkoop in het klein van alcoholvrije drank, voor consumptie bestemd ijs of soortgelijk artikel en spijzen die in een ter plaatse aanwezige keuken worden bereid, voor gebruik ter plaatse.
1.5
Ingevolge artikel 27 wordt de vergunning geweigerd:
(…)
i. indien het belang van de openbare orde, de goede zeden of de publieke rust zulks vergt;
(…)
p. indien de lokaliteit niet voldoet aan de eisen waaraan zij krachtens artikel 8 [vereisten op het gebied van de ruimte, licht, ramen, inrichting en luchtverversing; hygiëne] moet voldoen (…)
1.6
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het Vergunningsbesluit moet de lokaliteit waarvoor vergunning wordt of is verleend voorts voldoen aan de navolgende eisen:
a. voldoende toetreding van licht en verse lucht moet kunnen plaats vinden; de gezamenlijke openingen daartoe moeten ten minste een tiende van het vloeroppervlak bedragen;
b. de wanden moeten van zodanige constructie zijn gemaakt, dat ze gemakkelijk afwasbaar zijn;
c. de vloer moet betegeld zijn;
d. een plafond moet aanwezig zijn;
e. zowel vloer, wanden als plafond moeten in behoorlijke staat verkeren;
f. de inrichting moet aangesloten zijn op het waterleiding- en electriciteitsnet. Waar aansluiting niet mogelijk is, kan de minister van Publieke Werken en Volksgezondheid toestemming verlenen tot het treffen van een andere deugdelijke voorziening;
g. een toonbank van hard afwasbaar materiaal moet aanwezig zijn.
2. In de inrichting moeten toiletgelegenheden zijn, die voldoen aan de navolgende eisen: a. er moeten volledig van elkander gescheiden toiletgelegenheden voor mannen en voor vrouwen aanwezig zijn, welke niet rechtstreeks met een voor het publiek toegankelijke lokaliteit in verbinding mogen staan, doch van daaruit niettemin op gemakkelijke en eenvoudige wijze te bereiken moeten zijn. De toiletten moeten steeds in zindelijke staat worden gehouden;
b. voor de bezoekers moet bij de toiletgelegenheden een behoorlijke gelegenheid bestaan om de handen te wassen, voorzien van stromend water, zeep en handdoek. Deze gelegenheid moet voorzien zijn van een afvoer met stankbocht naar beerput of riool;
c. in elk toilet moet een raam aanwezig zijn van ten minste 0,25 m2 grootte, dat in onmiddellijke verbinding staat met de buitenlucht;
d. alle toiletten, urinoirs en andere sanitaire inrichtingen moeten, waar mogelijk, aangesloten zijn op de waterleiding van het Wateren Energiebedrijf of op een andere waterleiding, voorzien zijn van afvoer met stankbocht naar beerput of riool en afdoende van de vergunningslokaliteiten afgesloten zijn;
e. de vloeren van alle toiletten, urinoirs en andere sanitaire inrichtingen moeten betegeld zijn, alsook de wanden, tot op een hoogte van ten minste 1,60 meter.
2. Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit een ter plaatse ingesteld onderzoek is gebleken dat de lokaliteit niet de beschikking heeft over de vereiste toiletgelegenheden conform artikel 5 van het Vergunningsbesluit. Voorts dient appellante nog een goedgekeurde bouwtekening in te dienen met de wijziging voor het bouwen van de toiletgelegenheden, aldus verweerder bij de bestreden beschikking.
3. Appellante betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij ten tijde van het geven van de bestreden beschikking niet voldeed aan de vereisten voor toiletgelegenheden. Appellante had de toiletgelegenheden hangende het bezwaar reeds naar de eisen van verweerder aangepast, maar verweerder heeft nooit meer enige inspectie uitgevoerd.
3.1
Dit betoog slaagt. Vast staat dat de lokaliteit in 2015 in het kader van de aanvraag om verlening van een bierhuis- en restaurant A-vergunning door verweerder geïnspecteerd is. Verweerder heeft in dit verband geconstateerd dat niet aan de eisen uit artikel 5 van het Vergunningsbesluit voor toiletaangelegenheden werd voldaan, en heeft de aanvraag op die grond afgewezen. Appellante heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij de vereiste aanpassingen vervolgens heeft uitgevoerd, een en ander vóór het geven van de bestreden beschikking, en dat verweerder na indiening van het bezwaarschrift nimmer ter plaatse heeft geïnspecteerd. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd niet kunnen bevestigen of hij de lokaliteit voorafgaand aan het geven van de bestreden beschikking opnieuw heeft geïnspecteerd. Ook overigens is niet gebleken dat verweerder naar aanleiding van het bezwaar van appellante dan wel alvorens over te gaan tot het geven van de bestreden beschikking de nodige inspectie heeft verricht om zich op het standpunt te kunnen stellen of appellante aan de vergunningsvereisten ten aanzien van toiletgelegenheden voldoet. De bestreden beschikking is dan ook onzorgvuldig tot stand is gekomen, en ontbeert in verband hiermee een draagkrachtig motivering.
4. Het beroep is reeds hierom gegrond. De bestreden beschikking dient te worden vernietigd.
5. Appellante betoogt nog dat verweerder ten onrechte aan de bestreden beschikking ten grondslag heeft gelegd dat zij geen goedgekeurde bouwtekening heeft overgelegd van de wijzigingen in de toiletgelegenheden, nu indiening daarvan geen wettelijk vereiste is voor vergunningverlening.
5.1
Dit betoog faalt. Het is aan appellante om aannemelijk te maken dat zij aan de vereisten voor verlening van een vergunning voldoet. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat het vaste praktijk is dat hij aan de hand van goedgekeurde bouwtekeningen beziet of de desbetreffende aanvrager aan de vergunningsvereisten voldoet. In hetgeen appellante heeft aangevoerd is geen grond te vinden voor het oordeel dat dit in zijn algemeenheid onredelijk is, dan wel dat het door verweerder onverkort handhaven van deze praktijk voor haar gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het daarmee te dienen doel. Nu appellante hangende bezwaar wijzigingen van bouwtechnische aard heeft aangebracht aan de lokaliteit, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat appellante gewijzigde tekeningen dient over te leggen ter beoordeling of ook na die wijzigingen aan de overige vergunningsvereisten wordt voldaan.
5.2
Het gerecht ziet evenwel nog aanleiding voor de volgende overweging. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat in geval de drie betrokken diensten ter plaatse een inspectie verrichten, in dit specifieke geval aan de hand daarvan kan worden beoordeeld of appellante aan de vergunningsvereisten voldoet. Onder die omstandigheden kan het overleggen van gewijzigde bouwtekeningen achterwege blijven, aldus verweerder ter zitting. Gelet hierop, en op het lange verloop van deze procedure, met onduidelijkheden op dit specifieke punt over en weer, geeft het gerecht verweerder in overweging bij het geven van een nieuwe beschikking op bezwaar met inachtneming van haar verklaring ter zitting te handelen, ter plaatse een afdoende inspectie te verrichten, en de te geven beschikking te gronden op de resultaten van die inspectie.
6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking van verweerder van 3 april 2018;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-;
- gelast dat het door appellant gestorte griffierecht van Afl. 25 aan haar wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.