ECLI:NL:OGEAA:2022:96

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
AUA202102142
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen fictieve afwijzing van bezwaar inzake factuur voor casinocontroleurs

In deze zaak heeft A.H.E. Resort & Holding N.V. beroep ingesteld tegen de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur vanwege een fictieve afwijzing van een bezwaar tegen een factuur van Afl. 161.100,00 voor het inschakelen van casinocontroleurs. De factuur werd op 1 april 2021 in rekening gebracht, waarop appellante bezwaar maakte. Aangezien er geen beslissing op het bezwaar volgde, heeft appellante op 30 juli 2021 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Tijdens de zitting op 22 november 2021 werd de zaak behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

Het Gerecht overweegt dat het uitblijven van een beslissing op bezwaar gelijkgesteld moet worden met een afwijzende beschikking, waartegen beroep openstaat. De verweerder heeft geen reële beslissing genomen op het bezwaar, wat in strijd is met de verplichtingen onder de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het Gerecht concludeert dat de factuur een rechtshandeling naar burgerlijk recht betreft en dat het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden.

De rechter verklaart het beroep gegrond, vernietigt de fictieve afwijzing van het bezwaar en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding aan appellante, begroot op Afl. 350,-, en het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- wordt aan haar terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en kan binnen zes weken in hoger beroep worden aangevochten bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 26 januari 2022
Lar nr. AUA202102142

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

A.H.E. RESORT & HOLDING N.V.,

gevestigd te Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix,
gericht tegen:

de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur,

zetelend in Aruba,
verweerder,
gemachtigde: mr. V. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij factuur van 1 april 2021 heeft verweerder appellante een bedrag van Afl. 161.100,00 aan kosten verbonden aan het inschakelen van casinocontroleurs in rekening gebracht.
Hiertegen heeft appellante op 1 april 2021 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 30 juli 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Op 19 november 2021 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
De zaak is ter zitting behandeld op 22 november 2021, waar zijn verschenen appellante bij de advocaat mr. E. Zeppenfeldt occuperende voor mr. R. Wix, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Appellante betoogt dat verweerder nog geen beslissing op het bezwaar van 1 april 2021 heeft genomen en dat deze fictieve weigering niet in stand kan blijven.
2. Ter zitting heeft verweerder zich, onder verwijzing naar een vaststellingsovereenkomst van 28 oktober 1999, op het standpunt gesteld dat de factuur geen beschikking behelst, maar strekt tot uitvoering van een tussen partijen ter beslechting van een civielrechtelijk geschil gesloten overeenkomst.
3. Het gerecht stelt voorop dat het uitblijven van een beslissing op bezwaar binnen de daarvoor gestelde termijn, ook indien het bezwaar betrekking heeft op een beslissing niet zijnde een beschikking in de zin van de Lar, ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Lar met een afwijzende beschikking gelijk wordt gesteld, waartegen ingevolge het eerste lid beroep openstaat (vergelijk de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 3 juni 2016, ECLI:NL:OGHACMB:2016:23).
4. Verweerder heeft geen reële beslissing op het bezwaar genomen. Verweerder is daartoe wel verplicht. Zoals hiervoor is overwogen, wordt ingevolge artikel 23, tweede lid, Lar het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld met een afwijzende beslissing. Nu deze afwijzende beslissing niet is gemotiveerd, kan deze niet in stand blijven.
5. Het Gerecht ziet voorts aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien. Daartoe wordt als volgt overwogen. De factuur strekt ter uitvoering van een tussen partijen gesloten civielrechtelijke overeenkomst, en is niet gegeven ter uitvoering van enige publiekrechtelijke bevoegdheid. Aldus behelst de factuur een rechtshandeling naar burgerlijk recht, waartegen ingevolge artikel 9, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van de Lar geen bezwaar openstaat. Onder deze omstandigheden had verweerder het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk moeten verklaren.
6. Nu appellante met recht in beroep is gekomen en zich bij gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellante hiertoe noodzakelijke kosten heeft gemaakt. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 350,- aan gemachtigdensalaris.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van appellante;
- verklaart het door appellante tegen de factuur van 1 april 2021 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 350,-;
  • gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 26 januari 2022, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.