In deze zaak heeft eiser, wonend in Aruba, een kort geding aangespannen tegen Aruba Bank N.V. met het verzoek om een bankrekening te openen. Eiser had op 17 april 2023 verzocht om een rekening, waarbij hij aangaf een bedrag van USD 250.000 te ontvangen als zijn aandeel in verdeeld huwelijksvermogen. Aruba Bank weigerde echter de rekening te openen, omdat zij onvoldoende vertrouwen had in eiser en aanvullende informatie over de herkomst van de fondsen verlangde. Eiser heeft op 6 juni 2023 het kort geding aanhangig gemaakt, waarin hij vorderingen deed om de bank te verplichten de rekening te openen en om schadevergoeding te eisen voor de kosten die hij heeft gemaakt sinds zijn verzoek.
De procedure vond plaats op 29 juni 2023 via een videoverbinding, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser stelde dat de weigering van de bank om de rekening te openen neerkwam op ongeoorloofde discriminatie. De bank voerde aan dat de vordering prematuur was, omdat eiser niet alle gevraagde informatie had verstrekt. De rechter oordeelde dat Aruba Bank in redelijkheid kon weigeren om een bankrelatie met eiser aan te gaan, gezien het gebrek aan vertrouwen dat was ontstaan door de omstandigheden rondom de aanvraag.
Uiteindelijk heeft de rechter de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de contractsvrijheid van banken en de noodzaak voor hen om due diligence uit te voeren bij het aangaan van nieuwe klantrelaties.