ECLI:NL:OGEAA:2023:100

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
AUA202301914
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bank om rekening te openen op basis van onvoldoende vertrouwen

In deze zaak heeft eiser, wonend in Aruba, een kort geding aangespannen tegen Aruba Bank N.V. met het verzoek om een bankrekening te openen. Eiser had op 17 april 2023 verzocht om een rekening, waarbij hij aangaf een bedrag van USD 250.000 te ontvangen als zijn aandeel in verdeeld huwelijksvermogen. Aruba Bank weigerde echter de rekening te openen, omdat zij onvoldoende vertrouwen had in eiser en aanvullende informatie over de herkomst van de fondsen verlangde. Eiser heeft op 6 juni 2023 het kort geding aanhangig gemaakt, waarin hij vorderingen deed om de bank te verplichten de rekening te openen en om schadevergoeding te eisen voor de kosten die hij heeft gemaakt sinds zijn verzoek.

De procedure vond plaats op 29 juni 2023 via een videoverbinding, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser stelde dat de weigering van de bank om de rekening te openen neerkwam op ongeoorloofde discriminatie. De bank voerde aan dat de vordering prematuur was, omdat eiser niet alle gevraagde informatie had verstrekt. De rechter oordeelde dat Aruba Bank in redelijkheid kon weigeren om een bankrelatie met eiser aan te gaan, gezien het gebrek aan vertrouwen dat was ontstaan door de omstandigheden rondom de aanvraag.

Uiteindelijk heeft de rechter de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de contractsvrijheid van banken en de noodzaak voor hen om due diligence uit te voeren bij het aangaan van nieuwe klantrelaties.

Uitspraak

Zaaknummer: AUA202301914
Datum vonnis: 7 juli 2023
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISER},
wonend in Aruba,
eiser in kort geding,
procederend in persoon,
tegen:
ARUBA BANK N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde in kort geding,
gemachtigde: mr. M.A. Kock.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Eiser heeft op 6 juni 2023 een verzoekschrift in kort geding ingediend.
1.2.
Het kort geding is behandeld op 29 juni 2023 via een videoverbinding (rechter en griffier te Curaçao, eiser en de gemachtigde van gedaagde te Aruba). Partijen hebben verwezen naar de op voorhand overgelegde producties en hebben gepleit conform achteraf toegezonden pleitnotities.
1.3.
Uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

a. a) Op 17 april 2023 heeft eiser gedaagde verzocht om op zijn naam een bankrekening te openen bij de bank van gedaagde. Hij heeft gedaagde er daarbij op gewezen dat hij een bedrag van USD 250.000 tegemoet kon zien als zijn aandeel in verdeeld huwelijksvermogen.
b) Op 10 mei 2023 heeft eiser gedaagde als volgt bericht:
“Re: receiving divorce settlement of USD 250,000.00
(…) I have requested to open a savings and current account on the 17th of April 2023.
I was told that the account would be opened within 5 business days unless further information is required.
All documents Aruba bank requested were handed over, including the order given by the judge in which clearly states the amount of USD 250,000.00 to be receive by me I wish to receive this money via a bank account. I choose Aruba bank to handle my finances. To date I have not received an answer to my petition.
I am asking for your assistance in this matter.
Please let me know in writing if the account I petitioned for will be opened.”
c) Bij brief van 22 mei 2022 heeft gedaagde eiser verzocht om een verklaring omtrent het gedrag en om onderliggende bescheiden met betrekking tot het door hem te ontvangen bedrag van USD 250.000.
d) Bij e-mail van 23 mei 2023 aan onder anderen gedaagde, de president van de Verenigde Staten, de president van het Gemeenschappelijk Hof, de Minister van Justitie van Aruba en het Openbaar Ministerie heeft eiser zich onder meer beklaagd over gedaagde. Eiser schrijft:
“Aruba Bank refuse to open a current and savings account demanding a certificate of good conduct see attachment”.
e) Bij brief van 5 juni 2023 aan eiser heeft gedaagde de ontvangst van een verklaring omtrent het gedrag en van een aantal nadere stukken bevestigd, en heeft gedaagde gevraagd om een aantal specifiek omschreven stukken ter verificatie van de bron van het door eiser te ontvangen bedrag van USD 250.000 danwel USD 175.000.
f) Op 6 juni 2023 heeft eiser dit kort geding aanhangig gemaakt.

3.De vordering

3.1.
Eiser vordert bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
1) gedaagde te bevelen per direct een rekening (savings en current) te openen voor eiser;
2) gedaagde te veroordelen tot betaling van een dwangsom voor elke dag dat de rekening niet is geopend;
3) gedaagde te veroordelen tot vergoeding aan eiser van alle schade en kosten van eiser sinds 17 april 2023 gerelateerd aan zijn verzoek een rekening te openen.
3.2.
Namens gedaagde is gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat gedaagde gehouden is hem als klant te accepteren en om de door hem gevraagde rekening te openen. Eiser stelt groot belang te hebben bij het hebben van een bankrekening, onder meer om zijn betalingsverplichtingen aan de belastingdienst te voldoen en om zijn salaris te ontvangen. Eiser stelt voor gedaagde te hebben gekozen omdat gedaagde de naam heeft van zijn geboorteland. Volgens eiser heeft gedaagde geen reden om hem te weigeren en komt die weigering neer op ongeoorloofde discriminatie en ongelijke behandeling.
4.2.
Gedaagde heeft in de eerste plaats gesteld dat de vordering van eiser prematuur is ingesteld. Dat is juist. De door gedaagde in haar brief van 5 juni 2023 nader opgevraagde informatie over de ’source of funds’ was terzake dienend en specifiek. In het licht van de wens en verplichting van gedaagde om onderzoek te doen naar een potentieel nieuwe klant en naar de herkomst van de fondsen waarvoor die potentiële klant de te openen rekening wil gebruiken, was het verzoek van gedaagde naar voorlopig oordeel niet disproportioneel, onnodig en onredelijk.
4.3.
De ter zitting door eiser ingenomen stelling dat gedaagde de voorgenomen storting van USD 175.000 buiten beschouwing had kunnen laten en zich had kunnen beperken tot de enkele aanvraag een rekening te openen, kan niet worden gevolgd. Uit de correspondentie, waaronder eisers bericht van 10 mei 2023, blijkt immers dat al van aanvang aan sprake was van storting door eiser van een substantieel bedrag, zodat het in de rede lag dat gedaagde die voorgenomen storting in haar onderzoek betrok.
4.4.
Na het aanhangig maken van dit kort geding heeft eiser als producties nadere gegevens overgelegd met betrekking tot de herkomst van het geld. Dat die nadere stukken bij gedaagde twijfels hebben doen rijzen, is gesteld noch gebleken. Evenmin is echter gebleken dat eiser nu alle in gedaagdes brief van 5 juni 2023 opgesomde gegevens aan gedaagde heeft verstrekt. Reeds daarom kan in dit kort geding niet geoordeeld worden dat gedaagde eiser niet wegens ‘due diligence’-redenen als rekeninghouder mag weigeren.
4.5.
Gedaagde heeft in haar pleidooi correct uiteengezet dat Aruba weliswaar geen wettelijke regeling kent op grond waarvan banken verplicht zijn om mee te werken tot het verschaffen van een bankrekening, maar dat onder omstandigheden ook in Aruba sprake kan zijn van een beperking van de contractsvrijheid in die zin dat een bank het openen van een rekening niet kan weigeren, mede gelet op het belang van een aspirant-rekeninghouder om toegang te hebben tot het bancaire systeem en om beter te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.
4.6.
Gedaagde heeft echter het standpunt ingenomen dat in het onderhavige geval, gelet op de gang van zaken sinds eisers aanvraag voor een rekening, in redelijkheid niet van gedaagde kan worden verwacht dat zij een bankrelatie met eiser aangaat. Zij stelt dat inmiddels sprake is van een totaal gebrek aan vertrouwen, door toedoen van eiser. Bovendien is volgens gedaagde niet gebleken dat eiser niet bij een andere bank terecht kan. Dat eiser de voorkeur heeft aan gedaagde vanwege haar naam, vindt gedaagde geen sterk argument.
4.7.
Ook van dit verweer van gedaagde kan niet gezegd worden dat dit ongegrond is. Niet onbegrijpelijk is dat het vertrouwen van gedaagde in een werkbare bankrelatie met eiser is bekoeld door diens protest, ook bij derden, tegen op zichzelf redelijke
know your customer-eisen van gedaagde. Als voorbeeld heeft gedaagde verwezen naar eisers hiervoor genoemde mail van 23 mei 2023 en naar het feit dat het kortgeding-verzoekschrift vermeldt dat het cc. naar de Koning en tal van andere vooraanstaande personen en instituten wordt gestuurd.
4.8.
Op grond van het voorgaande kan in dit kort geding niet worden aangenomen dat gedaagde in een eventuele bodemprocedure zal worden verplicht een rekening te openen voor eiser. Zijn vorderingen in dit kort geding kunnen dan ook niet slagen. De overige verweren van gedaagde behoeven geen bespreking.
4.9.
Eiser zal op de voet van artikel 60 Rv als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.Beslissing

Het gerecht, rechtdoende in kort geding;
5.1.
wijst af het gevorderde;
5.2.
veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, aan de zijde van Aruba Bank begroot op Awg 1.500 voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in voormeld Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2023.