Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE FEITEN
4.PRICING POLICIES (…)
3.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING IN HET INCIDENT
4.HET GESCHIL IN DE HOOFDZAAK
5.DE BEOORDELING IN DE HOOFDZAAK
In alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, wendt de belanghebbende partij zich tot de rechter in eerste aanleg met het verzoek om in die zaak zo spoedig mogelijk een beslissing bij voorraad te geven.”. Voor het antwoord op de vraag of Romar al dan niet een rechtens te respecteren spoedeisend belang heeft bij (toewijzing van) haar vordering wordt het volgende overwogen.
de persoonlijke aansprakelijkheid van de achterligger’ is te weinig uitgediept en wordt daarom gepasseerd. Evenmin heeft Romar aannemelijk gemaakt dat zij een vonnis in een nog aanhangig te maken bodemzaak in redelijkheid niet kan afwachten. Het enkele lange tijdsverloop genereert in onvoldoende mate de voor toewijzing van een geldvordering vereiste spoedeisendheid.
spoedeisend belang en voldoende aannemelijkheid van de vordering communicerende vaten[zijn]
; hoe meer de vordering vaststaat, hoe minder het spoedeisend belang moet zijn”. Hoewel de mededeling in de brief van 11 november 2022 van mr. Marchena op het eerste gezicht kan worden begrepen als een met stukken onderbouwde buitengerechtelijke erkentenis van [V.B.A. 1] dat zij Afl. 523.548,54 verschuldigd is aan Romar, heeft [V.B.A. 1] ter zitting (kennelijk pas voor het eerst) uitdrukkelijk betwist dat daarvan sprake is. De vraag of deze betwisting moet worden opgevat als een serieuze herroeping van de erkentenis, doet in enige mate twijfel ontstaan of de door Romar gestelde harde geldvordering zonder meer voor toewijzing gereed ligt. Daarbij heeft het Gerecht het geschil tussen partijen over de tekst en uitleg van het hiervoor onder 2.3 geciteerde gedeelte van artikel 4 van de Overeenkomst [2] in aanmerking genomen, mede bezien in het licht van de andersluidende tekst van artikel 4.2 van de tussen Romar en de zelfstandige entiteit [V.B.A. 2] gesloten ‘Supply Agreement’ [3] , waarop [V.B.A. 1] zich mede beroept. De tussen partijen bestaande discussie vraagt naar het oordeel van het Gerecht bij uitstek om een ‘all-in’ oplossing. Anticiperend daarop en dus mede met het oog op het laten slagen van de aannemelijkheidstoets had Romar in haar procesvoering dieper moeten ingaan op de vereiste spoedeisendheid in plaats van dit aspect nagenoeg onbesproken te laten.