ECLI:NL:OGEAA:2023:132

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202301115
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming van kantoorruimte en huurachterstand

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap MINI REAL ESTATE N.V. (hierna: MRE) een kort geding aangespannen tegen de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam V.B.A.]. MRE vorderde dat [naam V.B.A.] binnen tien dagen na betekening van het vonnis de kantoorruimte in Aruba zou ontruimen en dat er een dwangsom zou worden opgelegd voor elke dag dat deze in gebreke bleef. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2023 heeft MRE haar vordering om zelf de ontruiming uit te voeren ingetrokken. De procedure heeft geleid tot een beoordeling van de spoedeisendheid van de vorderingen van MRE, waarbij het Gerecht heeft vastgesteld dat er een huurachterstand van Afl. 48.881,57 was en dat de huurovereenkomst door MRE buitengerechtelijk was ontbonden. Het Gerecht heeft geoordeeld dat [naam V.B.A.] onrechtmatig gebruik maakt van de kantoorruimte en heeft de vorderingen van MRE toegewezen. Het Gerecht heeft [naam V.B.A.] bevolen om de kantoorruimte binnen drie weken te ontruimen en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval van niet-nakoming. Tevens is [naam V.B.A.] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 3 mei 2023 door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 3 mei 2023
Behorend bij K.G. AUA202301115
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
MINI REAL ESTATE N.V.,
te Aruba,
hierna te noemen: MRE,
gemachtigden: de advocaten mrs. V.C. Perše en L.J. Pieters,
tegen
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam V.B.A],
te Aruba,
hierna te noemen: [naam V.B.A.],
vertegenwoordigd door de heer [naam directeur V.B.A.].

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 13 april 2023 om 11:30 uur.
1.2
MRE is ter terechtzitting verschenen bij haar gemachtigden. [naam V.B.A.] is verschenen bij haar directeur. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - MRE mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
MRE heeft ter zitting haar vordering om haar te machtigen het gehuurde zelf te (doen) ontruimen indien [naam V.B.A.] in gebreke mocht blijven met het uitvoeren van het door het Gerecht te geven ontruimingsbevel ingetrokken.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.HET GESCHIL

2.1
MRE vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. [naam V.B.A.] beveelt om binnen 10 dagen na het betekenen van dit vonnis de bij partijen genoegzaam bekende kantoorruimte binnen het gebouw gelegen in Aruba te [adres] (hierna ook: de kantoorruimte), te ontruimen met alle zich daarin van harentwege bevindende personen en goederen en de kantoorruimte ter vrije beschikking te stellen van MRE, en bepaalt dat [naam V.B.A.] ten behoeve van MRE een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- voor elke dag dat zij dat ontruimingsbevel niet nakomt, tot een maximum van Afl. 25.000,--;
b. [naam V.B.A.] veroordeelt tot betaling van de huurachterstand tot de datum van ontruiming van de kantoorruimte;
c. [naam V.B.A.] veroordeelt in de proceskosten.
2.2 [
naam V.B.A.] heeft geen verweer gevoerd anders dan dat zij een betalingsregeling tussen partijen beoogt ter zake van huurbetalingsachterstand. [naam V.B.A.] heeft ter zitting verklaard dat zij de kantoorruimte eind mei 2023 kan ontruimen.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van MRE bij haar hiervoor onder a) omschreven vordering volgt uit de aard van die vordering en de daaraan ten gronde gelegde stellingen. Nu dit het geval is, kan in redelijkheid en om proceseconomische reden niet van MRE worden gevergd om haar niet bestreden hiervoor onder b) omschreven vordering aan de bodemrechter ter beoordeling voor te leggen. Die vordering lift als het ware mee met het spoedeisend belang dat MRE heeft bij haar onder a) omschreven vordering.
3.2
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, de vraag worden beantwoord of de vorderingen van MRE in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorzieningen gerechtvaardigd is.
3.3
Tussen partijen staat vast dat [naam V.B.A.] bij een maandelijks aan MRE te betalen huur van Afl. 6.000,-- een huurbetalingsachterstand heeft van Afl. 48.881,57, en dat MRE in het licht van die betalingsachterstand de huurovereenkomst tussen partijen buitengerechtelijk heeft ontbonden per aan [naam V.B.A.] gerichte brief van 6 maart 2023. Naar het voorshandse oordeel van het Gerecht rechtvaardigt (de ernst van) die wanprestatie van [naam V.B.A.] die ontbinding. Dit betekent dat [naam V.B.A.], die de kantoorruimte sinds de ontbinding van de huurovereenkomst niet heeft ontruimd, daarvan zonder recht of titel ofwel onrechtmatig gebruik maakt.
3.4
Het voorgaande brengt met betrekking tot de ontruimingsvordering van MRE mee dat de hiervoor onder 3.2 geformuleerde vraag bevestigend moet worden beantwoord. Die vordering zal daarom worden toegewezen, met inachtneming van het navolgende.
3.5
Ter zitting heeft [naam V.B.A.] verklaard dat zij in staat is om het gehuurde binnen drie (3) weken na de uitspraak van dit vonnis te ontruimen. In dat verband komt het Gerecht, anders dan de door MRE verzochte ontruimingstermijn van tien dagen, een ontruimingstermijn van drie weken redelijk voor. Het Gerecht zal dienovereenkomstig beslissen.
3.6
De niet door [naam V.B.A.] bestreden vordering tot oplegging aan [naam V.B.A.] van dwangsommen wordt toegewezen als na te melden. Daarvan gaat naar het oordeel van het Gerecht voldoende prikkel uit naar [naam V.B.A.] tot nakoming van dit vonnis.
3.7
Voor wat betreft de vordering onder b) wordt het volgende overwogen. MRE stelt dat de huurachterstand tot en met de maand maart 2023 Afl. 48.881,57 bedraagt. [naam V.B.A.] heeft die stelling niet bestreden, zodat die vast komt te staan. Aldus zal [naam V.B.A.] worden veroordeeld om aan MRE te betalen Afl. 48.881,57 aan achterstallige huur, te vermeerderen met telkens een bedrag gelijk aan de huur als gebruiksvergoeding voor iedere na maart 2023 verschenen maand dat [V.B.A.] de aan MRE toebehorende kantoorruimte niet heeft ontruimd.
3.8
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van het [naam V.B.A.] bij afwijzing van de vorderingen van MRE ten opzichte van de belangen van MRE bij toewijzing daarvan.
3.9 [
V.B.A.] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van MRE, tot aan deze uitspraak begroot op (450,- + 228,60 =) Afl. 678,60 aan verschotten (griffiegelden en kosten van oproeping) en
Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
4.1
beveelt [naam V.B.A.] om binnen drie (3) weken na de betekening van dit vonnis aan [naam V.B.A.] de bij partijen genoegzaam bekende aan MRE toebehorende kantoorruimte gelegen in Aruba te [adres] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin van harentwege bevindende personen en goederen en die kantoorruimte ter vrije beschikking te stellen van MRE;
4.2
bepaalt dat [naam V.B.A.] ten behoeve van MRE een dwangsom verbeurt van Afl. 250,-- voor elke dag dat zij voormeld ontruimingsbevel niet nakomt, en bepaalt voorts dat [V.B.A.] te dezen maximaal Afl. 25.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
4.3
veroordeelt [naam V.B.A.] om aan MRE te betalen Afl. 48.881,57 aan achterstallige huurpenningen tot en met maart 2023, te vermeerderen met telkens Afl. 6.000,-- aan gebruiksvergoeding voor iedere na maart 2023 verschenen maand dat [naam V.B.A.] de aan MRE toebehorende kantoorruimte niet heeft ontruimd;
4.4
veroordeelt [naam V.B.A.] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van MRE, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.178,60;
4.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6
wijst af het meer of anders door MRE verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 mei 2023 in aanwezigheid van de griffier.