ECLI:NL:OGEAA:2023:137

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202300745
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over opheffing van derdenbeslagen en zekerheidstelling

In deze zaak heeft FMV Holding Company N.V. (hierna: FMV) een kort geding aangespannen tegen [naam BV] en [naam rechtspersoon] met als doel de opheffing van conservatoire derdenbeslagen die door [naam BV] zijn gelegd op de tegoeden van FMV bij Aruba Bank en onder [gevoegde partij]. FMV vordert tevens dat [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] zekerheid stellen door middel van een onherroepelijke bankgarantie. De procedure is gestart naar aanleiding van een geschil over een voorwaardelijke vordering die voortvloeit uit een eerdere overeenkomst tussen FMV en Tierra del Sol Holding N.V. (TDSH). De rechtbank heeft op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van FMV niet toewijsbaar zijn, omdat de derdenbeslagen niet onterecht zijn gelegd. De rechtbank heeft de vordering tot opheffing van de derdenbeslagen afgewezen en FMV en [gevoegde partij] veroordeeld in de proceskosten van [naam BV]. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] gehouden zijn om zekerheid te stellen voor de betaling van de vordering van [naam BV]. De rechtbank heeft de dwangsommen gematigd en gemaximeerd opgelegd aan [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon].

Uitspraak

Vonnis van 10 mei 2023
Behorend bij K.G. AUA202300745
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de hoofdzaak van:
de naamloze vennootschap
FMV HOLDING COMPANY N.V.,
te Aruba,
eiseres in de hoofdzaak,
hierna te noemen: FMV,
gemachtigden: de advocaten mrs. D.W. Ormel en W.J. Noordhuizen,
met als gevoegde partij
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam VBA],
te Aruba,
hierna te noemen: [gevoegde partij],
gemachtigden: de advocaten mrs. A.A. Ruiz, A.M.N. Thijsen en P.F.H. Croes,
tegen
de besloten vennootschap naar Nederlands recht
[naam BV],
te Nederland, voor de zaak gedomicilieerd ten kantore van haar hierna genoemde in Aruba gevestigde advocaten,
hierna te noemen: [naam BV],
gemachtigden: de advocaten mrs. M. Bemer en J.J. Steward,
en
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam VBA],
te Aruba,
hierna te noemen: [gevoegde partij],
gemachtigden: de advocaten mrs. A.A. Ruiz, A.M.N. Thijsen en P.F.H. Croes,
en
de rechtspersoon naar Spaans recht
[naam rechtspersoon],
te Spanje, voor de zaak gedomicilieerd ten kantore van haar hierna genoemde in Aruba gevestigde advocaten;
hierna te noemen: [naam rechtspersoon],
gemachtigden: de advocaten mrs. A.A. Ruiz, A.M.N. Thijsen en P.F.H. Croes,
gedaagden,
en in het incident tot voeging van:
[naam VBA],
verzoekster,
tegen
FMV,
[naam BV],en
[naam rechtspersoon],
verweerders.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de door FMV ingediende akte houdende een vermeerdering van eis;
- de door FMV ingediende akte houdende een vermindering van eis (als gevolg waarvan de eis/het petitum zoals omschreven in haar verzoek onverkort geldt);
- de door [gevoegde partij] ingediende incidentele akte tot voeging in de hoofdzaak aan de zijde FMV met betrekking tot de primaire tegen [naam BV] gerichte vordering van FMV;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 13 april 2023.
1.2
Partijen zijn ter zitting verschenen bij hun respectieve gemachtigden, die van FMV vergezeld door de heer M. Matloo (achterligger niet zijnde bestuurder van FMV).
1.3
FMV, [naam BV] en [naam rechtspersoon] hebben ter zitting desgevraagd geen bezwaar gemaakt tegen (toewijzing van) het verzoek van [gevoegde partij] tot voeging in de hoofdzaak aan de zijde FMV met betrekking tot de primaire tegen [naam BV] gerichte vordering van FMV. Dat verzoek is mede daarom en omdat het naar het oordeel van het Gerecht beantwoordt aan het in artikel 214 Rv omschreven wettelijk vereiste tot voeging terstond toegewezen. De beslissing ter zake van de incidentele proceskosten wordt neergelegd in dit vonnis.
1.4
In de hoofdzaak hebben partijen in twee termijnen het woord gevoerd, allen mede aan de hand van overgelegde en voorgedragen pleitnota’s - die van [naam BV], die van [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.5
Vonnis in de hoofdzaak en in het incident tot voeging (ter zake van proceskosten) is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Op 4 september 2013 is FMV als koper een voorwaardelijke share purchase agreement (hierna: de 2013-SPA) aangegaan met Tierra del Sol Holding N.V. (hierna: TDSH) als verkoper, met betrekking tot de koop van de aandelen in Tierra del Sol Real Estate N.V. (hierna: TDSRE) en Tierra del Sol Golf Course N.V. (hierna: TDSGC). TDSRE en TDSGC (hierna: de TDS-entiteiten) zijn de eigenaar en exploitant van het Tierra del Sol Resort & Golf Club, gelegen in de noordelijke punt van Aruba. In de overwegingen aan het begin van die koopovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

The principals of Purchaser have concluded that TDS is a highly distressed property and currently in a pre-bankruptcy position.
2.3
TDSH behoorde op het moment van ondertekening van de 2013-SPA tot de [naam BV] groep, bekend van de vele [naam BV] hotels in Nederland met het kenmerkende toekan logo. In 2018 had deze groep 4.750 werknemers en een omzet van 703 miljoen Euro. TDSH had Tierra del Sol in 1999 overgenomen van (een entiteit van) de bekende Nederlandse zakenman [naam zakenman]. Een familiekwestie, aangezien zijn vrouw een [naam BV]-telg is. De zoon van [naam zakenman] was tot in 2014 directeur van de Tierra del Sol entiteiten.
2.4
De transactie voltrok zich niet zoals gepland met de 2013-SPA, want ter afwending van de behandeling van een door een crediteur ingediend faillissementsverzoek moest surseance van betaling worden aangevraagd. Die werd op 28 oktober 2013 verleend aan de TDS-entiteiten.
2.5
FMV was met het plan voor de surseance gekomen, en heeft het voortouw genomen in de uitvoering van de procedure. Zij heeft alle contacten met de concurrente crediteuren overgenomen, de coördinatie gedaan met de door het Gerecht benoemde bewindvoerder, het akkoord voorbereid en aan de crediteuren en het Gerecht gepresenteerd.
2.6
Op 28 augustus 2014, terwijl de surseance nog gaande was, is een nieuwe share sale, purchase and transfer agreement – die in de plaats kwam van de 2013-SPA – getekend door FMV en TDSH, hierna te noemen: de 2014-SPA. De overdracht van de aandelen zou plaatsvinden na het in vervulling gaan van bepaalde opschortende voorwaarden, waaronder de goedkeuring van het surseanceakkoord (hierna: het Surseanceakkoord) en goedkeuring van de 2014-SPA door Aruba Bank.
2.7
De surseance is succesvol afgerond met een door de crediteuren goedgekeurd akkoord, dat op 2 september 2014 door het Gerecht, en een maand daarna door het Gemeenschappelijk Hof, is gehomologeerd. De vorderingen van de erkende concurrente crediteuren tot de datum van de surseance, die daarmee onder de werking van het akkoord vielen, bedroegen in totaal US$ 18.014.801,--. Daarnaast hadden de TDS-entiteiten op het moment dat het Surseanceakkoord werd aangenomen nog een aanzienlijke schuld van ruim US$ 20 miljoen bij preferente crediteuren, zoals bij Aruba Bank en de belastingdienst. De preferente crediteuren hadden niets met de surseance te maken.
2.8
In de 2014-SPA is volgende definitie opgenomen:
““Family” or “Related Parties” means either one of the following persons or entities:
[AL]
[IC]
[EMS]
[HIC]
[KBR]
[naam X]
Tierra del Sol Holding N.V.
[naam BV 1]
[naam BV 2]
[naam T]
[VI]
[B]
[CD]
Elite Holding N.V.
2.9
Deze
Family/
Related Partieszijn gerelateerd aan TDSH en aan de [naam BV] groep, en hadden vorderingen op TDS-entiteiten die voor een bedrag van US$ 12.572.004,-- zijn goedgekeurd en onder het Surseanceakkoord vielen. Dat betekent dat 69,8% van de erkende vorderingen die onder de werking van het Surseanceakkoord vielen, toebehoorden aan partijen gerelateerd aan TDSH en de [naam BV] groep. Met een vordering van US$ 8.589.048,- was [naam BV] de grootste concurrente crediteur van de TDS-entiteiten.
2.1
Op 17 november 2014 hebben FMV en TDSH een “
Addendum I to Share Sale, Purchase and Transfer agreement”ondertekend (hierna: Addendum I). Met Addendum I werd onder meer artikel 4.1 van de 2014-SPA aangepast door daarin op te nemen dat de koopsom bestaande uit twee betalingen van US$ 1,5 miljoen pas opeisbaar werd zodra onder andere, naast andere hierna te noemen voorwaarden, de schuld van TDSRE aan Aruba Bank (hierna: de Bankschuld) volledig betaald was.
2.11
Met Addendum I werden ook de volgende definities toegevoegd:
2.12
Daarnaast werd in Addendum I in het gewijzigde artikel 4.1 de term “Debt Release Notification” gedefinieerd als “
(…) the Aruba Bank Debt has been repaid in full by Borrower and provided that Aruba Bank has issued a notification in writing confirming such full repayment and the release of Borrower from all obligations towards Aruba Bank”.
2.13
Tevens werd een nieuw artikel 4.4 (
Acceleration Clause) opgenomen in Addendum I, dat bepaalt dat bij overdracht van de aandelen in de TDS-entiteiten door FMV aan een derde partij de koopsom door FMV aan TDSH zal moeten worden betaald onder de voorwaarde dat:
(i) de Bankschuld is voldaan en Aruba Bank dat schriftelijk heeft bevestigd;
(ii) alle preferente crediteuren, inclusief schulden bij de overheid, van de TDS-entiteiten zijn voldaan; en
(iii) voor zover er, ingevolge het in de Surseanceakkoord, nog betalingen verricht moeten worden aan concurrente crediteuren daarvoor een bedrag gereserveerd moet zijn (hierna gezamenlijk: de Betalingsvoorwaarden).
2.14
Het nieuwe artikel 4.4 van Addendum I luidt als volgt:
2.15
De aandelen in TDS-entiteiten zijn op 3 november 2014 aan FMV geleverd. Vanaf het moment dat FMV aandeelhouder werd van die entiteiten heeft zij er tot eind 2022 op toegezien dat:
(a) alle concurrente crediteuren conform het surseanceakkoord werden betaald, waaronder [naam BV] die recht had op USD 2.147.262 (25% van haar vordering);
(b) er substantiële betalingen op de schuld bij Aruba Bank gedaan waaronder 50% van de verkoopopbrengst bij iedere verkoop van een perceel;
(c) er substantiële betalingen op de schuld bij de belastingdienst werden gedaan;
(d) nagenoeg alle van de groot aantal lopende procedures waarbij TDSRE en/of TDSGC in 2014 betrokken waren zijn afgerond, waarvoor aanzienlijke advocaatkosten gemaakt zijn naast kosten verband houdende met de uitkomsten van die zaken;
(e) FMV als aandeelhouder geen uitkeringen heeft ontvangen uit TDSRE en TDSGC; en
(f) hoog nodige investeringen werden gedaan in de infrastructuur en ten behoeve van de bedrijfsvoering bij de TDS-entiteiten.
2.16
Op 11 oktober 2016 heeft TDSH haar voorwaardelijke vordering op FMV ingevolge de 2014-SPA en het Addendum I gecedeerd aan [naam Holding Ltd], die op haar beurt die voorwaardelijke vordering nog diezelfde dag aan [naam BV] heeft gecedeerd (hierna ook: de [naam BV] Vordering).
2.17
Op 31 december 2022 is er een
Share Purchase Agreementgetekend door FMV (als verkoper), [gevoegde partij] (als koper) en [naam rechtspersoon] (als hoofdelijk schuldenaar voor alle verplichtingen van [gevoegde partij]) met betrekking tot – onder meer – de (ver)koop en levering van alle aandelen in het aandelenkapitaal van de TDS-entiteiten (hierna: de aandelen), hierna te noemen: de 2022-SPA. De aandelen zijn diezelfde dag geleverd aan [gevoegde partij].
2.18
Naast de aandelen heeft [gevoegde partij] ook de voorwaardelijke schuld aan [naam BV] overgenomen van FMV. Artikel 10.1 van de 2022-SPA luidt als volgt:
2.19
Artikel 10.2 van de 2022-SPA luidt als volgt:
2.2
Artikel 14.1 en 14.2 van de 2022-SPA luiden als volgt:

14.1 [naam rechtspersoon] shall cause Buyer and the Companies (after Completion) to perform their obligations duly and punctually under this agreement.
14.2
Without prejudice to Clause 14.1, [naam rechtspersoon] shall be jointly and severely liable for the due and punctual performance by the Buyer and the Companies after Completion, of their obligations under this Agreement or under any agreement arising therefrom which includes, but is not limited to, the payment of de Consideration by Buyer as per this agreement.”.
2.21
Per e-mail van 17 januari 2023 heeft [gevoegde partij] [naam BV] geïnformeerd dat zij de schuld van FMV aan [naam BV] heeft overgenomen en [naam BV], als schuldeiser, verzocht om toestemming te geven voor die overname.
2.22
Op 18 januari 2023 heeft de gemachtigde van [naam BV] [gevoegde partij] te kennen gegeven dat [naam BV] geen toestemming zal verlenen voor voormelde schuldovername en dat FMV haar schuldenaar is en blijft.
2.23
Vanaf dat moment vindt er diverse e-mailcorrespondentie plaats tussen de gemachtigde van FMV en de gemachtigde van [naam BV].:
-19 januari 2023: de gemachtigde van FMV reageert op de e-mail van [naam BV] van 18 januari 2023, waarbij wordt vermeld dat de gemachtigde van [naam BV] al sinds het opstellen van de 2013-SPA betrokken is bij TDSRE en TDSGC en daarom precies van de hoed en de rand weet. Daarbij wordt aan hem medegedeeld dat de [naam BV] Vordering nog niet opeisbaar is, nu niet aan de betalingsvoorwaarden is voldaan.
-20 januari 2023: de gemachtigde van [naam BV] reageert op de e-mail van de gemachtigde van FMV en geeft aan dat [naam BV] geen toestemming zal geven voor de schuldoverneming, dat FMV haar bevoegdheid misbruikt en belet dat de [naam BV] Vordering wordt voldaan, dan wel opzettelijk teweeg brengt dat niet aan de betalingsvoorwaarden is of wordt voldaan.
2.24
Tot heden weigert [naam BV] toestemming te geven voor de schuldovername. [naam BV] heeft op 31 januari 2023 conservatoir derdenbeslag laten leggen op de tegoeden van FMV bij Aruba Bank en onder [gevoegde partij] om de [naam BV] Vordering op FMV veilig te stellen. Die vordering is door de beslagrechter begroot op US$ 3.483.000,--. Het beslag onder Aruba Bank kleeft, en heeft de tegoeden van FMV bij die bank bevroren, zodat FMV daar nu niet vrij over kan beschikken.

3.HET GESCHIL IN DE HOOFDZAAK

3.1
FMV vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
primair
a. [naam BV] beveelt om de door haar ten laste van FMV gelegde conservatoire derdenbeslagen onder Aruba Bank en onder [gevoegde partij] (hierna ook: de derdenbeslagen) onmiddellijk, althans binnen door het Gerecht te bepalen termijn op te heffen, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van US$ 1.500.000,-- bij niet naleving van dat bevel, te vermeerderen met US$ 100.000,-- voor iedere dag of deel daarvan dat [naam BV] in gebreke blijft met de naleving van het bevel tot een maximum van US$ 3.500.000,--;
subsidiair
b. [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] beveelt om binnen vijf werkdagen, althans een door het Gerecht te bepalen termijn, na betekening van dit vonnis ten gunste van [naam BV] voldoende zekerheid te stellen door middel van het afgeven van een onherroepelijke bankgarantie voor een bedrag van minimaal US$ 3.483.000,-- door een Arubaanse of Nederlandse bank tegen de daarvoor gebruikelijke garantievoorwaarden, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van US$ 1.500.000,-- bij niet naleving van dat bevel, te vermeerderen met US$ 100.000,-- voor iedere dag of deel daarvan dat [gevoegde partij] en/of [naam rechtspersoon] in gebreke blijft of blijven met de naleving van het bevel met een maximum van US$ 3.500.000,--;
c. [naam BV] beveelt om binnen vijf dagen, althans een door het Gerecht te bepalen termijn, na afgifte van de hiervoor onder b. bedoelde bankgarantie de door haar ten laste van FMV gelegde conservatoire derdenbeslagen onder Aruba Bank en onder [gevoegde partij] op te heffen, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van US$ 1.500.000,-- bij niet naleving van dat bevel, te vermeerderen met US$ 100.000,-- voor iedere dag of deel daarvan dat [naam BV] in gebreke blijft met de naleving van het bevel met een maximum van US$ 3.500.000,--;
primair en subsidiair
d. gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten waaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis.
3.2.1 [
naam BV] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door FMV jegens haar verzochte primaire en zij refereert zich ter zake van de subsidiaire tegen haar gerichte vordering aan het oordeel van het Gerecht. Verder concludeert [naam BV] tot veroordeling van FMV in de (na)kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de 15de dag na de uitspraak van dit vonnis.
3.2.2.1 [gevoegde partij] concludeert ter zake van de primaire vordering van FMV tot toewijzing daarvan.
3.2.2.2 [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] concluderen dat FMV niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hiervoor onder b. omschreven subsidiaire vordering, althans tot afwijzing daarvan, en tot uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van FMV in de proceskosten.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak zullen de stellingen van partijen hierna worden besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van FMV bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen. Het ontvankelijkheidsverweer van [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] wordt daarom verworpen.
4.2
In deze procedure moet aan de hand van het door partijen gestelde, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de op snelheid gerichte procedure in kortgeding, de vraag worden beantwoord of de vordering(en) van FMV in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft of hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door haar gevraagde voorziening(en) gerechtvaardigd is.
ter zake van de tegen [naam BV] gerichte primaire vordering
4.3
Meer in het bijzonder moet in dit verband de vraag worden beantwoord of de voor opheffing van de derdenbeslagen vereiste ondeugdelijkheid van het door [naam BV] ingeroepen recht voor het mogen leggen van die beslagen summierlijk is gebleken, zoals gesteld door FMV en [gevoegde partij] en bestreden door [naam BV]. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
4.4
Vast staat dat de aandelen krachtens de 2014-SPA door TDSH op 3 november 2014 zijn overgedragen aan FMV, en dat op 17 november 2014 FMV en TDSH een “
Addendum I to Share Sale, Purchase and Transfer agreement”hebben ondertekend waarmee onder meer artikel 4.1 van de 2014-SPA werd aangepast door daarin op te nemen dat de koopsom bestaande uit twee betalingen van US$ 1,5 miljoen pas opeisbaar werd zodra onder meer de schuld van TDSRE aan Aruba Bank (hierna: de Bankschuld) volledig betaald was. Verder staat meer in het bijzonder vast dat in voormeld addendum op de 2014-SPA een nieuw artikel 4.4 werd opgenomen dat bepaalt dat bij overdracht van de aandelen in TDS-entiteiten door FMV aan een derde de koopsom door FMV aan TDSH zal moeten worden betaald onder de voorwaarde dat de betalingsvoorwaarden zoals hiervoor omschreven onder randnummer 2.13 (hierna: de Betalingsvoorwaarden) zijn vervuld. In het licht van dit alles staat verder vast dat door cessie en verdere cessie op 11 oktober 2016 de voorwaardelijke vordering van TDSH op FMV is overgegaan op [naam BV].
4.5
Niet in geschil is dat FMV krachtens de 2022-SPA de aandelen heeft overgedragen aan een derde, te weten [gevoegde partij]. Die overdracht laat echter onverlet dat FMV de koopsom voor de overdracht van de aandelen door TDSH aan FMV (door vermelde cessies) voorwaardelijk verschuldigd is aan [naam BV]. De overdracht van de aandelen door FMV aan [gevoegde partij] brengt echter met zich dat FMV niet langer bij machte of in staat is de Betalingsvoorwaarden door de TDS-entiteiten in vervulling te doen gaan, althans gesteld noch is gebleken dat dit wel het geval is. In het licht van die omstandigheden is het naar het voorlopig oordeel van het Gerecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat FMV zich thans beroept op de Betalingsvoorwaarden, met als gevolg dat naar het verder voorlopig oordeel van het Gerecht de door FMV aan [naam BV] verschuldigde koopsom voor de aandelen door de overdracht van de aandelen door FMV aan [gevoegde partij] opeisbaar is geworden.
4.6
De stelling van FMV en [gevoegde partij], dat de derdenbeslagen onnodig door [naam BV] zijn gelegd, mist in het licht van vorenstaande overweging voldoende feitelijke grondslag, en wordt daarom gepasseerd.
4.7
Vorenstaande leidt met betrekking tot de primaire vordering van FMV tot de slotsom dat de hiervoor onder 4.2 en 4.3 geformuleerde vragen voorshands ontkennend moeten worden beantwoord, met als gevolg dat die vordering zal worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die nopen tot een andersluidend oordeel.
4.8
Ook afweging van de belangen van FMV en [gevoegde partij] enerzijds en van [naam BV] anderzijds maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van FMV en [gevoegde partij] bij toewijzing van het primair door FMV verzochte ten opzichte van de belangen van [naam BV] bij afwijzing daarvan.
4.9
FMV en [gevoegde partij] zullen, als de met betrekking tot de tegen [naam BV] gerichte primaire vordering in het ongelijk gestelde partijen, ieder voor zich worden veroordeeld in de proceskosten van [naam BV] waaronder begrepen nakosten. Tot aan deze uitspraak worden die kosten telkens begroot op Afl. 1.500,-- aan gemachtigdensalaris, in elk geval telkens te vermeerderen met Afl. 250,-- aan vergoeding voor nakosten en verder telkens te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan FMV en aan [gevoegde partij] indien en voorzover zij na aanschrijving veertien kalenderdagen de tijd hebben gehad om vrijwillig aan dit vonnis te voldoen, dit alles te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de 14de dag na de uitspraak van dit vonnis.
ter zake van de tegen [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] gerichte subsidiaire vordering
4.1
Afwijzing van de primaire tegen [naam BV] gerichte vordering brengt met zich dat de subsidiaire tegen [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] gerichte vordering van FMV bespreking behoeft. Met betrekking tot deze vordering moet meer in het bijzonder de vraag worden beantwoord of [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] op grond van met FMV gemaakte contractuele afspraken gehouden zijn tot het stellen van voldoende zekerheid ten behoeve van [naam BV] voor de betaling door FMV van de opeisbaar geoordeelde koopsom voor de aandelen, zodat [naam BV] gehouden is de derdenbeslagen op te heffen. Het Gerecht volgt FMV voorshands in haar standpunt dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord omwille van het navolgende.
4.11
Vast staat dat [gevoegde partij] krachtens de tussen haar en FMV gesloten 2022-SPA de aandelen heeft gekocht en geleverd heeft gekregen van FMV. Ingevolge het hiervoor onder 2.18 vermelde artikel 10.1 van die 2022-SPA heeft [gevoegde partij] de door FMV aan [naam BV] verschuldigde koopsom in totaal US$ 3 miljoen voor de overdracht van de aandelen krachtens de 2014-SPA overgenomen. Hoewel [naam BV] geen toestemming heeft gegeven voor die schuldovername en die daarom jegens haar geen werking heeft, heeft die overname wel relatieve werking tussen FMV en [gevoegde partij]. In het licht van die schuldovername is tussen FMV en [gevoegde partij] het hiervoor onder 2.19 omschreven artikel 10.2 van de 2022-SPA overeengekomen. Ter zake van de uitleg van dat artikel heeft FMV niet of onvoldoende bestreden gesteld dat het uitdrukkelijk de bedoeling van partijen bij de 2022-SPA is geweest dat FMV er ter zake van de [naam BV] Vordering geheel tussenuit zou vallen. Die daarom vaststaande uitleg brengt naar het voorlopig oordeel van het Gerecht met zich dat [gevoegde partij] op grond van artikel 10.2 van de 2022-SPA gehouden is FMV, die zich thans ter zake van de door [gevoegde partij] van FMV overgenomen [naam BV] Vordering geconfronteerd ziet met de ten laste van haar gelegde voor haar zonder meer nadelige en wellicht schadeveroorzakende derdenbeslagen, dienaangaande in elk geval vooralsnog te vrijwaren door middel van de door FMV verzochte zekerheidstelling (totdat [gevoegde partij] deze kwestie naar tevredenheid heeft opgelost). Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die nopen tot een andersluidend oordeel. Met name valt zonder nadere doch ontbrekende sluitende uitleg niet in te zien dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat FMV zich beroept op artikel 10.2 van de 2022-SPA, omdat de door juristen bijgestane [gevoegde partij] bij de totstandkoming van de 2022-SPA in elk geval had behoren te weten of te realiseren dat door de overname door haar van de aandelen van FMV de [naam BV] Vordering op FMV opeisbaar zou kunnen worden. Dit temeer omdat is gesteld noch gebleken dat met de overdracht van de aandelen door FMV aan [gevoegde partij] de op FMV jegens [naam BV] rustende inspanningsverplichting tot het doen vervullen van de Betalingsvoorwaarden mede is overgedragen aan [gevoegde partij] ten behoeve van [naam BV] bij wijze van derdenbeding in de zin van artikel 6:253 BW.
4.12
Vorenstaande brengt met zich dat de hiervoor onder 4.10 en 4.2 geformuleerde vragen bevestigend moeten worden beantwoord. Dat ook met betrekking tot [naam rechtspersoon] omdat zij zich ingevolge de hiervoor onder randnummer 2.20 omschreven artikelen 14.1 en 14.2 van de 2022-SPA naar het voorlopig oordeel van het Gerecht zich als hoofdelijk schuldenaar heeft verbonden richting FMV voor de verplichtingen van [gevoegde partij], waaronder begrepen de zich thans voordoende verplichting van [gevoegde partij] om ten behoeve van FMV zekerheid te stellen zodat de ten laste van haar door [naam BV] gelegde beslagen moeten worden opgeheven. Dit één en ander brengt met zich dat de subsidiaire vordering van FMV zal worden toegewezen als na te melden, waarbij de door de beslagrechter begrote vordering ad US$ 3.483.000,-- en de door [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] ter zitting verzochte en door FMV aanvaarde althans niet bestreden termijn van 14 dagen voor het stellen van zekerheid in aanmerking zullen worden genomen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een andersluidend oordeel kunnen dragen.
4.13
Afweging van de belangen van FMV enerzijds en van [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] anderzijds maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van die laatste twee bij afwijzing van de subsidiaire vordering van FMV ten opzichte van de belangen van FMV bij toewijzing daarvan.
4.14
Dwangsommen zullen gematigd en gemaximeerd worden opgelegd aan [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon].
4.15 [
gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] zullen, als de met betrekking tot de hen gerichte subsidiaire vordering van FMV in het ongelijk gestelde partijen, hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten van FMV waaronder begrepen nakosten. Tot aan deze uitspraak worden die kosten begroot op (7.050,-- + 250,-- +250,-- =) Afl. 7.550,-- aan verschotten (aan dit onderdeel van de zaak toe te rekenen griffiegeld en kosten van oproeping) en Afl. 1.500,-- aan gemachtigdensalaris, in elk geval te vermeerderen met Afl. 250,-- aan vergoeding voor nakosten en verder te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan [naam rechtspersoon] en aan [gevoegde partij] indien en voorzover zij na aanschrijving veertien kalenderdagen de tijd hebben gehad om vrijwillig aan dit vonnis te voldoen, dit alles te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de 14de dag na de uitspraak van dit vonnis.
ter zake van de tegen [naam BV] gerichte subsidiaire vordering
4.16
Die niet door [naam BV] betwiste vordering ([naam BV] refereert zich te dezen aan het oordeel van het Gerecht) zal onder sterke matiging en maximering van aan haar op te leggen dwangsommen worden toegewezen als na te melden.
4.17
In de hiervoor omschreven proceshouding van [naam BV] ziet het Gerecht aanleiding om met betrekking tot het hier besproken onderdeel van de zaak de proceskosten te compenseren tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
in het incident ter zake van proceskosten
4.18
In de omstandigheid dat verweerders in het incident het verzoek van [gevoegde partij] tot voeging aan de zijde van FMV in de hoofdzaak niet hebben bestreden, ziet het Gerecht aanleiding om de incidentele proceskosten tussen partijen te compenseren aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
ter zake van de tegen [naam BV] gerichte primaire vordering
5.1
wijst af die door [gevoegde partij] ondersteunde vordering van FMV;
5.2
veroordeelt FMV en [gevoegde partij] ieder voor zich in de kosten van dit onderdeel van de procedure gevallen aan de zijde van [naam BV], tot aan deze uitspraak telkens begroot op Afl. 1.500,--, in elk geval telkens te vermeerderen met Afl. 250,-- aan vergoeding voor nakosten en verder telkens te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan FMV en aan [gevoegde partij] indien en voorzover zij na aanschrijving veertien kalenderdagen de tijd hebben gehad om vrijwillig aan dit vonnis te voldoen, dit alles te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de 14de dag na de uitspraak van dit vonnis;
5.3
verklaart voormelde kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
ter zake van de tegen [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] gerichte subsidiaire vordering
5.4
beveelt [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] om binnen 14 werkdagen na betekening aan hen van dit vonnis ten gunste van [naam BV] voldoende zekerheid te stellen door middel van het afgeven van een onherroepelijke bankgarantie voor een bedrag van minimaal US$ 3.483.000,-- door een Arubaanse of Nederlandse bank tegen de daarvoor gebruikelijke garantievoorwaarden, en bepaalt dat [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] ten behoeve van FMV een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeuren van US$ 500.000,00 bij niet naleving van dit bevel, te vermeerderen met US$ 100.000,-- voor iedere dag of deel daarvan dat [gevoegde partij] en/of [naam rechtspersoon] in gebreke blijft of blijven met de naleving van het bevel met een maximum van US$ 3.500.000,--;
5.5
veroordeelt [gevoegde partij] en [naam rechtspersoon] hoofdelijk, des dat hetgeen de één heeft betaald de ander ten belope daarvan bevrijdt, in de kosten van dit onderdeel van de procedure gevallen aan de zijde van FMV, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 9.050,--, in elk geval te vermeerderen met Afl. 250,-- aan vergoeding voor nakosten en verder te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan [naam rechtspersoon] en aan [gevoegde partij] indien en voorzover zij na aanschrijving veertien kalenderdagen de tijd hebben gehad om vrijwillig aan dit vonnis te voldoen, dit alles te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de 14de dag na de uitspraak van dit vonnis;
5.6
verklaart ook de onderdelen 5.4 en 5.5 van het dictum van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
ter zake van de tegen [naam BV] gerichte subsidiaire vordering
5.7
beveelt [naam BV] om binnen vijf werkdagen na afgifte van de hiervoor onder 5.4 bedoelde bankgarantie de door haar ten laste van FMV gelegde conservatoire derdenbeslagen onder Aruba Bank en onder [gevoegde partij] op te heffen, en bepaalt dat [naam BV] ten behoeve van FMV een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt van US$ 50.000,00 bij niet naleving van dit bevel, te vermeerderen met US$ 10.000,-- voor iedere dag of deel daarvan dat [naam BV] in gebreke blijft met de naleving van het bevel met een maximum van US$ 1.000.000,--;
5.8
wijst af het meer of anders door FMV verzochte;
5.9
compenseert de kosten van dit onderdeel van de procedure tussen FMV en [naam BV], aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
5.1
verklaart ook onderdeel 5.7 van het dictum van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in het incident ter zake van proceskosten
5.11
compenseert de incidentele proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.