ECLI:NL:OGEAA:2023:138

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202101691
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering Island Finance tegen gedaagde met betrekking tot verbruikleenovereenkomst

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de eiseres, Island Finance Aruba N.V., een geldvordering ingesteld tegen de gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering betreft een overeenkomst van verbruikleen die op 17 februari 2015 is aangegaan, waarbij de gedaagde een bedrag van Afl. 11.958,69 ter leen ontving van Island Finance. De gedaagde was verplicht om een totaalbedrag van Afl. 20.064,48 in 48 maandelijkse termijnen terug te betalen. Bij niet tijdige betaling was de gedaagde een boeterente van 5% verschuldigd. Island Finance heeft de gedaagde op 28 april 2021 in gebreke gesteld voor een openstaand bedrag van Afl. 13.898,54, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De gedaagde heeft de vordering niet betwist, maar heeft wel aangevoerd dat zij een moeilijke periode heeft doorgemaakt, wat volgens haar onvoldoende door Island Finance is meegewogen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering op zichzelf niet is weersproken en heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, met uitzondering van de boeterente. Het Gerecht heeft daarbij overwogen dat de boeterente nietig is, omdat deze in strijd is met de wettelijke bepalingen omtrent het maximale percentage aan APR dat een kredietverstrekker mag hanteren. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 2.968,64.

Het vonnis is uitgesproken op 22 maart 2023 door rechter M.E.B. de Haseth en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde heeft het recht om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

Vonnis van 22 maart 2023
Behorend bij AUA202101691 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
te Aruba,
EISERES,
hierna te noemen: Island Finance,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met producties;
- de aan [gedaagde] verleende akte van niet dienen van de door haar te nemen conclusie van dupliek.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 17 februari 2015 zijn Island Finance en [gedaagde] een overeenkomst van verbruikleen aangegaan, waarbij zij zijn overeengekomen dat [gedaagde] een bedrag van Afl. 11.958,69 ter leen van Island Finance ontvangt en [gedaagde] zich verbindt om een bedrag van Afl. 20.064,48 in 48 maandelijkse termijnen van Afl. 418,01 aan Island Finance terug te betalen.
2.2
In artikel 6 van de overeenkomst is bepaald dat de schuldenaar, indien een vervallen termijn of een gedeelte daarvan niet wordt betaald binnen vijftien dagen na de vervaltermijn van die afzonderlijke termijn over die termijn dan wel over het niet betaalde deel daarvan een eenmalige boeterente van 5% verschuldigd zal zijn.
2.3
Bij brief van 28 april 2021 heeft de gemachtigde van Island Finance [gedaagde] te kennen gegeven dat aan haar ter incasso ter hand is gesteld de vordering van Island Finance op haar van Afl. 13.898,54, vermeerderd met de wettelijke rente per jaar sedert 1 maart 2019, vermeerderd met 5% boeterente over de onbetaald gebleven termijnen en vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten ter zake aan haar in verbruikleen gegeven gelden, en daarbij [gedaagde] verzocht om dit bedrag binnen zeven dagen te betalen.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
Island Finance vordert het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen te betalen de som van Afl. 13.898,54, vermeerderd met de wettelijke rente per jaar vanaf 1 maart 2019 tot de dag der algehele voldoening, waarbij na iedere betaling na 1 maart 2019 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom, vermeerderd met de overeengekomen boeterente van 5% over de niet betaalde termijnen dan wel over het niet betaalde deel daarvan indien een vervallen termijn of een gedeelte daarvan niet wordt betaald binnen 15 dagen na de vervaldatum van die afzonderlijke termijn, en vermeerderd met de overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten naar rato van 1½ punt van het liquidatietarief in eerste aanleg ad. Afl. 1.500,- en [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2
Aan de vordering legt Island Finance ten grondslag dat zij aan [gedaagde] gelden in verbruikleen heeft verstrekt, dat [gedaagde] te kort geschoten is in de nakoming van haar terugbetalingsverplichtingen en dat zij in verband daarmee kosten heeft gemaakt.
3.3 [
gedaagde] heeft verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] heeft de hiervoor onder 2.1 vermelde overeenkomst niet betwist. Zij heeft te kennen gegeven dat zij een bijzonder moeilijke periode, in medische en persoonlijk opzicht, achter de rug heeft, waarmee naar haar mening van de zijde van Island Finance onvoldoende rekening is gehouden.
4.2
Aldus is de vordering op zichzelf door [gedaagde] niet weersproken. Daarom wordt de vordering toegewezen, met uitzondering van de gevorderde boeterente van 5% over de niet betaalde termijn dan wel over het niet betaalde deel daarvan. Aan die afwijzing ligt het volgende ten grondslag.
4.3
Het door het Hof (bij vonnis van 21 april 2020, met als vindplaats ECLI:NL:OGHACMB:2020:84) ook voor Aruba vastgestelde of toegelaten maximale percentage aan APR (Annual Percentage Rate) dat een kredietverstrekker tot nader order van de wetgever jaarlijks aan kredietvergoeding in rekening mag brengen aan een kredietverkrijger bedraagt 27% over het geleende bedrag. Het Hof heeft daarbij verder bepaald dat het meerdere daarvan op de voet van het eerste lid van artikel 3:40 BW nietig is. Voormeld maximale percentage aan APR/jaarlijkse kredietvergoeding omvat rente en alle andere kosten die gemoeid gaan met de kredietverstrekking.
4.4
Uit de vordering van Island Finance en de daaraan door haar ten gronde gelegde stellingen volgt dat zij de aan [gedaagde] in rekening te brengen contractuele rente gematigd heeft vastgesteld op jaarlijks 27%, hetgeen reeds het maximum aan APR is. Die omstandigheid brengt in het licht van vorenstaande met zich dat de door Island Finance bedongen en aan [gedaagde] in rekening gebrachte boeterente op de voet van het eerste lid van artikel 3:40 BW nietig is.
4.5 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Island Finance, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 750,- aan griffierechten, Afl. 218,64 aan explootkosten en Afl. 2.000,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 4).
5. DE UITSPRAAK
het Gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Island Finance van een bedrag van Afl. 13.898,54, vermeerderd met de wettelijke rente per jaar vanaf 1 maart 2019 tot de dag der algehele voldoening, waarbij na iedere betaling na 1 maart 2019 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom;
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Island Finance, tot aan deze uitspraak begroot op tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 750,- aan griffierechten, Afl. 218,64 aan explootkosten en Afl. 2.000,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 4);
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 22 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.