ECLI:NL:OGEAA:2023:138
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Geldvordering Island Finance tegen gedaagde met betrekking tot verbruikleenovereenkomst
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de eiseres, Island Finance Aruba N.V., een geldvordering ingesteld tegen de gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering betreft een overeenkomst van verbruikleen die op 17 februari 2015 is aangegaan, waarbij de gedaagde een bedrag van Afl. 11.958,69 ter leen ontving van Island Finance. De gedaagde was verplicht om een totaalbedrag van Afl. 20.064,48 in 48 maandelijkse termijnen terug te betalen. Bij niet tijdige betaling was de gedaagde een boeterente van 5% verschuldigd. Island Finance heeft de gedaagde op 28 april 2021 in gebreke gesteld voor een openstaand bedrag van Afl. 13.898,54, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De gedaagde heeft de vordering niet betwist, maar heeft wel aangevoerd dat zij een moeilijke periode heeft doorgemaakt, wat volgens haar onvoldoende door Island Finance is meegewogen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering op zichzelf niet is weersproken en heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, met uitzondering van de boeterente. Het Gerecht heeft daarbij overwogen dat de boeterente nietig is, omdat deze in strijd is met de wettelijke bepalingen omtrent het maximale percentage aan APR dat een kredietverstrekker mag hanteren. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 2.968,64.
Het vonnis is uitgesproken op 22 maart 2023 door rechter M.E.B. de Haseth en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde heeft het recht om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan.