ECLI:NL:OGEAA:2023:14

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
AUA202204290
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak inzake loonsubsidie

Op 8 februari 2023 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin de verzoekster, vertegenwoordigd door drs. M.L. Hassell, een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft ingediend op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek was gericht tegen de beslissing van de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur, vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia, die op 27 januari 2022 de loonsubsidie voor verzoekster definitief had vastgesteld. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd op 22 november 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft verzoekster op 2 december 2022 beroep ingesteld en tegelijkertijd een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

Tijdens de zitting op 18 januari 2023 is het verzoek behandeld. Verzoekster stelde dat de uitvoering van de beschikking van 18 mei 2022, die niet tot terugvordering van ontvangen gelden strekt, voor haar onevenredig nadeel zou opleveren. Het gerecht oordeelde echter dat verzoekster niet had aangetoond dat er spoedeisende belangen waren die een onmiddellijke uitspraak vereisten. Ook werd niet aangetoond dat de loonsubsidie, zoals vastgesteld op 27 januari 2022, onjuist was. Het gerecht concludeerde dat er geen grond was voor schorsing van de beschikking en wees het verzoek af.

De voorzieningenrechter, mr. M.E.B. de Haseth, heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond en dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisende belangen in verzoeken om voorlopige voorzieningen.

Uitspraak

Uitspraak van 8 februari 2023
Lar nr. AUA202204290

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN FINANCIËN, ECONOMISCHE ZAKEN EN CULTUUR,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 27 januari 2022 heeft verweerder de loonsubsidie ten behoeve van verzoekster definitief vastgesteld.
Hiertegen heeft verzoekster op 18 mei 2022 bezwaar gemaakt.
Bij beslissing van 22 november 2022 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster nietontvankelijk verklaard.
Hiertegen heeft verzoekster op 2 december 2022 beroep ingediend bij het gerecht. Verzoekster heeft op 2 december 2022 ook een verzoek in de zin van artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 18 januari 2023. Partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden voornoemd. Tevens is namens de VBA aanwezig [naam] (directeur).
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Het verzoek
2. Het verzoek strekt ertoe de beschikking van 22 november 2022te schorsen totdat op het door verzoekster gemaakte bezwaar is beslist. Daartoe heeft verzoekster – kort gezegd – aangevoerd dat verweerder in strijd met de rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie het bezwaar van 18 mei 2022 daarbij niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu deze beslissing is genomen nadat eerder een fictieve weigering was ontstaan.
De beoordeling
3. Het oordeel van het gerecht heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
4.1
Anders dan verzoekster heeft aangevoerd, strekt de beschikking van 18 mei 2022 kennelijk niet tot terugvordering van enige ontvangen gelden. Verzoekster heeft niet aangevoerd welke belangen zodanig spoedeisend zijn, dat een uitspraak op het beroep niet kan worden afgewacht. Evenmin heeft verzoekster aangevoerd welk onevenredig nadeel onmiddellijke uitvoering van de beschikking van 18 mei 2022 voor haar met zich brengt. Reeds om deze reden ziet het gerecht geen grond voor schorsing van de beschikking van 18 mei 2022, zoals verzocht. Voorts heeft verzoekster niet betoogd dat en waarom de bij beschikking van 27 januari 2022 ten behoeve van verzoekster definitieve vastgestelde loonsubsidie onjuist is, zodat voorshands geen grond bestaat voor het oordeel dat deze beschikking uiteindelijk geen stand zal houden. Gelet hierop bestaat evenmin aanleiding voor het treffen van enige andere voorziening.
4.2.
Het verzoek wordt afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grondslag.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 februari 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.