ECLI:NL:OGEAA:2023:166

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202204566
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens verzuim in machtiging en identiteitsbewijs

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 juli 2023 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van de appellante, de Minister van Justitie en Sociale Zaken. De appellante had op 29 december 2022 pro-forma beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder, die op 17 november 2022 het bezwaarschrift van appellante ongegrond had verklaard. De appellante was niet verschenen op de zitting van 24 mei 2023, ondanks een behoorlijke oproep. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het gerecht het onderzoek heropend en appellante in de gelegenheid gesteld om een verzuim te herstellen, namelijk het ontbreken van een geldige machtiging en identiteitsbewijs.

De appellante heeft op 25 mei 2023 gereageerd, maar heeft geen nieuwe machtiging of geldig identiteitsbewijs overgelegd. Het gerecht oordeelde dat de overgelegde machtiging(en) niet toereikend waren, vooral omdat de appellante zich op dat moment niet in Aruba bevond en haar identiteitsbewijs meer dan vier jaar geleden was verlopen. Het gerecht heeft vastgesteld dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat niet was voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een beroepschrift.

De rechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat de gemachtigde van appellante niet als advocaat was ingeschreven bij het Hof en dat de machtiging dus moest worden overgelegd. De appellante had de kans om het verzuim te herstellen, maar heeft dit nagelaten. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 5 juli 2023
Lar nr. AUA202204566

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellante],

APPELLANTE,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 17 november 2022 heeft verweerder het bezwaarschrift van 19 september 2020 van appellante ongegrond verklaard (de bestreden beslissing).
Tegen de bestreden beslissing heeft appellante op 29 december 2022 bij dit gerecht pro-forma beroep ingesteld. Op 23 februari 2023 heeft appellante haar beroep aangevuld.
Op 14 april 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 mei 2023. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd. Appellante is, ondanks behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting, heeft het gerecht het onderzoek heropend.
Bij e-mailbericht van 25 mei 2023 heeft het gerecht appellante in de gelegenheid gesteld om een verzuim te herstellen.
Appellante heeft op 25 mei 2023 per e-mailbericht daarop een reactie gegeven.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Op 17 september 2020 heeft verweerder de uitzetting van appellante bevolen en aan
haar een terugkeerverbod opgelegd van 18 maanden.
1.2
Hiertegen heeft appellante op 19 september 2020 bezwaar gemaakt.
1.3
Op 23 december 2020 is appellante uitgezet.
1.4
Bij bestreden beslissing van 17 november 2022 is het bezwaarschrift van appellante
ongegrond verklaard.
De standpunten van partijen
2.1
Het betoog van appellante strekt - kort gezegd - ertoe om het beroep gegrond te verklaren wegens strijdigheid met de artikelen 15 en 17 van de Lar.
2.2
Verweerder heeft primair geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep, nu niet afdoende blijkt dat de gemachtigde over een machtiging beschikte om namens appellante beroep in te stellen tegen de bestreden beslissing. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, de bestreden beslissing zorgvuldig is voorbereid en niet in handen van de Lar bezwaaradviescommissie (bac) diende te worden gesteld. Dit, omdat verweerder niet verplicht is om een advies van de bac te volgen, aldus verweerder.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Lar, bevat het beroepschrift ten minste een ondertekening door of namens de indiener.
Ingevolge het tweede lid wordt, indien de indiening geschiedt door een gemachtigde die niet als advocaat is ingeschreven bij het Hof, tevens de machtiging overgelegd.
3.2
Ingevolge artikel 31, eerste lid, wordt, indien niet is voldaan aan enig bij wettelijk voorschrift gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroepschrift, de indiener binnen een week na de ontvangst daarvan in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen.
Ingevolge het tweede lid, kan, indien het verzuim niet of niet volledig wordt hersteld, het beroepschrift uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het antwoord van de indiener of na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn niet-ontvankelijk worden verklaard.
De beoordeling
4.1
Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 3.1 is overwogen, dient ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Lar, indien het beroepschrift is ondertekend door een gemachtigde, die niet als advocaat is ingeschreven bij het Hof, bij de indiening daarvan tevens een machtiging te worden overgelegd. Het gerecht voert het beleid dat, ter vaststelling of een beroepschrift namens de indiener is ondertekend als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Lar, de handtekening van de indiener op de machtiging wordt vergeleken met die in zijn paspoort. Indien de overgelegde machtiging aanleiding geeft tot twijfel, dient een gelegaliseerde handtekening te worden overgelegd, tenzij betrokkene in persoon ter zitting verschijnt.
4.2
In dit geval is het beroepschrift ondertekend door de gemachtigde voornoemd. Deze gemachtigde is niet als advocaat ingeschreven bij het Hof, zodat ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Lar, tevens een machtiging dient te worden overgelegd. Bij de indiening van het beroepschrift is een ongedateerde machtiging en een kopie van het reeds op 12 juli 2019 verlopen paspoort van appellante overgelegd. Naar aanleiding hiervan is bij het gerecht twijfel ontstaan. Om die reden heeft het gerecht aanleiding gezien appellante te verzoeken om overlegging van een nieuwe gedateerde machtiging en een kopie van een geldig identiteitsbewijs. Opgemerkt zij hierbij dat de uitzetting van appellante reeds is geëffectueerd, waardoor appellante zich thans niet in Aruba bevindt.
4.3
Het gerecht heeft de gemachtigde voornoemd bij e-mailbericht van 25 mei 2023 in de gelegenheid gesteld om dat verzuim te herstellen, waarbij te kennen is gegeven dat indien dit verzuim niet binnen een bepaalde termijn is hersteld, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Bij e-mailbericht van dezelfde dag heeft de gemachtigde te kennen gegeven dat van hem niet kan worden gevergd dat hij stukken moet overleggen waarover hij redelijkerwijze niet de beschikking heeft, en dat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie reeds heeft overwogen dat het feit dat een volmacht ongedateerd is, niet maakt dat die ongeldig is. Hij heeft daarbij een op 2 november 2022 gedateerde machtiging overgelegd, gegeven te Colombia, doch zonder een kopie van een geldig legitimatiebewijs.
4.4
Appellante heeft derhalve noch een nieuwe machtiging, noch een kopie van een geldig legitimatiebewijs overgelegd. Aldus is het verzuim niet hersteld. Naar het oordeel van het gerecht geeft het aldus aangevoerde geen grond voor het oordeel dat ondanks dat het verzuim niet is hersteld, nietontvankelijkverklaring van het beroep achterwege dient te worden gelaten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in elke procedure dient te worden beoordeeld of de overgelegde machtiging toereikend is. Onder de specifieke omstandigheden van dit geval, in het bijzonder dat appellante reeds geruime tijd geleden is uitgezet is, en zij behalve de ongedateerde oorspronkelijke en een op 2 november 2022 gedateerde machtiging geen nieuwe machtiging heeft overgelegd, waartoe zij in de gelegenheid is gesteld, in samenhang bezien met de omstandigheid dat het overgelegde identiteitsbewijs van appellante meer dan vier jaar geleden is verlopen, acht het gerecht de overgelegde machtiging(en) niet toereikend. Het gerecht gaat in dit verband voorbij aan het door de gemachtigde gestelde over de situatie in Venezuela, omdat het gerecht niet in ziet dat appellante kennelijk sinds haar uitzetting gedurende een periode van ruim tweeëneenhalf jaar niet in het bezit is geweest van enig geldig identiteitsbewijs. Overigens moet uit de overgelegde machtiging van 2 november 2022 worden afgeleid dat appellante zich op dat moment niet in Venezuela, maar in Colombia bevond. Dat appellante, zoals gesteld, geen kopie van een geldig identiteitsbewijs kan overleggen, verklaart voorts ook niet waarom zij geen nieuwe machtiging kon overleggen.
5. Het vorenoverwogene in aanmerking genomen, zal het gerecht, lettend op artikel 31 van de Lar, het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juli 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.