Uitspraak
[naam gevolmachtigde],
1.DE PROCEDURE
2.DE FEITEN
in conventie en in reconventie
Ondergetekende, [naam dochter] (….) verklaart hiermede dat ondergetekende op 1 July 2012 de laatste aflossing te hebben ontvangen van, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], wonende op de [adres] te Aruba, voor het aankoop van het huis op de [adres woning], kadastraal bekend als [kadastraal nummer].
(…).
3.HET GESCHIL
in conventie
4.DE BEOORDELING
in conventie
Ontbinding van huurkoop of teruggave van een in huurkoop gehouden zaak krachtens daartoe gemaakt beding kan, wegens niet tijdige nakoming door de koper van zijn verplichtingen, niet worden ingeroepen of gevorderd, tenzij de koper, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft om zijn verplichtingen na te komen.”. Uitleg van die wettelijke bepaling brengt met zich dat de wetgever daarmee voor ogen heeft gehad dat uiterlijke betaaltermijnen van de huurkoopprijs zoals overeengekomen krachtens een huurkoopovereenkomst geen zogeheten fatale termijnen zijn, zodat in geval van niet tijdige betaling van een betaaltermijn de huurkoper niet van rechtswege, ofwel zonder ingebrekestelling zijdens de huurverkoper, in verzuim geraakt. Deze speciale wettelijke bescherming van de huurkoper laat echter onverlet dat verzuim aan de zijde van de huurkoper op de voet van artikel 6:83 aanhef sub c. BW intreedt zonder ingebrekestelling wanneer de huurverkoper uit een mededeling van de huurkoper moet afleiden dat deze in de nakoming van (opeisbare) betalingsverplichtingen zal tekortschieten. Het uitbrengen van een ingebrekestelling is in dat geval immers een zinledige exercitie. Gesteld noch is gebleken dat partijen met het hiervoor geciteerd weergegeven artikel 9 van de huurkoopovereenkomst hebben bedoeld af te wijken van artikel 7A:1557q BW. Die contractuele bepaling betreft een aanvulling op die wettelijke bepaling, in die zin dat na ingetreden verzuim zijdens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] sprake moet zijn van een betalingsachterstand van minimaal twee maandtermijnen alvorens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] namens [gevolmachtigde] bevoegd is over te gaan tot ontbinding van de huurkoopovereenkomst.
Indien bij ontbinding van de overeenkomst wegens het niet nakomen door de koper van zijn verplichtingen de verkoper in betere vermogenstoestand zou geraken dan bij het in stand blijven van de overeenkomst, vindt de volledige verrekening plaats.”. Met deze dwingendrechtelijke wettelijke bepaling heeft de wetgever naar het oordeel van het Gerecht beoogd de huurkoper te beschermen in geval tussentijdse ontbinding van de huurkoopovereenkomst zou leiden tot een financieel nadeel van de huurkoper ten opzichte van de huurverkoper. Daarvan zou met name sprake kunnen zijn als uit de huurovereenkomst volgt dat de reeds door de huurkoper betaalde termijnen bij ontbinding niet worden geretourneerd, welke contractuele afspraak door de algemene ongedaanmakingsregeling ex artikel 6:271 BW niet wordt ondervangen. Artikel 7A:1557t BW staat aan een dergelijke afspraak in de weg. Niet in geschil is echter tussen partijen dat [gevolmachtigde]