ECLI:NL:OGEAA:2023:243

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202102201
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in verzet betreffende schuldvordering en kostenveroordeling

In deze bodemzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 8 februari 2023 een vonnis uitgesproken in een verzetprocedure. De opposante, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.M.E. Mohamed, heeft verzet aangetekend tegen een eerder vonnis van 4 november 2020, waarbij zij was veroordeeld tot betaling van Afl. 288.934,14 aan de geopposeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Illes. De opposante vorderde onder andere dat het Gerecht haar tot goed opposant zou verklaren en het eerdere vonnis zou vernietigen.

De procedure begon met een verzoekschrift van de geopposeerde in maart 2020, gevolgd door een vonnis in november 2020. De opposante heeft in haar verzet aangevoerd dat zij niet in staat is de kosten van de procedure te dragen, waarop het Gerecht haar verlof tot kosteloos procederen verleende. De geopposeerde heeft echter verweer gevoerd en bevestigd dat hij in 2018 een bedrag van Afl. 366.445,59 van het Openbaar Ministerie heeft gerestitueerd, dat aan de opposante was toevertrouwd voor beheer.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de opposante nog Afl. 288.938,14 verschuldigd is aan de geopposeerde, en dat zij niet heeft aangetoond dat zij het resterende bedrag van Afl. 255.162,13 bevoegdelijk heeft aangewend. De slotsom is dat de opposante tot kwaad opposant is verklaard en het eerdere vonnis is bevestigd. Tevens is zij veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, begroot op Afl. 4.500,--.

Uitspraak

Vonnis van 8 februari 2023
Behorend bij A.R. nr. AUA202102201
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS op het verzet van:
[naam opposante],
te Aruba,
opposante,
hierna ook te noemen: [opposante],
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
tegen:
[naam geopposeerde],
te Aruba,
geopposeerde,
hierna ook te noemen: [geopposeerde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 12 maart 2020 ter griffie ingediende tegen [opposante] gerichte (oorspronkelijke) verzoekschrift van [geopposeerde], met producties;
- het bij verstek uitgesproken vonnis van dit Gerecht van 4 november 2020 onder zaaknummer A.R. AUA202000873 (hierna: het vonnis waarvan verzet), waarbij [opposante] uitvoerbaar bij voorraad is veroordeeld tot betaling aan [geopposeerde] van Afl. 288.934,14. Verder is [opposante] bij dat vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [geopposeerde] begroot op Afl. 6.100,--;
- het op 6 augustus 2021 ter griffie ingediende verzetschrift van [opposante], met één productie;
- de conclusie van antwoord in oppositie van [geopposeerde];
- de conclusie van repliek in oppositie van [opposante], met producties;
- de door [geopposeerde] op 24 augustus 2022 genomen akte uitlating producties in oppositie.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.HET GESCHIL IN OPPOSITIE

2.1
Naast verlof tot kosteloos procederen vordert [opposante] dat het Gerecht (zo het begrijpt) bij vonnis haar goed opposant verklaart, het vonnis waarvan verzet vernietigt en - opnieuw rechtdoende - de oorspronkelijke vorderingen van [geopposeerde] alsnog afwijst, kosten rechtens.
2.2 [
geopposeerde] voert verweer dat strekt tot bevestiging van het vonnis waarvan verzet.
2.3
Voorzover voor de uitspraak in oppositie van belang worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING IN OPPOSITIE

3.1
Uit het door [opposante] overgelegde bewijs van onvermogen volgt dat zij niet in staat is de kosten van deze procedure te dragen. Aan [opposante] zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.
3.2 [
geopposeerde] heeft onbestreden gesteld dat hij in 2018 totaal Afl. 366.445,59 van het Openbaar Ministerie gerestitueerd heeft gekregen omdat die instantie ten onrechte die gelden ten laste van [geopposeerde] in beslag had genomen. [geopposeerde] heeft verder onbestreden gesteld dat het Openbaar Ministerie voormeld totaalbedrag (hierna: de geldsom) heeft doen toekomen aan [opposante], waarmee [geopposeerde] op dat moment een affectieve relatie had en die door [opposante] als beheerder van dat geldbedrag was aangesteld. In dat verband heeft [geopposeerde] onbestreden gesteld dat de bedoeling van dat beheer was dat [opposante] op verzoek van [geopposeerde] (1) gelden aan hem zou doen toekomen, en (2) voor of namens [geopposeerde] betalingen zou verrichten.
3.3
In het licht van vorenstaande vaststaande omstandigheden is niet in geschil tussen partijen dat aan hun affectieve relatie in 2019 een einde is gekomen, en dat [geopposeerde] in dat verband [opposante] heeft verzocht om rekening en verantwoording af te leggen over het door haar gevoerde beheer over de aan [geopposeerde] toebehorende geldsom. Vast staat verder dat [opposante] niet op dat verzoek is ingegaan.
3.4 [
geopposeerde] heeft erkend dat [opposante] van de geldsom in totaal Afl. 77.507,45 bevoegdelijk heeft uitgegeven. Aldus komt vast te staan dat [opposante] nog (366.445,59 minus 77.507,45 =) Afl. 288.938,14 onder zich had ten titel van beheer voor [geopposeerde] (hierna: het restbedrag). Bij brief van 28 augustus 2019 heeft de gemachtigde van [geopposeerde] [opposante] vruchteloos gesommeerd om tot betaling van dat bedrag aan [geopposeerde] over te gaan.
3.5 [
opposante] stelt dat van het restbedrag nog Afl. 33.776,01 over is, ter zake van welk bedrag [opposante] zich in haar verzetschrift beroept op verrekening met hetgeen [geopposeerde] volgens [opposante] aan haar verschuldigd is hoofde van achterstallig overeengekomen loon voor de door haar voor [geopposeerde] bewezen diensten. [geopposeerde] heeft dat verrekeningsberoep en voormelde daaraan door [opposante] ten gronde gelegde stelling gemotiveerd bestreden, en hetzelfde geldt voor het verdere verrekeningsberoep van [opposante] zoals omschreven in haar conclusie van repliek in oppositie. Dat brengt met zich dat de gegrondheid van die verrekeningsberoepen van [opposante] niet op eenvoudige wijze valt vast te stellen en daarom om de voet van artikel 6:136 BW in elk geval niet aan toewijzing van de vordering van [geopposeerde] ten belope van het in deze overweging besproken bedrag en mogelijke nog verdere toe te wijzen bedragen in de weg kan staan. De vordering van [geopposeerde] zal in elk geval worden toegewezen ten belope van Afl. 33.776,01.
3.6
Ter zake van het nu nog te bespreken onder het beheer van [opposante] vallende bedrag, te weten (288.938,14 minus 33.776,01 =) Afl. 255.162,13 (hierna: het restant), wordt het volgende overwogen. [opposante] stelt dat zij het restant conform opdracht en instructie van [geopposeerde] heeft aangewend voor (verrekening van) betalingen zoals door [opposante] volgens haar minutieus omschreven in haar als productie 4 en 5 bij haar verzetschrift overgelegde overzicht. Die door [geopposeerde] gemotiveerd bestreden bevrijdende stelling mist niet alleen verificatoire onderbouwing met betalingsbewijzen [1] , maar bovendien heeft te gelden dat [opposante] geen levering van bewijs heeft aangeboden van haar niet vaststaande stelling dat zij het restant heeft aangewend conform opdracht en instructie van [geopposeerde]. Dit één en ander brengt met zich dat niet vast komt te staan dat [opposante] het restant bevoegdelijk, dat wil zeggen conform opdracht en instructie van [geopposeerde], heeft aangewend of uitgegeven. Aldus is [opposante], die niet langer beheerder is van aan [geopposeerde] toebehorende geldbedragen, ook het restant opeisbaar verschuldigd aan [geopposeerde].
3.7
De slotsom luidt dat vast is komen te staan dat [opposante] in totaal Afl. 288.938,14 opeisbaar verschuldigd is aan [geopposeerde], tot betaling van (nagenoeg) welk bedrag [opposante] bij het vonnis waarvan verzet is veroordeeld. Dat betekent dat [opposante] tot kwaad opposant zal worden verklaard en het vonnis waarvan verzet zal worden bevestigd.
3.8 [
opposante] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze verzetprocedure gevallen aan de zijde van [geopposeerde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 4.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (1,5 punt van tarief 8 ad Afl. 3.000,-- per punt)

4.DE UITSPRAAK IN OPPOSITIE

Het Gerecht:
-verklaart [opposante] tot kwaad opposant;
-bevestigt het vonnis waarvan verzet;
-veroordeelt [opposante] in de kosten van deze verzetprocedure gevallen aan de zijde van [geopposeerde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 4.500,--;
-verleent verlof aan [opposante] tot kosteloos procederen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 8 februari 2023.

Voetnoten

1.Dit temeer omdat [geopposeerde] onbetwist heeft gesteld dat [opposante] een deel van zijn aan haar in beheer gegeven geld heeft verbrand.