ECLI:NL:OGEAA:2023:245

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202202183
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van borgsom en wettelijke rente in huurgeschil

In deze bodemzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres een verzoek ingediend tot een rechterlijk bevel tot betaling van een borgsom die door gedaagde onterecht is ingehouden. Eiseres huurde sinds 1 april 2011 een semi gemeubileerd appartement van gedaagde en betaalde een borgsom van Afl. 1.000,=. Bij beëindiging van de huurovereenkomst op 1 april 2022 bleek dat gedaagde een bedrag van Afl. 199,95 had ingehouden op de borgsom wegens schade aan een plafondventilator. Eiseres heeft gedaagde gesommeerd om het resterende bedrag van de borgsom terug te betalen, maar gedaagde heeft hier niet op gereageerd.

De rechter heeft vastgesteld dat de schade aan de lampenkap van de plafondventilator het gevolg was van normale slijtage en dat gedaagde geen recht had om de herstelkosten van de borgsom in te houden. De rechter oordeelde dat gedaagde de borgsom niet geheel mocht inhouden en dat eiseres recht had op terugbetaling van het ingehouden bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 april 2022. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Het vonnis werd uitgesproken op 8 februari 2023, waarbij de rechter de vordering van eiseres toewijsde en het meer of anders gevorderde afwees. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk moet betalen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Vonnis van 8 februari 2023
Behorend bij A.R. no. AUA202202183 BB
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
procederend in persoon,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoek rechterlijk bevel tot betaling met producties, op 8 juli 2022 ingediend ter griffie;
- het schriftelijk antwoord met producties, ingediend op 29 augustus 2022.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

Eiseres heeft vanaf 1 april 2011 een semi gemeubileerd appartement gehuurd van gedaagde.
2.2.
Bij de start van de huur heeft eiseres een borgsom betaald ter hoogte van Afl. 1.000,=. De terugbetaling van de borgsom of het restant daarvan zal geschieden zodra de huurovereenkomst zal zijn beëindigd.
2.3.
Bij de huurovereenkomst is gevoegd een inventarislijst. Daarop staat voor zoverre relevant vermeld dat in het appartement 1 plafondventilator bevestigd aan het plafond van de slaapkamer aanwezig is.
2.4.
Om en nabij mei 2017 is bij het loskoppelen van een lampenkap bevestigd aan de plafondventilator voornoemde lampenkap kapot gegaan. Eiseres heeft gedaagde op 14 november 2017 hiervan op de hoogte gebracht.
2.5.
Met ingang van 1 april 2022 is de huurovereenkomst beëindigd. Bij de eindopname bleek dat de lampenkap niet was hersteld of vervangen.
Gedaagde heeft de borgsom niet geheel terugbetaald aan eiseres. Blijkens een door gedaagde naar eiseres verstuurde invoice van 25 april 2022 is op de borgsom ingehouden het bedrag van Afl. 199,95 wegens “broken ceiling fan”.
2.7.
Bij brief van 11 mei 2022 is gedaagde door eiseres gesommeerd om de resterende borgsom van Afl. 199,95 voor 25 mei 2022 te betalen.
2.8.
Gedaagde is niet tot betaling van de resterende borgsom overgegaan.

3.HET GESCHIL

Eiseres vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen tot betaling van Afl 274,95, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2022, met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
Eiseres legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Gedaagde weigert, ondanks sommatie, het onrechtmatig ingehouden bedrag van Afl 199,95 van de borgsom aan eiseres terug te betalen.
Gedaagde concludeert tot ongegrond verklaring van de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.DE BEOORDELING

Artikel 7:224 lid 2 BW bepaalt dat wanneer een beschrijving van het gehuurde is opgemaakt de huurder gehouden is de zaak in dezelfde staat op te leveren waarin deze volgens de beschrijving is aanvaard, met uitzondering van geoorloofde veranderingen en toevoegingen en hetgeen door ouderdom teniet is gegaan of is beschadigd.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de lampenkap van de plafondventilator in de slaapkamer van het appartement kapot is gegaan door normale ouderdomsslijtage. Ten tijde van het kapotgaan was de lampenkap meer dan 6 jaar oud. Gedaagde heeft niet het recht om de herstel- dan wel vervangingskosten van de plafondventilator op grond van artikel 7:224 lid 2 BW te verrekenen met de door eiseres betaalde borgsom (zie punten 3.3. en 3.4. van het verzoekschrift).
4.3.
Gedaagde heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de door eiseres gestelde ouderdom van de lampenkap van de plafondventilator noch dat het kapotgaan van de lampenkap te wijten is aan ouderdomsslijtage. Zo heeft zij niet weersproken dat de plafondventilator ten tijde van het kapotgaan van de lampenkap meer dan 6 jaar oud was. Evenmin heeft zij weersproken de door eiseres als feit van algemene bekendheid gepresenteerde stelling dat apparatuur met metalen onderdelen zoals een plafondventilator door de zilte zeewind snel corrodeert, hetgeen het gerecht overigens niet onwaarschijnlijk voorkomt. Gesteld noch gebleken is dat de lampenkap kapot is gegaan door een andere reden dan slijtage door gewoon gebruik. Dat eiseres gedaagde had kunnen inschakelen om de lampenkap eruit te halen, doet daaraan niet af. Daarnaast heeft gedaagde niet weersproken dat de plafondventilator bij oplevering van het appartement nog in goed werkende staat is. Bij deze stand van zaken is het gerecht van oordeel dat het door gedaagde verrekende bedrag op de borgsom niet voor vergoeding door eiseres in aanmerking komen.
4.4.
Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen ter zake het buitenproportioneel zijn van het te verrekenen bedrag is aangevoerd geen bespreking.
4.5.
Eiseres heeft vergoeding van buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente gevorderd. Het gerecht stelt vast dat eiseres een (incasso)brief heeft verzonden en dus niet meer werkzaamheden heeft verricht dat die waarop artikel 63a Rv ziet. Een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ten gunste van eiseres en ten laste van gedaagde is daarom niet toewijsbaar.
4.6.
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf het moment van verrekening, zoals dat blijkt uit de in 2.6. bedoelde invoice. Er is namelijk sprake van vertraging in de terug te betalen borgsom zoals bedoeld in artikel 6:119 BW.
Gedaagde wordt, als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, begroot op Afl 50,= aan griffierechten.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
5.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van Afl. 199,95, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2022;
5.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op Afl. 50,= aan griffierechten;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. U.I.D. Luydens, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.