ECLI:NL:OGEAA:2023:250

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202201083
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een schuld met wettelijke rente en vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten

In deze bodemzaak vorderde de stichting [Naam stichting] (hierna: [EISERS]) dat de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], beiden wonende in Aruba, zouden worden veroordeeld om aan [EISERS] een bedrag van Afl. 10.615,-- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 mei 2019 en Afl. 750,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De procedure begon met een tussenvonnis op 21 september 2022, waarna een comparitie van partijen plaatsvond op 27 oktober 2022. Tijdens deze zitting erkende [EISERS] dat de gedaagden Afl. 275,-- van het verschuldigde bedrag hadden betaald, maar de gedaagden stelden dat zij meer hadden betaald, wat zij niet konden onderbouwen met bewijs.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba oordeelde dat de gedaagden Afl. 10.340,-- verschuldigd waren aan [EISERS], na aftrek van het eerder betaalde bedrag. De vordering van [EISERS] voor buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er meer werkzaamheden waren verricht dan voor de procedure noodzakelijk was. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten, die door het Gerecht werden begroot op Afl. 1.607,40 aan verschotten en Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.H.M. van de Leur op 8 februari 2023, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het Gerecht wees het meer of anders door [EISERS] verzochte af.

Uitspraak

Vonnis van 8 februari 2023
Behorend bij A.R. AUA202201083
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de stichting
[Naam stichting],
te Aruba,
eisers, hierna ook te noemen: [EISERS],
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:

1.[gedaagde 1],

en

2.[gedaagde 2],

beiden wonende in Aruba, te [adres],
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [gedaagden],
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 21 september 2022 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2022. [EISERS] is verschenen bij mr. A.E. Barrios occuperende voor haar gemachtigde, die werd vergezeld door de heer [werknemer [EISERS]] (werkzaam op de debiteurenafdeling van [EISERS]). [gedaagden] en zijn in persoon verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.HET GESCHIL

2.1 [
EISERS] vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagden] veroordeelt om aan [EISERS] tegen behoorlijke kwijting te betalen
Afl. 10.615,--, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 19 mei 2019 en met
Afl. 750,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
b. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten.
2.2 [
gedaagden] heeft verweer gevoerd.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2
Ter zitting heeft [EISERS] erkend dat [gedaagden] na de indiening van het verzoekschrift Afl. 275,-- van het aan [EISERS] in hoofdsom verschuldigde bedrag hebben betaald. [gedaagden] stellen dat zij meer dan voormeld bedrag hebben betaald na de indiening van het verzoekschrift, maar die door [EISERS] betwiste stelling hebben zij niet met betaalbewijs kunnen onderbouwen. Die stelling komt daarom, en ook omdat [gedaagden] overigens geen bewijslevering hebben aangeboden, niet vast te staan.
3.3
Vorenstaande brengt onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.6 van het tussenvonnis met zich dat vast komt te staan dat [gedaagden] (10.615,-- minus 275,-- =) Afl. 10.340,-- opeisbaar verschuldigd zijn aan [EISERS]. De vordering van [EISERS] in hoofdsom zal in zoverre worden toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 19 mei 2019 tot aan de algehele voldoening.
3.4
De vordering van [EISERS] ter zake van vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, omdat niet is gebleken dat [EISERS] dienaangaande meer werkzaamheden heeft verricht dan die ter voorbereiding en instructie van deze zaak, waarvoor ingevolge artikel 63a Rv alleen de regels ter zake van proceskosten van toepassing zijn.
3.5 [
gedaagden] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [EISERS], tot aan deze uitspraak begroot op (220,05, + 220,05, + 208,65,+ 208,65 +750,- =) Afl. 1.607,40 aan verschotten (griffiegeld en kosten van oproeping en wederoproeping) en Afl. 2.000,-- aan salaris gemachtigde (2 punten, tarief 4 ad Afl. 1.000,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagden] om aan [EISERS] te betalen Afl. 10.340,--, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 19 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt [gedaagden] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [EISERS], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.607,40 aan verschotten en Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders door [EISERS] verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 februari 2023 in aanwezigheid van de griffier.