Uitspraak
1.[gedaagde 1],
2.[gedaagde 2],
1.DE PROCEDURE
2.HET GESCHIL
Afl. 10.615,--, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 19 mei 2019 en met
Afl. 750,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze bodemzaak vorderde de stichting [Naam stichting] (hierna: [EISERS]) dat de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], beiden wonende in Aruba, zouden worden veroordeeld om aan [EISERS] een bedrag van Afl. 10.615,-- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 mei 2019 en Afl. 750,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De procedure begon met een tussenvonnis op 21 september 2022, waarna een comparitie van partijen plaatsvond op 27 oktober 2022. Tijdens deze zitting erkende [EISERS] dat de gedaagden Afl. 275,-- van het verschuldigde bedrag hadden betaald, maar de gedaagden stelden dat zij meer hadden betaald, wat zij niet konden onderbouwen met bewijs.
Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba oordeelde dat de gedaagden Afl. 10.340,-- verschuldigd waren aan [EISERS], na aftrek van het eerder betaalde bedrag. De vordering van [EISERS] voor buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er meer werkzaamheden waren verricht dan voor de procedure noodzakelijk was. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten, die door het Gerecht werden begroot op Afl. 1.607,40 aan verschotten en Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde.
De uitspraak werd gedaan door mr. A.H.M. van de Leur op 8 februari 2023, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het Gerecht wees het meer of anders door [EISERS] verzochte af.