ECLI:NL:OGEAA:2023:260

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
AUA202201274
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen Lotto en gedaagde over nakoming van vaststellingsovereenkomst en vonnis

In deze bodemzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, staat de vraag centraal of de gedaagde, aangeduid als [gedaagde], ten onrechte is overgegaan tot executie van een eerder vonnis. Dit vonnis, gewezen op 30 augustus 2019, verplichtte de stichting FUNDACION LOTTO PA DEPORTE (hierna: Lotto) tot doorbetaling van loon aan [gedaagde]. De zaak is ontstaan na een vaststellingsovereenkomst die in december 2019 werd ondertekend, waarin de arbeidsrelatie tussen Lotto en [gedaagde] met wederzijds goedvinden werd beëindigd. Lotto heeft gesteld dat zij aan haar verplichtingen uit deze overeenkomst heeft voldaan, terwijl [gedaagde] dit betwist en de executie van het vonnis heeft aangevraagd.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een verzoekschrift en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De rechter heeft de feiten en stellingen van beide partijen in overweging genomen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat Lotto, indien zij niet tijdig aan haar verplichtingen heeft voldaan, [gedaagde] het recht geeft om tot executie over te gaan. De rechter heeft een comparitie van partijen gelast om verdere inlichtingen te verkrijgen en een minnelijke regeling te beproeven. De uitspraak is gedaan op 29 maart 2023, waarbij de rechter de partijen heeft opgeroepen om hun standpunten verder te verduidelijken en bewijsstukken te overleggen.

De zaak illustreert de complexiteit van arbeidsrechtelijke geschillen en de noodzaak voor duidelijke afspraken in vaststellingsovereenkomsten. De rechter heeft benadrukt dat beide partijen hun verplichtingen moeten nakomen en dat de procedure gericht is op het vinden van een oplossing voor het geschil.

Uitspraak

Vonnis van 29 maart 2023
Behorend bij A.R. nr. AUA202201274
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de stichting
FUNDACION LOTTO PA DEPORTE,
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: Lotto,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. E.H.J. Martis.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend ter griffie op 9 mei 2022;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek, met producties;
  • de op 15 februari 2023 door Lotto genomen akte uitlating producties.
1.2
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Het dictum van het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van dit Gerecht van 30 augustus 2019 behorend bij AUA201901844 (hierna: het vonnis), met [gedaagde] als eiser en Lotto als gedaagde, luidt onder meer als volgt:

(…):
5.1
veroordeelt FLPD tot doorbetaling aan [gedaagde] van het overeengekomen loon met emolumenten met ingang van 1 januari 2019 (onder aftrek van een reeds betaald voorschot van Afl. 8.700,00) totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de verhoging wegens de vertraging op grond van artikel 7A:1614q BW, met dien verstande dat de verhoging wegens de vertraging in geen geval 15% van het verschuldigde bedrag te boven zal gaan, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de betreffende salaristermijn opeisbaar werd tot de dag van de volledige betaling van die termijn;
5.2
veroordeelt FLPD om het [gedaagde] toe te staan om de overeengekomen werkzaamheden als directeur van FLPD op gebruikelijke wijze uit te oefenen;
(…).”.
2.3
Ter beëindiging van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden hebben partijen in begin december 2019 een vaststellingsovereenkomst ondertekend (hierna: de vaststellingsovereenkomst), in het licht waarvan tussen partijen over en weer lopende procedures werden ingetrokken.
2.4
In de vaststellingsovereenkomst staat onder meer het volgende:

(…).
In aanmerking nemende dat:
A. [gedaagde] sinds 1 november 2017 in loondienst was van Lotto in de functie van directeur op grond van een arbeidsovereenkomst d.d. 27 december 2017;
B. [gedaagde] door Lotto middels brief van 4 april 2019 op staande voet was ontslagen door Lotto;
C. [gedaagde] Lotto in kort geding heeft betrokken;
D. het Gerecht in eerste Aanleg van Aruba, Lotto bij vonnis van 30 augustus 2019, behorend bij AUA201901844, onder meer heeft bevolen om het achterstallige salaris van [gedaagde] te betalen, het reguliere salaris van [gedaagde] te blijven doorbetalen en om [gedaagde] in staat te stellen zijn werkzaamheden als directeur voort te zetten;
E. Lotto heeft voldaan aan de uit voormelde uitspraak voorvloeiende financiële verplichtingen jegens [gedaagde];
F. Lotto op 16 oktober 2019 een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Lotto en [gedaagde] heeft ingediend bij het Gerecht in eerste Aanleg van Aruba;
G. Lotto op 19 september 2019 een akte van appel en op 8 oktober een memorie van grieven heeft ingediend van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (…) tegen voormelde kort geding uitspraak;
H. de gemachtigden van Lotto en [gedaagde] hierna in overleg zijn getreden om een regeling in der minne te beproeven; en
I. dat Lotto en [gedaagde] de bereikte overeenstemming willen formaliseren door middel van deze Overeenkomst.
Zijn overeengekomen als volgt:
1. De arbeidsrelatie tussen [gedaagde] en Lotto wordt met wederzijdse instemming beëindigd per 31 december 2019.
2. Lotto betaalt aan [gedaagde] een bruto beëindigingsvergoeding van AWG 244.000,00, inhoudende de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen beëindigingsvergoeding van 12 maanden salaris, vermeerderd met emolumenten, gelijk aan 3 maanden salaris, ten bedrage van totaal AWG 255.000,00 verminderd met een door [gedaagde] aan Lotto verschuldigd bedrag van AWG 10.600,00 (“Bruto Beëindigingsvergoeding”).
(…).
4. Lotto zal [gedaagde] binnen vijf werkdagen na ondertekening van de Overeenkomst voorzien van alle payslips over de periode september 2019 tot en met december 2019.
(…).
12. [gedaagde] en Lotto doen door de ondertekening van deze Overeenkomst onvoorwaardelijk en onomstotelijk afstand van elke vordering die zij jegens elkaar mochten hebben, mits [gedaagde] en Lotto hebben voldaan aan de op hun op grond van de Overeenkomst rustende verplichtingen.
(…).”.
2.5
Bij aan Lotto op 31 januari 2022 betekend deurwaardersexploot is [gedaagde] overgegaan tot executie van het vonnis. Dat exploot vermeldt onder meer het volgende:

Heden (…) heb ik (…) deurwaarder (…) AAN (…) Lotto (…) BETEKEND:
Een grosse van [GEA: het] (…) vonnis en uit krachte [GEA: daarvan] aan de gerequireerde voornoemd:
IN NAAM DER KONING BEVEL GEDAAN (…):
OmBINNEN TWEE (2) DAGENna heden aan mij, gerechtsdeurwaarder, als houder der grosse van voormelde, ten deze betekende titel te betalen en te voldoen:
a.
a) Een bedrag vanAfl. 52.864,00 terzake ondermeer achterstallig loon en zoals nader gespecificeerd in bijgaand overzicht;
b) de somma van AWG 3.177,90, zijnde gedingkosten (…);
c. de somma van AWG 400,00, zijnde nakosten nasalaris gemachtigde;
d. de kosten van dit exploot, ten bedrage als aan de voet dezes is vermeld;
(…).”.

3.HET GESCHIL

3.1
Lotto vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. bepaalt dat Lotto heeft voldaan aan haar verplichtingen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst en uit hoofde van het vonnis;
b. bepaalt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Lotto door over te gaan tot executie van het vonnis;
c. bepaalt dat Lotto daardoor schade heeft geleden voor een totaalbedrag van Afl. 60.790,88, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 3 maart 2022;
d. ten opzichte van vorenstaande vorderingen enige andere juist voorkomende subsidiaire beslissing neemt;
e. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten
3.2 [
gedaagde] voert verweer en concludeert dat Lotto niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, en tot veroordeling van Lotto in de proceskosten.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter zake van het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagde] wordt het volgende overwogen. [gedaagde] stelt dat Lotto in deze procedure wordt vertegenwoordigd door een onbevoegde procesgemachtigde, en hij concludeert dat Lotto daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Meer in het bijzonder stelt [gedaagde] dat de voor deze procedure opdrachtgevende persoon, de heer [naam opdrachtgevende], die opdracht onbevoegd heeft gegeven omdat ingevolge artikel 7 lid 1 sub g. van de Statuten van Lotto het bestuur van Lotto daarvoor goedkeuring van de Raad van Toezicht van Lotto behoeft, terwijl voorzover [gedaagde] bekend dat bestuur die goedkeuring niet heeft verkregen. Die door Lotto bestreden stelling is onvoldoende stellig en is gespeend van enige onderbouwing, zodat die wordt gepasseerd. [gedaagde] stelt immers niet dát bedoeld bestuur bedoelde toestemming niet heeft verkregen, en voorts had het op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stelling met een verklaring van de Raad van Toezicht van Lotto te onderbouwen. Dit klemt temeer omdat die Raad te dezen niet aan de bel heeft getrokken, terwijl is gesteld noch gebleken dat die Raad niet op de hoogte is van deze procedure. Het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagde] wordt verworpen, terwijl er overigens geen grond is gebleken waaruit volgt dat Lotto niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte.
4.2
De in dit geschil te beantwoorden inhoudelijke vraag is of [gedaagde] ten onrechte is overgegaan tot executie van het vonnis, zoals gesteld door Lotto en bestreden door [gedaagde]. Lotto legt aan haar standpunt de stelling ten grondslag dat zij ten tijde van die executie reeds had voldaan aan haar uit de vaststellingsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, meer in het bijzonder aan de uit de hiervoor onder 2.4 omschreven artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst voor Lotto jegens [gedaagde] voortvloeiende financiële verplichtingen. Voor de beantwoording van voormelde vraag wordt voorop gesteld dat de eerst bij dupliek door [gedaagde] gegeven uitleg van de vaststellingsovereenkomst als zijnde tardief buiten beschouwing wordt gelaten. Lotto heeft immers niet meer kunnen reageren op die uitleg.
4.3.1
Redelijke (met name - zwaarwegende - grammaticale) uitleg van de vaststellingovereenkomst brengt met zich dat Lotto ten tijde van de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst, begin december 2019 dus, tot dan toe had voldaan aan haar uit het vonnis voortvloeiende financiële verplichtingen jegens [gedaagde]. Verdere uitleg van de vaststellingovereenkomst en de daarin omschreven datum waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden zou eindigen, te weten op 31 december 2019, in samenhang beschouwd met (het dictum van) het vonnis brengt met zich dat [gedaagde] naast betaling van de overeengekomen beëindigingsvergoeding recht had op betaling van zijn bedongen reguliere loon plus emolumenten over december 2019, en dat het vonnis tot 31 december 2019 onverkort moest worden nagekomen door Lotto. Gesteld noch is gebleken dat partijen hebben bedoeld anderszins af te spreken.
4.3.2
Indien en voorzover het vonnis, dat alleen nog ziet op betaling van het door [gedaagde] bedongen loon plus emolumenten over december 2019, met betrekking tot de maand december 2019 niet tijdig door Lotto is nagekomen, zoals gesteld door [gedaagde] en bestreden door Lotto, mocht [gedaagde] naar het oordeel van het Gerecht in zoverre (loon plus emolumenten over december 2019 dus, vermeerderd met (1) de wettelijke verhoging van maximaal 15%, (2) wettelijke rente vanaf de opeisbaarheid van dat loon, (3) Afl. 3.577,90 aan proceskosten en (4) Afl. 220,20 aan explootkosten) overgaan tot executie daarvan en is geen sprake van onrechtmatige executie. ‘
4.3.3
Uit dit één en ander volgt dat het Gerecht voorbij gaat aan de stelling van [gedaagde] zoals omschreven onder randnummer 15. van zijn conclusie van antwoord voorzover die stelling ziet op meer aanspraken uit de arbeidsovereenkomst dan alleen het loon plus emolumenten van [gedaagde] over december 2019. De tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 31 december 2019 in samenhang beschouwd met het vonnis bieden geen grondslag voor dat meerdere.
4.4
Het Gerecht ziet in het licht van vorenstaande aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten, teneinde een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven danwel ter verkrijging van nadere inlichtingen. Lotto dient ter zitting betaalbewijs te overleggen waaruit blijkt dat zij het bedongen loon van [gedaagde] plus emolumenten over december 2019 heeft uitbetaald aan [gedaagde]. Lotto dient verder de door haar gestelde schade ad Afl. 60.790,88 ter zitting schriftelijk helder te specificeren. Aan het nalaten van dit één en ander kan het Gerecht de hem geraden voorkomende gevolgen verbinden.
4.5 [
gedaagde] dient op zijn beurt ter zitting schriftelijk helder te specificeren uit welke componenten precies het bedrag ad Afl. 52.864,--, tot executie waarvan hij blijkens rechtsoverweging 2.5 is overgegaan, bestaat. Aan het nalaten daarvan kan het Gerecht de hem geraden voorkomende gevolgen verbinden.
4.6
Lotto dient vertegenwoordigd en [gedaagde] in persoon ter zitting te verschijnen. Als een partij niet verschijnt kan het Gerecht daaraan het gevolg verbinden - ook in het nadeel van die partij - dat het passend vindt.
4.7
De partij die zich bij de comparitie op schriftelijke (bewijs)stukken wil beroepen, dient die stukken uiterlijk de derde werkdag voor de dag van de zitting in fotokopie aan zijn wederpartij en aan het Gerecht over te leggen.
4.8
Voor de comparitie wordt in beginsel een uur uitgetrokken. Partijen kunnen hun zaak ter comparitie vijf minuten bepleiten. Als een partij de vastgestelde spreektijd overschrijdt, kan de rechter haar het woord ontnemen.
4.9
De partij die is verhinderd om op de hierna te bepalen datum en tijdstip ter zitting te verschijnen, dient binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis per brief de rechter om uitstel te verzoeken. Bij het verzoek om uitstel moeten ook de verhinderdata worden opgegeven van alle partijen en hun gemachtigden gedurende de drie komende maanden. Indien niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis om uitstel is verzocht, zal nog slechts uitstel worden verleend in geval van overmacht. In dat geval dient de partij die wegens overmacht is verhinderd te verschijnen, onmiddellijk na het intreden daarvan per brief de rechter gemotiveerd om uitstel te verzoeken.
4.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-gelast een verschijning van partijen voor het geven van inlichtingen en/of treffen van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. A.H.M. van de Leur, rechter, op
maandag 24 april 2023 om 09:00 uurin zaal B van het in Aruba te J.G. Emanstraat nr. 51 gelegen gerechtsgebouw;
-bepaalt dat [gedaagde] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat Lotto dan vertegenwoordigd aanwezig moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en ofwel op grond van het recht ofwel op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen, desgewenst met gemachtigden;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.