ECLI:NL:OGEAA:2023:294

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
AUA202301920
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure inzake geldleningsovereenkomst en betalingsonmacht

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft Island Finance Aruba N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een geldleningsovereenkomst waarbij IFA vorderingen heeft op de gedaagde voor een bedrag van Afl. 6.893,74, vermeerderd met wettelijke rente en boeterente. De procedure is gestart met een inleidend verzoekschrift op 7 juni 2023, en na een tussenvonnis op 6 september 2023 vond er een comparitie van partijen plaats op 5 oktober 2023. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en bewijsstukken overgelegd.

Het Gerecht heeft in zijn vonnis van 15 november 2023 geoordeeld dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat hij in betalingsonmacht verkeert, en dat deze omstandigheid hem niet ontslaat van zijn verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst. De vordering van IFA is toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf 25 maart 2021. De door IFA gevorderde contractuele boeterente van 5% is afgewezen, omdat deze het wettelijk toegestane maximum overschrijdt. Ook de vordering voor buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat IFA niet voldoende bewijs heeft geleverd van extra werkzaamheden.

De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 3.105,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor kredietverstrekkers om zich te houden aan de wettelijke kaders voor rente en kosten, en bevestigt dat betalingsonmacht niet automatisch leidt tot vrijstelling van betalingsverplichtingen.

Uitspraak

Vonnis van 15 november 2023
Behorend bij A.R. nr. AUA202301920
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende te [adres] in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 6 september 2023 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2023. IFA is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde, en [gedaagde] is in persoon verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, beiden onder overlegging van toegelaten producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.HET GESCHIL

2.1
Island Finance vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt:
a. om aan IFA te betalen Afl. 6.893,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2021 tot de dag van algehele voldoening, waarbij na iedere betaling na 25 maart 2021 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom, verder te vermeerderen met de overeengekomen boeterente van 5% over de niet betaalde termijn dan wel over het niet betaalde deel daarvan indien een vervallen termijn of een gedeelte daarvan niet wordt betaald binnen 15 dagen na de vervaldatum van die afzonderlijke termijn, en voorts te vermeerderen met Afl. 750,- naar rato van 1,5 punt van het liquidatietarief aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
b. in de proceskosten, waaronder begrepen die van het beslag.
2.2 [
gedaagde] voert verweer.
2.3
Voor zover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2
In het licht van rechtsoverweging 2.7 van het tussenvonnis en in dat van de omstandigheid dat ter zitting is gebleken dat [gedaagde] sinds de indiening van het inleidend verzoekschrift door IFA op 7 juni 2023 niets heeft afgelost van zijn openstaande schuld bij IFA, zal de vordering van IFA in hoofdsom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 25 maart 2021 tot de dag van algehele voldoening waarbij na iedere na die datum verrichte betaling die rente telkens verschuldigd is over de dan nog resterende hoofdsom. Hierbij wordt nog overwogen dat betalingsonmacht aan de zijde van [gedaagde] hem niet kan ontslaan van zijn betalingsverplichtingen jegens IFA, en die onmacht kan evenmin in de weg staan aan een veroordelend vonnis tot betaling van een geldsom.
3.3
Ter zake van de door IFA gevorderde contractuele rente van 5% over elke niet tijdig betaalde termijn dan wel over het niet tijdig betaalde deel daarvan wordt het volgende overwogen. Het door het Hof (bij vonnis van 21 april 2020, met als vindplaats ECLI:NL:OGHACMB:2020:84) ook voor Aruba vastgestelde of toegelaten maximale percentage aan APR (Annual Percentage Rate) dat een kredietverstrekker tot nader order van de wetgever jaarlijks aan kredietvergoeding in rekening mag brengen aan een kredietverkrijger bedraagt 27% over het geleende bedrag. Het Hof heeft daarbij verder bepaald dat het meerdere daarvan op de voet van het eerste lid van artikel 3:40 BW nietig is. Voormeld maximale percentage aan APR/jaarlijkse kredietvergoeding omvat rente en alle andere kosten die gemoeid gaan met de kredietverstrekking.
3.4
Uit de vordering van IFA en de daaraan door haar ten gronde gelegde stellingen volgt dat zij de aan [gedaagde] in rekening gebrachte contractuele rente gematigd heeft vastgesteld op jaarlijks 27%, hetgeen reeds het maximum aan APR is. Die omstandigheid brengt in het licht van vorenstaande met zich dat voormelde door IFA bedongen en aan [gedaagde] in rekening gebrachte boeterente op de voet van het eerste lid van artikel 3:40 BW nietig is, met als gevolg dat die nevenvordering van IFA zal worden afgewezen.
3.5
De vordering van IFA ter zake van vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen omdat niet uit verificatoire stukken is gebleken dat IFA dienaangaande meer werkzaamheden heeft verricht dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, waarvoor krachtens artikel 63a Rv alleen de regels ter zake van proceskosten van toepassing zijn. De enkele door IFA overgelegde naar [gedaagde] verzonden sommatiebrief van 25 april 2023 valt zonder meer binnen het bereik van voormelde wettelijke bepaling.
3.6 [
gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, waaronder begrepen die van het bij partijen genoegzaam bekende ten laste van [gedaagde] gelegde conservatoire derdenbeslag. De proceskosten tot aan deze uitspraak worden begroot op (1.155,- + 450,- =) Afl. 1.605,- aan verschotten (griffiegeld en explootkosten) en Afl. 1.500,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten, tarief 3).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan IFA te betalen Afl. 6.893,74, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 25 maart 2021 tot de algehele voldoening, waarbij na iedere na die datum verrichte betaling die rente telkens verschuldigd is over de dan nog resterende hoofdsom;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 3.105,--;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders door IFA verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 november 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 15 november 2023
Instantie: gerecht in eerste aanleg van Aruba
Zaaknummer: A.R. nr. AUA202301920
Inhoudsindicatie: Civiel. Geldleningsovereenkomst. Beroep op betalingsonmacht slaag niet.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - enkelvoudig