Uitspraak
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft Island Finance Aruba N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een geldleningsovereenkomst waarbij IFA vorderingen heeft op de gedaagde voor een bedrag van Afl. 6.893,74, vermeerderd met wettelijke rente en boeterente. De procedure is gestart met een inleidend verzoekschrift op 7 juni 2023, en na een tussenvonnis op 6 september 2023 vond er een comparitie van partijen plaats op 5 oktober 2023. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en bewijsstukken overgelegd.
Het Gerecht heeft in zijn vonnis van 15 november 2023 geoordeeld dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat hij in betalingsonmacht verkeert, en dat deze omstandigheid hem niet ontslaat van zijn verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst. De vordering van IFA is toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf 25 maart 2021. De door IFA gevorderde contractuele boeterente van 5% is afgewezen, omdat deze het wettelijk toegestane maximum overschrijdt. Ook de vordering voor buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat IFA niet voldoende bewijs heeft geleverd van extra werkzaamheden.
De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 3.105,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor kredietverstrekkers om zich te houden aan de wettelijke kaders voor rente en kosten, en bevestigt dat betalingsonmacht niet automatisch leidt tot vrijstelling van betalingsverplichtingen.