Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE FEITEN
(…).
(…).
(…).
3.HET GESCHIL
4.DE BEOORDELING
De verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.”. Aldus moet sprake zijn van een aan de schuldenaar gericht schriftelijk stuk van of namens de schuldeiser. De door [eiser] c.s. aanhangig gemaakte procedure ex artikel 15 Sv om strafrechtelijke vervolging van [gedaagde] met betrekking tot het ongeval te bewerkstelligen heeft niet als zodanig te gelden, en zo evenmin de strafzaak tegen [gedaagde] met betrekking tot het ongeval, ook niet als [gedaagde] in die zaken heeft erkend schuldig te zijn aan het ongeval. Een dergelijke erkenning ziet immers niet op enige op [gedaagde] rustende verbintenis tot vergoeding van door [eiser] c.s. geleden en te lijden schade als gevolg van het ongeval. Daar komt bij dat beide procedures niet kwalificeren als het instellen van een eis of enige andere daad van rechtsvervolging in de zin van artikel 3:316 BW [2] , omdat het instellen van die eis of andere daad van rechtsvervolging in dit geval moet zien op het bewerkstelligen van nakoming van een verplichting tot vergoeding van schade. De hiervoor onder 2.7 omschreven brief van verzekeraar Ennia, bij welke verzekeraar de auto van [gedaagde] ten tijde van het ongeval was verzekerd, kwalificeert niet als een aan [gedaagde] gericht schriftelijk stuk van of namens [eiser] c.s., maar als een mededeling zijdens Ennia ter zake van een volgens haar toekomende zelfstandige vordering op [gedaagde]. Die brief heeft aldus geen verjaring stuitende werking met betrekking tot de onderhavige rechtsvordering van [eiser] c.s.. De stelling van [eiser] c.s. dat de verjaring van die rechtsvordering is gestuit door het hiervoor onder 2.9 vermeld aan de gemachtigde van [eiser] c.s. gericht schrijven van 22 maart 2022 van de gemachtigde van [gedaagde] kan hen niet baten, omdat die toen reeds lange tijd was verjaard. Hetzelfde geldt ter zake van de volgens [eiser] c.s. in dat schrijven neergelegde erkenning door of namens [gedaagde] van de op haar jegens [eiser] c.s. rustende verplichting tot vergoeding van schade.