ECLI:NL:OGEAA:2023:326

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
AUA202202592
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid beroep na uitzetting

In deze zaak heeft de Venezolaanse appellant, die op 17 augustus 2019 als toerist Aruba binnenkwam, een asielaanvraag ingediend op 14 januari 2021. Deze aanvraag werd op 16 februari 2021 afgewezen door de Minister van Arbeid, Energie en Integratie. Na het indienen van bezwaar op 16 maart 2021, werd dit bezwaar op 29 juli 2022 ongegrond verklaard. Appellant werd op 17 augustus 2022 uitgezet naar Venezuela. Ondanks zijn uitzetting heeft appellant aangegeven dat hij het beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag wenst te handhaven, omdat hij schade heeft geleden door de uitzetting.

Tijdens de zitting op 7 december 2022 heeft appellant te kennen gegeven dat hij onder begeleiding van UNHCR bezig is met een hervestigingsprocedure, die op 23 december 2022 succesvol is afgerond, resulterend in zijn hervestiging in Uruguay. Het gerecht heeft overwogen dat appellant geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn asielaanvraag, aangezien hij geen prijs meer stelt op een asielvergunning. De rechter heeft vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden als gevolg van de afwijzing van zijn asielaanvraag.

Uiteindelijk heeft het gerecht geoordeeld dat het beroep van appellant niet-ontvankelijk is, omdat hij geen belang heeft bij de beoordeling van de afwijzing van zijn asielaanvraag. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 19 april 2023, waarbij beide partijen binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep kunnen instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 19 april 2023
Lar nr. AUA202202592

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Naam appellant],

van Venezolaanse nationaliteit,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. E.A.T. Kuster,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENRGIE EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 29 juli 2022 (bestreden beschikking) heeft verweerder het bezwaarschrift van appellant, gericht tegen de beschikking van 16 februari 2021 waarbij de asielaanvraag van appellant is afgewezen, ongegrond verklaard.
Daartegen heeft appellant op 10 augustus 2022 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Partijen hebben op 6 december 2022 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 7 december 2022, waar partijen, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, zijn verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting, heeft het gerecht het onderzoek heropend.
Bij e-mailbericht van 23 januari 2023 heeft het gerecht partijen verzocht om nadere inlichtingen.
Appellant heeft op 14 februari 2023 inlichtingen verstrekt.
Verweerder heeft op 1 maart 2023 daarop gereageerd.
Een tweede zitting is met toestemming van partijen achterwege gelaten.
De uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Appellant, geboren op [geboortedatum] in Venezuela en van Venezolaanse nationaliteit, is op 17 augustus 2019 als toerist Aruba binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van vier dagen.
1.2
Appellant heeft op 14 januari 2021 een asielaanvraag ingediend.
1.3
Bij beschikking van 16 februari 2021 heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen.
1.4
Hiertegen heeft appellant op 16 maart 2021 bezwaar gemaakt.
1.5
Bij bestreden beslissing van 29 juli 2022 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
1.6
Op 17 augustus 2022 is appellant Aruba uitgezet.
Procesbelang
2.1
Ter zitting van 7 december 2022 heeft appellant te kennen gegeven dat hij onder begeleiding van UNHCR bezig is met een hervestigingsprocedure in een derde land. Na heropening van het onderzoek heeft appellant te kennen gegeven dat deze procedure op 23 december 2022 met succes is afgerond en heeft geleid tot hervestiging van appellant in Uruguay. Daarbij heeft appellant te kennen gegeven dat hij het beroep tegen de bestreden beschikking niettemin wenst te handhaven, omdat hij als gevolg van de uitzetting naar Venezuela schade heeft geleden.
2.2
Het gerecht begrijpt dat appellant aldus te kennen heeft gegeven geen prijs meer te stellen op een asielvergunning, waartoe hij op 14 januari 2021 een aanvraag heeft ingediend. In zoverre heeft appellant dan ook geen belang bij het beroep tegen de bestreden beschikking, die strekt tot handhaving van de afwijzing van die aanvraag.
Volgens vaste rechtspraak bestaat, indien overigens belang ontbreekt, belang bij een uitspraak indien de desbetreffende appellant stelt schade te hebben geleden en hij tot op een zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij dergelijke schade daadwerkelijk als gevolg van de bestreden beschikking heeft geleden. Het gerecht overweegt dat appellant niet tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk schade heeft geleden als gevolg van de handhaving in bezwaar van de afwijzing van de asielaanvraag. Appellant heeft slechts gesteld dat hij als gevolg van mishandelingen na zijn uitzetting naar Venezuela schade heeft geleden, welke schade hij overigens niet aannemelijk heeft gemaakt.
2.3
Onder deze omstandigheden heeft appellant geen belang bij beoordeling van het beroep. Het beroep is niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 april 2023, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.