ECLI:NL:OGEAA:2023:331
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen fictieve weigering bouwvergunning na zitting
In deze zaak hebben appellanten op 20 december 2019 een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend. De aanvraag werd op 21 april 2022 door de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening afgewezen. Appellanten maakten bezwaar tegen deze afwijzing op 30 mei 2022. Op 12 juli 2022 trok de verweerder de eerdere afwijzing in, maar wees de aanvraag opnieuw af. Appellanten maakten hierop opnieuw bezwaar op 22 augustus 2022. Omdat er geen beslissing op hun bezwaren volgde, hebben appellanten op 17 oktober 2022 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. De zaak werd behandeld op 15 maart 2023, waarbij appellanten in persoon verschenen en de verweerder vertegenwoordigd werd door hun gemachtigde, mr. V.M. Emerencia.
De rechter overwoog dat de beschikking waartegen het bezwaar van 30 mei 2022 was gericht, inmiddels was ingetrokken. Hierdoor hadden appellanten geen belang meer bij een beslissing op dat bezwaar, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. Wat betreft het bezwaar van 22 augustus 2022, oordeelde de rechter dat de beroepstermijn nog niet was aangevangen op het moment dat appellanten hun beroep instelden, omdat de verweerder pas op 15 november 2022 in gebreke was geraakt. Dit leidde ook tot de niet-ontvankelijkheid van dit beroep. De rechter besloot dat er geen grond was voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 26 april 2023, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.