ECLI:NL:OGEAA:2023:335

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
AUA202300815
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak gaat het om een beroep van de appellant, de Minister van Arbeid, Energie en Integratie, tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf. De afwijzing vond plaats op 15 juli 2021, waarna de appellant op 26 augustus 2021 bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 10 januari 2023 door de verweerder niet-ontvankelijk verklaard. De appellant heeft op 22 februari 2023 beroep ingesteld bij het gerecht, maar dit beroepschrift werd buiten de gestelde termijn ingediend. Het gerecht heeft de appellant in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, maar heeft uiteindelijk geoordeeld dat de redenen die de appellant aanvoerde niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Het gerecht concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en heeft dit op 7 juni 2023 uitgesproken. De uitspraak bevat ook instructies voor het indienen van een hoger beroep, inclusief het verschuldigde griffierecht van Afl. 75.

Uitspraak

Uitspraak van 7 juni 2023
Lar nr. AUA202300815

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

domicilie kiezend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 15 juli 2021 heeft verweerder de aanvraag van appellant om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf afgewezen.
Op 26 augustus 2021 heeft appellant hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij beslissing van 10 januari 2023 heeft verweerder dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Hiertegen heeft appellant op 22 februari 2023 beroep ingesteld bij het gerecht.
Bij brief van 13 maart 2023 heeft het gerecht appellant in de gelegenheid gesteld om schriftelijk de redenen aan te geven voor het indienen van het beroepschrift na het verstrijken van de beroepstermijn.
Appellant heeft op 25 april 2023 van de geboden gelegenheid gebruik gemaakt.

OVERWEGINGEN

1. In deze ligt ten eerste voor de vraag of het onderhavige beroep ontvankelijk is. Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
2. Ingevolge artikel 23, eerste lid van de Lar kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing, daartegen beroep instellen bij het gerecht. Bedoeld beroep wordt, ingevolge artikel 26 van de Lar, aanhangig gemaakt door indiening van een beroepschrift bij het gerecht. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt, ingevolge artikel 27, eerste lid van de Lar, zes weken en gaat in op de dag na die waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend. Ingevolge artikel 28, eerste lid van de Lar wordt, voor zover thans van belang, een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend nadat de termijn is verstreken. Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
3. De in beroep bestreden beslissing is gedagtekend op 10 januari 2023. Uit het voorgaande vloeit voort dat de beroepstermijn is aangevangen op 11 januari 2023 en geëindigd op dinsdag, 21 februari 2023. Het beroepschrift van appellant is op woensdag, 22 februari 2023 en derhalve buiten deze termijn ingediend.
4. Appellant is bij brief van 13 maart 2023 van dit gerecht in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat hij het beroepschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden, zoals bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Lar. Hij heeft in antwoord hierop bij brief van 25 april 2023 het volgende te kennen gegeven:

“(…) Het beroepschrift is wel degelijk binnen de termijn van 6 weken te rekenen vanaf 11 januari 2023 ingediend en wel op 22 februari 2023 middels het portaal van het Gerecht. (…)”.

5. Het gerecht ziet in hetgeen appellant als redenen voor de late indiening van haar beroepschrift heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar dient te worden geacht. Gesteld noch gebleken is dat hij de bestreden beslissing pas na het verstrijken van de beroepstermijn heeft ontvangen.
6. De slotsom is dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 7 juni 2023, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
f
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.