ECLI:NL:OGEAA:2023:86

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
AUA202204420
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging bankrelatie door Banco di Caribe Aruba N.V. met eiser op basis van objectief gerechtvaardigde redenen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. D.G. Croes, en Banco di Caribe Aruba N.V. (BdC), vertegenwoordigd door mr. R.A. Wix. De zaak betreft de opzegging van de bankrelatie door BdC met [eiser], die een zakelijke rekening had geopend voor zijn eenmanszaak. De opzegging vond plaats naar aanleiding van een strafrechtelijke veroordeling van [eiser] voor oplichting, valsheid in geschrifte en verduistering, waarbij BdC stelde dat er een objectief gerechtvaardigde zwaarwegende reden bestond om de bankrelatie te beëindigen, gezien het gevaar op reputatieschade.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [eiser] vorderde dat het Gerecht BdC zou bevelen de bankrekening open te houden totdat in een bodemprocedure anders zou zijn beslist. BdC voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vordering van [eiser]. Het Gerecht oordeelde dat BdC gerechtigd was de bankrelatie te beëindigen, gezien de ernst van de strafrechtelijke veroordeling van [eiser] en het risico op reputatieschade voor de bank.

Het Gerecht wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van banken en de noodzaak voor een objectief gerechtvaardigde reden voor het beëindigen van bankrelaties, vooral in het licht van de maatschappelijke functie van banken in het bedrijfsleven.

Uitspraak

Vonnis van 15 februari 2023
Behorend bij K.G. AUA202204420
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[naam eiser] h.o.d.n. [naam eenmanszaak],
te Aruba,
eiser,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen
de naamloze vennootschap
BANCO DI CARIBE ARUBA N.V.,
te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: BdC,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 20 januari 2023 om 08:30 uur.
1.2 [
eiser] is ter terechtzitting verschenen samen met zijn gemachtigde. BdC is verschenen bij haar gemachtigde, die vergezeld werd door de heer [naam directeur] (directeur van BdC). Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd – [eiser] mede aan de hand van toegelaten nadere producties en BdC mede aan de hand van een overgelegde voorgedragen pleitnota voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
eiser] heeft op 15 juni 2022 bij BdC een zogeheten “
Account Opening Request” (hierna: het rekeningaanvraagformulier) ingevuld en ingediend. Dit is een standaardformulier dat BdC gebruikt voor het openen van een bankrekening. Op pagina 1 onder (ii) letter e van het rekeningaanvraagformulier staat het volgende vermeld:

and declares that all information provided in, pursuant to and/or in connection with this account opening request and related documentation is true, complete, up to date, not misleading and in full force and effect”.
2.3
Voor het openen van een zakelijke rekening dient de klant voorts diverse documenten in te leveren zoals onder meer een geldig ID-bewijs, een uittreksel van de Kamer van Koophandel, een uittreksel uit het Bevolkingsregister en een bankreferentie. Al die stukken heeft [eiser] verstrekt aan BdC.
2.4
Naast voormelde stukken moet BdC ter zake van een kandidaat klant een zogeheten “
customer due diligence” of “
client onboarding” (hierna: klantenonderzoek) verrichten. Klanten die door BdC worden geaccepteerd moeten doorlopend gemonitord worden door BdC.
2.5
Op grond van de op dat moment door [eiser] aan BdC verschafte stukken is BdC over gegaan tot het openen van een zakelijke rekening ten behoeve van de eenmanszaak van [eiser], te weten [naam eenmanszaak] (hierna: de bankrekening). BdC heeft daarbij bijzondere waarde gehecht aan de door RBC-Bank met betrekking tot [eiser] afgegeven bankreferentie.
2.6
Bij het openen van een bankrekening verstrekt BdC tevens haar Algemene Voorwaarden aan de desbetreffende klant en laat zij die voor ontvangst daarvan tekenen. Dit is ook het geval geweest met betrekking tot [eiser] en de ten behoeve van hem geopende bankrekening. Artikel 26 van de tussen partijen van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden van BdC bepaalt dat zowel [eiser] alsook BdC te allen tijde bevoegd zijn om de tussen hen bestaande bankrelatie geheel of gedeeltelijk te beëindigen zonder dat een opzeggingstermijn in acht dient te worden genomen.
2.7
Niet lang nadat BdC de bankrekening had geopend heeft zij kennis genomen van de omstandigheid dat [eiser] op 13 juli 2017 door het Gerecht bij vonnis is veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van 30 maanden (waarvan 12 voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren) ter zake van oplichting (meermalen gepleegd), valsheid in geschrifte (meermalen gepleegd) en verduistering (hierna: de strafrechtelijke veroordeling).Tegen dat vonnis (hierna: het vonnis) is geen appel in gesteld, waardoor het kracht van gewijsde heeft verkregen. Het vonnis, waarin met verdachte wordt bedoeld [eiser], vermeldt onder meer het volgende:

Verdachte heeft zich gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan verduistering, oplichting en valsheid in geschrift. Verdachte heeft als juridisch adviseur en bemiddelaar vele personen benadeeld die vertrouwen in hem hadden en hem hadden betaald om belangrijke vergunningen, verklaringen en/of rechtszaken voor hem te regelen. De benadeelden zijn bewogen tot afgifte van geldbedragen, terwijl de verdachte de toegezegde werkzaamheden niet heeft verricht en het geld veelal ook niet terug heeft gegeven. Hij heeft personen ernstig benadeeld onder meer door valse vergunningen te verstrekken en hen financieel te duperen. Voorts heeft verdachte door het vervalsen van brieven, vergunningen en verklaringen van verschillende overheidsinstanties, overheidssystemen vervuilt en het maatschappelijk vertrouwen in de echtheid van overheidsdocumenten geschonden.”.
2.8 [
eiser] is op 15 november 2019 bij inmiddels onherroepelijk vonnis van dit Gerecht vrijgesproken van hetgeen aan hem te laste was gelegd, te weten oplichting in de periode van 1 december 2018 tot 28 maart 2019.
2.9 [
eiser] heeft in de periode gelegen tussen zijn aanvraag van een rekening bij de BdC en de opening daarvan geen melding gemaakt van de strafrechtelijke veroordeling. Naar aanleiding van de omstandigheid dat BdC kennis had genomen van die veroordeling heeft zij bij aan [eiser] gerichte brief van 1 november 2022 de bankrelatie met hem per 31 december 2022 opgezegd. De in die brief vermelde reden daarvoor luidt als volgt:

A recent review of our banking relationship indicates that the relationship between BdCA and [eiser] t/a [de bankrekening] is no longer aligned with our current business strategy and risk appetite.”.
2.1
De aan BdC gerichte brief van (de gemachtigde van) [eiser] vermeldt naar aanleiding van de opzegging van de bankrekening onder meer het volgende:
“(…).
Hoewel dit niet met zoveel woorden wordt genoemd in uw schrijven, vermoedt client dat uw beslissing enkel gebaseerd is op een verdenking van het plegen van een strafbaar feit door cliënt in het verleden. Cliënt is echter nooit veroordeeld voor dit strafbaar feit en hebt u het bewijs van sepot doen toekomen. Volgens vaste jurisprudentie kan de Bank slechts een rekening opzeggen indien een Cliënt veroordeeld wordt. (…).
Gelet op het vorenstaande is (…) de voorgenomen opheffing van de bankrekening door Bank onrechtmatig.
(…).”.
2.11
De aan de gemachtigde van [eiser] gerichte brief van de gemachtigde van BdC vermeldt onder meer het volgende:

Zoals u weet heeft de Bank de relatie met uw cliënt per 31 december 2022. Zoals u weet is een dienstverleningsovereenkomst steeds opzegbaar. Van die mogelijkheid heeft de Bank gebruik gemaakt. Bovendien kan de Bank op grond van haar algemene voorwaarde de bankrelatie te allen tijde opzeggen.
Nadat de bank de rekening voor uw cliënt had geopend heeft de Bank kennisgenomen van feiten in omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de Bank de relatie met uw cliënt heeft opgezegd. U stelt weliswaar in uw schrijven da de heer [eiser] nooit veroordeeld is geweest voor enig strafbaar feit, maar die stelling is onjuist.
De heer [eiser] is schuldig bevonden voor zeer ernstige vergrepen (valsheid in geschrifte, verduistering en oplichting). Hij is vervolgens veroordeeld om ruim Awg. 100.000 aan slachtoffers terug te betalen boven een gevangenisstraf van 30 maanden.
(…). De Bank is dus bevoegd en gerechtigd om de bankrelatie met de heer [eiser] op te zeggen.
(…).”.
2.12
BdC heeft in afwachting van de uitkomst van deze procedure nog geen uitvoering gegeven aan haar beslissing tot beëindiging van de bankrelatie tussen partijen.

3.HET GESCHIL

3.1 [
eiser] vordert dat het Gerecht - zo het begrijpt - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. BdC beveelt om de ten behoeve van de eenmanszaak van [eiser] geopende zakelijk rekening open te houden totdat in een bodemprocedure anders zal zijn beslist;
b. bepaalt dat BdC ten behoeve van [eiser] een dwangsom verbeurt van Afl. 10.000,-- voor iedere dag of deel daarvan dat zij niet aan voormeld bevel voldoet;
c. ten opzichte van vorenstaande vorderingen enige andere juist voorkomende voorziening treft;
d. BdC veroordeelt in de proceskosten.
3.2
BdC voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [eiser] verzochte en tot veroordeling van hem in de kosten van deze procedure.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak zullen de stellingen van partijen hierna worden besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [eiser] bij haar hiervoor onder a. omschreven vordering volgt uit de aard van die vordering en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.2
In deze procedure moet aan de hand van het door partijen gestelde, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de op snelheid gerichte procedure in kortgeding, de vraag worden beantwoord of de hiervoor onder a. omschreven vordering van [eiser] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door hem gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
4.3
Hetgeen partijen verdeeld houdt is het antwoord op de vraag of BdC de bankrelatie met [eiser] al dan niet mag beëindigen zoals door haar beoogd. Voor de (voorlopige) beantwoording van die vraag wordt het volgende voorop gesteld. Banken in Aruba, waaronder begrepen BdC, hebben een niet onbelangrijke bijzondere maatschappelijke functie ook ten opzichte van het Arubaanse bedrijfsleven, zodat bedrijven (waaronder begrepen de eenmanszaak van [eiser]) op gangbare wijze kunnen deelnemen aan het lokale en internationale handelsverkeer. Op gangbare wijze deelnemen aan dat verkeer betekent onder meer dat een bedrijf over een bankrekening beschikt. Gezien voormelde functie en de daaruit voorvloeiende op de Bank rustende zorgplicht kan BdC de bankrelatie met in dit geval [eiser] alleen beëindigen indien daartoe een objectief gerechtvaardigde zwaarwegende reden bestaat. Indien die reden ontbreekt en de Bank evenwel de bankrelatie met [eiser] beëindigt, handelt zij naar het voorlopig oordeel van het Gerecht onrechtmatig jegens [eiser]. In het licht van dit vooropgestelde wordt het volgende overwogen.
4.4
Vast staat dat BdC eerst nadat zij de bankrekening had geopend kennis heeft genomen van de strafrechtelijke veroordeling van [eiser] zoals hiervoor onder 2.7 omschreven. Uit de aard en ernst van de feiten waarvoor [eiser] op 13 juli 2017 is veroordeeld in verbinding met de omstandigheid dat die veroordeling onherroepelijk is volgt naar het voorshandse oordeel van het Gerecht dat sprake is van een objectief gerechtvaardigde zwaarwegende reden op grond waarvan BdC de bankrelatie met [eiser] mag beëindigen. In het onder die omstandigheden voortzetten van de bankrelatie met [eiser] loopt BdC immers een concreet gevaar op reputatieschade (in de zin van aantasting van haar eer en goede naam), door als bank een relatie aan te gaan en aan te houden met een persoon die onherroepelijk is veroordeeld ter zake van oplichting (van met name asielzoekers), valsheid in geschrifte (waaronder het opmaken van valse verblijfsvergunningen en andere overheidsdocumenten) en verduistering, met welke strafbare gedragingen niet zelden wit te wassen gelden worden gegeneerd. In het licht van dat gevaar kan in redelijkheid niet van BdC worden gevergd de bankrelatie met [eiser] voort te zetten.
4.5
De hiervoor geschetste stand van zaken brengt met zich dat de hiervoor onder 4.2 geformuleerde vraag ontkennend moet worden beantwoord. Dat betekent dat de hiervoor onder a. omschreven vordering van [eiser] zal worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een andersluidend oordeel kunnen dragen. De vordering onder c. zal als zijn vaag en onbepaald worden afgewezen.
4.6
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [eiser] bij toewijzing van het door hem verzochte ten opzichte van de belangen van BdC bij afwijzing daarvan. Dit klemt temeer omdat niet is gebleken dat [eiser] bij geen enkele andere bank een zakelijke rekening kan openen ten behoeve van zijn eenmanszaak. [eiser] heeft in dat verband verklaard dat hij tot nog toe geen enkele andere bank heeft benaderd voor het openen van zo’n bankrekening, terwijl het op zijn weg had gelegen om dat wel te doen. [eiser] had te dien aanzien op zijn minst de RBC-bank moeten benaderen, die ten behoeve van hem een positieve bankreferentie heeft verstrekt aan BdC. Daar komt nog bij dat is gebleken dat [eiser] BdC heeft misleid door niet voor de opening van de bankrekening melding te maken van de voor BdC relevante nog vrij recente strafrechtelijke veroordeling en daar evenmin alsnog melding van te (laten) maken in de hiervoor onder 2.10 vermelde aan BdC gerichte schrijven van zijn gemachtigde, welk schrijven in strijd met de waarheid en dus misleidend doet voorkomen alsof nimmer sprake is geweest van enige strafrechtelijke veroordeling van [eiser].
4.7 [
eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van BdC, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan gemachtigdensalaris.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-wijst af het door [eiser] verzochte;
-veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van BdC, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.