In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de ontbinding van een erfpachtovereenkomst centraal. De eiseres, de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [V.B.A.], had een overeenkomst gesloten met het Land Aruba, waarbij het Land een recht van erfpacht zou verlenen voor een perceel domeingrond. De overeenkomst vereiste dat [V.B.A.] een onherroepelijke bankgarantie zou stellen, maar deze werd niet tijdig overgelegd. De eiseres had verzocht om een verlenging van de termijn voor het indienen van de bankgarantie, maar het Land reageerde hier niet op. Uiteindelijk werd de bankgarantie op 26 oktober 2022 overgelegd, maar dit was te laat volgens de voorwaarden van de overeenkomst. Het Gerecht oordeelde dat de erfpachtovereenkomst per 1 april 2021 als ontbonden moest worden beschouwd, waardoor [V.B.A.] geen rechten meer kon ontlenen aan de overeenkomst. De vordering van [V.B.A.] om het Land te verplichten mee te werken aan de notariële akte voor de uitgifte in erfpacht werd afgewezen. Het Gerecht oordeelde dat er geen zwaarwegender belangen waren aan de zijde van [V.B.A.] die toewijzing van de vordering rechtvaardigden. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten.