In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een huurgeschil tussen eiseres en gedaagde. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn, heeft gedaagde, vertegenwoordigd door mr. lic. B.M. de Sousa, aangeklaagd wegens schade aan de woning die door gedaagde zou zijn veroorzaakt tijdens de huurperiode. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 6 december 2023, waarin een comparitie is gelast die op 16 januari 2024 heeft plaatsgevonden. Gedaagde is echter niet verschenen, wat heeft geleid tot een verwijzing naar de rol voor aktes uitlating van partijen.
In het tussenvonnis is vastgesteld dat eiseres moet bewijzen dat de schade aan de woning, zoals beschreven in het tussenvonnis, is veroorzaakt door gedaagde. De schade betreft onder andere gaten in de muren, die door gedaagde zijn erkend. Eiseres heeft de mogelijkheid gekregen om getuigen te horen om haar bewijs te leveren, met de voorwaarde dat zij de personalia van de getuigen uiterlijk drie dagen voor de zitting moet indienen. Het Gerecht heeft benadrukt dat de kosten van bewijslevering voor rekening komen van de verliezende partij en heeft partijen aangespoord om te proberen tot een minnelijke regeling te komen.
De zaak is verwezen naar de rolzitting van 18 september 2024 voor het nemen van een akte door eiseres. Het Gerecht heeft verder bepaald dat gedaagde niet in de gelegenheid wordt gesteld om een antwoordakte in te dienen. Het vonnis is uitgesproken op 21 augustus 2024 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.