ECLI:NL:OGEAA:2024:189

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
202400320
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldsom en buitengerechtelijke incassokosten door Island Finance Aruba N.V.

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde Island Finance Aruba N.V. (hierna: IFA) een betaling van Afl. 16.610,07 van de gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure begon met een tussenvonnis op 8 mei 2023, waarna een comparitie van partijen plaatsvond op 31 mei 2024. IFA werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.E.D. Brown, terwijl de gedaagde, hoewel opgeroepen, niet verscheen. IFA volhardde in haar vorderingen en stelde dat de gedaagde sinds de indiening van het verzoekschrift op 5 februari 2024 niets had afgelost van zijn schuld.

Het Gerecht oordeelde dat de vordering van IFA in hoofdsom toewijsbaar was, met wettelijke rente vanaf 7 september 2022. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden echter afgewezen, omdat IFA niet voldoende had aangetoond dat er meer werkzaamheden waren verricht dan enkel de voorbereiding van de gedingstukken. De enkele aanmaningsbrief van 3 januari 2024 was niet voldoende om de gevorderde vergoeding te rechtvaardigen.

De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die door het Gerecht werden begroot op Afl. 2.657,-. Het vonnis werd uitgesproken op 21 augustus 2024 door mr. A.H.M. van de Leur, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het Gerecht wees verder alle overige vorderingen van IFA af.

Uitspraak

Vonnis van 21 augustus 2024
Behorend bij A.R no. AUA 202400320
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 8 mei 2023 blijkt het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 31 mei 2024. IFA is ter zitting verschenen bij mr. A.E. Barrios, occuperende voor mr. M.E.D. Brown. [Gedaagde] is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen.
IFA heeft gepersisteerd bij haar stellingen en de door haar ingediende vorderingen.
1.2
De datum van het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.HET GESCHIL

2.1
IFA vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- [ Gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijke kwijting aan IFA te betalen Afl. 16.610,07, te vermeerderen met (1) wettelijke rente per jaar vanaf 7 september 2022 tot de dag der algehele voldoening, waarbij na iedere betaling na 7 september 2022 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom, en (2) met de overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten naar rato van 1½ punt van het liquidatietarief in eerste aanleg ad Afl. 1.500,-,
- [ Gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure.
2.2 [
Gedaagde] voert verweer.
2.3
Voor zover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2
In het licht van rechtsoverweging 2.6 van het tussenvonnis in verbinding met de omstandigheid dat IFA ter zitting onbestreden heeft verklaard dat [gedaagde] sinds de indiening van het inleidende verzoekschrift door IFA op 5 februari 2024 niets heeft afgelost van zijn openstaande schuld bij IFA, zal de vordering van IFA in hoofdsom worden toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend van 7 september 2022 tot de algehele voldoening, waarbij na iedere na die datum verrichte betaling die rente telkens verschuldigd is over de dan nog resterende hoofdsom.
3.3
De door IFA gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen. Uit de overgelegde stukken is niet gebleken dat IFA dienaangaande meer werkzaamheden heeft verricht dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, waarvoor krachtens artikel 63a Rv alleen de regels ter zake van proceskosten van toepassing zijn. De enkele door IFA overgelegde naar [gedaagde] verzonden aanmaningsbrief van 3 januari 2024 is onvoldoende om toewijzing van de gevorderde vergoeding te rechtvaardigen.
3.4 [
Gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op (Afl. 450,- + Afl. 207,- =) Afl. 657,- aan verschotten (griffiegeld en explootkosten) en Afl. 2.000,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 4).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan IFA te betalen Afl. 16.610,07, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 7 september 2022 tot de dag der algehele voldoening, waarbij na iedere na die datum verrichten betaling die rente telkens verschuldigd is over de dan nog resterende hoofdsom;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.657,-;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af hetgeen meer of anders door IFA is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 21 augustus 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Zaaknummer: AUA202400320 AR
Inhoudsindicatie: Vordering, buitengerechtelijke incassokosten.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: Enkelvoudig