ECLI:NL:OGEAA:2024:258

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
KG AUA202403693
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning op basis van huurovereenkomst en geschil over eigendom

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een kort geding aangespannen tegen gedaagde met als doel ontruiming van een woning in Aruba. Eiser stelt dat gedaagde de woning zonder recht of titel bewoont en dat er een aanzienlijke huurschuld is opgebouwd. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 24 oktober 2024 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 7 november 2024. Eiser vordert dat gedaagde de woning binnen twee weken verlaat en dat hij, indien gedaagde hier niet aan voldoet, zelf tot ontruiming kan overgaan met behulp van de sterke arm. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat zij de woning in 2014 heeft gekocht en dat er geen huurovereenkomst bestaat. Het Gerecht heeft de ontvankelijkheid van eiser bevestigd en het spoedeisend belang van de vordering erkend. Echter, het Gerecht concludeert dat de stellingen van partijen tegenstrijdig zijn en dat er onvoldoende bewijs is om te bepalen wie in het gelijk staat. Het Gerecht oordeelt dat een kort geding niet de juiste procedure is voor het vaststellen van de feiten en wijst de vordering van eiser af. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op Afl. 1.500,-.

Uitspraak

Vonnis van 20 november 2024
Behorend bij KG AUA202403693
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. C.H. Lejuez,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. drs. P.G. Dowers-Alders.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 10, ter griffie ingediend op 24 oktober 2024;
- aanvullende ongenummerde producties van [eiser];
- producties 1 tot en met 6 van [gedaagde];
- de mondelinge behandeling gehouden op 7 november 2024, waarvoor ter zitting zijn verschenen partijen in persoon samen met hun respectieve gemachtigden;
- de pleitnota van [eiser];
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.HET GESCHIL

2.1 [
Eiser] vordert om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. Gedaagde] te bevelen de woning aan de [adres] in Aruba binnen uiterlijk twee weken na de door het Gerecht gegeven voorziening te ontruimen en te verlaten, met medeneming van alle personen en goederen die zich daarin van harentwege bevinden, dan wel binnen een zodanige periode als het Gerecht in goede justitie vermeent te behoren;
2. [ Eiser] te machtigen om, indien [gedaagde] met die ontruiming in gebreke blijft, deze zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm;
3. [ Gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.2 [
Gedaagde] heeft verweer gevoerd, strekkende tot de niet-ontvankelijkverklaring van [eiser], dan wel afwijzing van zijn vordering, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
2.3
Voor zover voor de uitspraak van belang worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

De ontvankelijkheid
3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagde] wordt daarom verworpen.
Het spoedeisend belang
3.2
Ingevolge artikel 226 Rv kan in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, de belanghebbende partij zich tot de rechter in eerste aanleg wenden met het verzoek om in die zaak zo spoedig mogelijk een beslissing bij voorraad te geven. Het moet dus gaan om een kwestie die met zich brengt dat van [eiser] niet kan worden gevergd om een beslissing van de bodemrechter af te wachten.
3.3 [
Gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de spoedeisendheid van het door [eiser] verzochte. Het Gerecht is van oordeel dat het spoedeisend belang van [eiser] volgt uit de aard van zijn vordering en de daaraan door hem ten grondslag gelegde stellingen. Het verweer van [gedaagde] op dit onderdeel wordt eveneens verworpen.
Vooropstelling
3.4
In deze procedure moet aan de hand van het door partijen gestelde, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de op snelheid gerichte procedure in kort geding, de vraag worden beantwoord of de hiervoor omschreven vordering van [eiser] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door hem gevraagde voorziening gerechtvaardigd is. In het licht van dit vooropgestelde wordt het volgende overwogen.
De gevorderde ontruiming met nevenvoorziening
3.5 [
Eiser] vraagt ontruiming van de woning aan de [adres] in Aruba (hierna ook: de woning). [Eiser] grondt zijn vordering op de stelling dat [gedaagde] deze woning zonder recht of titel bewoond. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] nimmer aan haar (betalings-)verplichtingen uit de tussen partijen in november 2013 en/of in 2024 gesloten huurovereenkomst voldaan dan wel aan de tussen hen gemaakte afspraak om, ter verrekening met de huur, de belastingschuld van [eiser] te voldoen. Volgens [eiser] bedraagt de huurschuld van [gedaagde] tot oktober 2024 in totaal Afl. 75.600,-.
Ook heeft [gedaagde] nagelaten uitvoering te geven aan de op 1 januari 2014 tussen partijen gemaakte afspraak om de woning in eigendom te verkrijgen, aldus [eiser]. Het staat [eiser] nu dan ook vrij om de woning over te dragen aan een derde-koper. [Eiser] heeft daartoe met een derde-koper reeds een voorlopige koopovereenkomst gesloten voor een koopprijs van Afl. 120.000,-, waaraan hij gebonden is.
Meer algemeen verwijt [eiser] [gedaagde] dat zij op verschillende manieren misbruik van hem en zijn laaggeletterdheid heeft gemaakt. [Eiser] stelt dat [gedaagde] hem heeft misleid.
3.6 [
Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt dat zij de woning, na plaatsgevonden taxatie, in 2014 heeft gekocht van [eiser] voor een bedrag van Afl. 90.000,- en dat zij voor een bedrag van Afl. 28.722,35 betalingen ten behoeve van (de woning van) [eiser] heeft verricht, waarmee zij de koopprijs al deels heeft voldaan. Van een huurovereenkomst tussen partijen is geen sprake. De woning moet, na afronding van de door haar bij de Directie Infrastructuur en Planning ten tweede male voorbereide splitsing van het perceel waarop de woning staat, na voldoening van de restant koopprijs, aan haar geleverd worden. [Gedaagde] stelt dat zij er niet in is geslaagd om [eiser], ondanks haar vele serieuze pogingen daartoe, te laten meewerken aan de levering van de woning aan haar, terwijl alle signalen op groen staan. Enkel door toedoen van [eiser] is de levering, na verloop van meer dan tien jaar, nog immer niet bewerkstelligd, aldus [gedaagde].
3.7
Het Gerecht stelt vast dat de stellingen van partijen haaks op elkaar staan. Partijen hebben ieder een geheel andere/eigen visie op de plaatsgevonden gebeurtenissen, de - al dan niet beoogde - handelwijzen van de andere partij en het tijdspad in deze kwestie. Aan het Gerecht wordt geen voldoende sluitend en compleet beeld van de situatie gepresenteerd. Zonder nader onderzoek valt in dit kort geding dus niet te bepalen wie van partijen het gelijk aan zijn/haar zijde heeft. Het lijkt aangewezen dat getuigen worden gehoord en dat onderzoek van een deskundige naar de echtheid van meerdere handtekeningen nodig is. Dit gelet op de betwisting van [eiser] van de echtheid van de handtekening onder de door [gedaagde] overgelegde koopovereenkomst, van welke handtekening [gedaagde] stelt dat die is geschreven door [eiser], terwijl hetzelfde geldt ten aanzien van de door [gedaagde] betwiste echtheid van de handtekening onder de door [eiser] overgelegde huurovereenkomst, waarvan hij stelt dat die door [gedaagde] is geschreven. Voor dit alles leent een kortgedingprocedure zich niet. Dit heeft tot gevolg dat op dit moment niet voorshands kan worden vastgesteld noch voorshands aannemelijk kan worden geoordeeld dat [eiser] terecht ontruiming van de woning door [gedaagde] vordert.
3.8
Vorenstaande brengt mee dat de hiervoor onder 3.4 geformuleerde vraag ontkennend moet worden beantwoord. De vordering van [eiser] wordt daarom afgewezen.
3.9
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [eiser] bij toewijzing van zijn vordering ten opzichte van de belangen van [gedaagde] bij afwijzing daarvan.
Proceskosten
3.10 [
Eiser] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,- aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde].

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
4.1
wijst het gevorderde af;
4.2
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,- aan salaris voor de gemachtigde;
4.3
verklaart voormelde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 november 2024 in aanwezigheid van de griffier.