ECLI:NL:OGEAA:2024:264

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
KG AUA202403783
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod wijziging verblijfplaats minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 5 december 2024 een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen een vader en een moeder over de verblijfplaats van hun minderjarige dochter, hierna te noemen [belanghebbende]. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.S. Gravenstijn, heeft een verzoek ingediend om de moeder te verbieden de verblijfplaats van [belanghebbende] te wijzigen, terwijl er een bodemprocedure aanhangig is waarin de vader vraagt om het hoofdverblijf van [belanghebbende] bij hem te bepalen. De moeder, die in persoon procedeert, heeft gereageerd op de vordering van de vader.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2024 hebben partijen afgesproken dat [belanghebbende] voorlopig bij de vader blijft wonen, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure. Het Gerecht heeft de vordering van de vader om een dwangsom op te leggen aan de moeder afgewezen, omdat het Gerecht geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de afspraken die zijn gemaakt. Ook de gevorderde machtiging tot het inroepen van de sterke arm is afgewezen, aangezien deze bevoegdheid reeds voortvloeit uit de wet.

Het Gerecht heeft verder vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders over [belanghebbende] voor verbetering vatbaar is en heeft hen aangeraden zich aan te melden bij Plan di Mayor voor begeleiding. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis verbiedt de moeder om de verblijfplaats van [belanghebbende] te wijzigen en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 5 december 2024
Behorend bij AUA202403783 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna te noemen: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: de moeder,
procederend in persoon,
belanghebbende:
[Belanghebbende], geboren op [geboortedatum] 2019 in Aruba,
hierna te noemen: [belanghebbende].

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 6, ter griffie ingediend op 1 november 2024;
- producties 7 en 8 van de vader, ingediend op 20 november 2024;
- de mondelinge behandeling op 21 november 2024.
1.2
De vader is samen met zijn gemachtigde ter terechtzitting verschenen. De moeder is in persoon verschenen. De Voogdijraad is, hoewel opgeroepen, niet verschenen.
1.3
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1 [
Belanghebbende] is de minderjarige dochter van partijen. De vader heeft J[belanghebbende] erkend. De moeder oefent alleen het ouderlijk gezag over [belanghebbende] uit. [Belanghebbende] heeft sinds zij twee jaar oud is haar feitelijke verblijfplaats bij de vader.
2.2
De vader heeft op 1 november 2024 bij dit Gerecht een bodemprocedure ex artikel 1:253c BW aanhangig gemaakt, waarin hij vraagt het hoofdverblijf van [belanghebbende] bij hem te bepalen.

3.HET GESCHIL

3.1
De vader vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, met inroeping van het blokkaderecht:
1. de moeder te verbieden, in het algemeen en hangende de bodemprocedure, wijziging in het hoofdverblijf c.q. het werkelijk verblijf van [belanghebbende] bij de vader te brengen, op straffe van een direct opeisbare dwangsom van Afl. 250,- per dag of ieder gedeelte van een dag dat de moeder hiermee in gebreke blijft, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van Afl. 20.000,-;
2. De vader te machtigen om ter uitvoering van het te dezen te wijzen vonnis zo nodig de hulp van de sterke arm in te roepen;
3. een zodanige andere beslissing te nemen die UEA in goede justitie zal vermenen te behoren;
4. de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2
De moeder heeft hierop gereageerd.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang vloeit voort uit (de grondslag van) de vordering.
4.2
Partijen hebben ter zitting afgesproken dat [belanghebbende] voorlopig, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure, haar feitelijke verblijfplaats houdt bij de vader. In zoverre kan de vordering onder 1 worden toegewezen. De gevorderde dwangsom wordt afgewezen. Gelet op de uitlatingen van de moeder ter zitting, ziet het Gerecht hiervoor geen aanleiding. Het Gerecht twijfelt er niet aan dat de moeder zich zal houden aan de gemaakte afspraak. De gevorderde machtiging tot het inroepen van de hulp van de sterke arm wordt ook afgewezen. De bevoegdheid daartoe vloeit reeds voort uit de wet (artikel 812 lid 1 Rv).
4.3
Niet in geschil is dat de communicatie tussen partijen over [belanghebbende] voor verbetering vatbaar is. Om beter met elkaar over [belanghebbende] te leren praten en afspraken te maken, hebben partijen, in het belang van hun dochter, tijdens de zitting afgesproken dat zij zich zullen aanmelden bij Plan di Mayor voor begeleiding op dit punt. Besproken is of dit ertoe moet leiden dat de bodemprocedure moet worden aangehouden. De gemachtigde van de vader zal te zijner tijd bezien of het nuttig is dat de zitting in de bodemprocedure wordt aangehouden in afwachting van het verloop van de bemiddeling door Plan di Mayor.
4.4
Gelet op de relatie tussen partijen als ouders van [belanghebbende] worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
verbiedt de moeder, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure, wijziging te brengen in de feitelijke verblijfplaats van [belanghebbende] bij de vader,
5.2
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2024, in aanwezigheid van de griffier.