ECLI:NL:OGEAA:2024:271

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
AUA202403689
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming trailer in kort geding tussen eiseres en gedaagde

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen gedaagde met als doel de ontruiming van een trailer. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 23 oktober 2024 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 november 2024. Eiseres vorderde dat gedaagde de trailer, die zij claimt volledig in eigendom te hebben, binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zou ontruimen. Gedaagde voerde verweer en stelde dat hij mede-eigenaar van de trailer is en dat eiseres de trailer moet verlaten. Het Gerecht heeft de eigendom van de trailer beoordeeld aan de hand van de overgelegde bewijsstukken. Eiseres heeft aangetoond dat zij de trailer heeft aangeschaft en dat gedaagde geen overtuigend bewijs heeft geleverd voor zijn claim van mede-eigendom. Het Gerecht oordeelde dat de ontruiming van de trailer gerechtvaardigd is, gezien de beëindiging van de affectieve relatie tussen partijen en het onhoudbare samenwonen. De ontruimingstermijn is vastgesteld op twee weken, rekening houdend met een recent gewelddadig incident tussen partijen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door rechter A.H.M. van de Leur op 27 november 2024.

Uitspraak

Vonnis van 27 november 2024 (bij vervroeging)
Behorend bij KG AUA202403689
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 3, ter griffie ingediend op 23 oktober 2024;
- aanvullende producties 1 en 2 van [eiseres];
- producties 1 tot en met 4 van [gedaagde];
- de mondelinge behandeling gehouden op 22 november 2024, waarvoor ter zitting zijn verschenen partijen in persoon samen met hun respectieve gemachtigden;
- de pleitnota van [eiseres];
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.HET GESCHIL

2.1 [
Eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
1. om uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een door UEA in alle goede justitie te bepalen andere termijn, de door [gedaagde] betrokken trailer aan de [adres] in Aruba te ontruimen en ontruimd te houden, met al de zijnen en onder medeneming van al het zijne, en ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
2. in de kosten van dit geding.
2.2 [
Gedaagde] heeft verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering van [eiseres], met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
2.3
Voor zover voor de uitspraak van belang worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

Vooropstelling
3.1
In deze procedure moet aan de hand van het door partijen gestelde, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de op snelheid gerichte procedure in kort geding, de vraag worden beantwoord of de hiervoor omschreven vordering van [eiseres] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door haar gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
Het spoedeisend belang
3.2
Het Gerecht is, anders dan [gedaagde] oorspronkelijk meende, van oordeel dat het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar ontruimingsvordering genoegzaam volgt uit de aard van die vordering en de daaraan door haar ten gronde gelegde stellingen.
De gevorderde ontruiming
3.3 [
Eiseres] vraagt in dit kort geding - na [gedaagde] daartoe bij brief van 1 oktober 2024 al te hebben gesommeerd, aan welke sommatie [gedaagde] geen gevolg heeft gegeven - ontruiming door [gedaagde] van de trailer aan de [adres] in Aruba (hierna ook: de trailer). Zij grondt haar vordering op de stelling dat de trailer volledig aan haar in eigendom toebehoort en dat [gedaagde] de trailer, gelet op de beëindiging van de relatie naar aanleiding van een reeks plaatsgevonden misdragingen zijdens [gedaagde], moet verlaten. De situatie om nog langer samen met [gedaagde] in de trailer te verblijven is voor haar onhoudbaar, aldus [eiseres].
3.4 [
Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij stelt dat de trailer aan hem in mede-eigendom toebehoort en dat niet hij, maar [eiseres] de trailer moet verlaten. Daartoe heeft hij aan [eiseres] het aanbod gedaan om haar uit te kopen, welk voorstel door [eiseres] niet is geaccepteerd.
3.5
Het Gerecht overweegt als volgt.
3.5.1
Vaststaat dat de koopprijs voor de trailer Afl. 6.500,- bedroeg. [Eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij heeft gespaard voor de aanschaf van de trailer. [Eiseres] heeft in dat verband verder gesteld dat zij op 13 juli 2020 uit haar spaartegoed Afl. 6.000,- van de koopprijs aan de verkoopster van de trailer, mevrouw [betrokkene] (hierna: de verkoopster), heeft voldaan. De als productie 2 bij het verzoekschrift overgelegde kwitantie van Afl. 6.000,- die alleen op naam van [eiseres] staat, onderschrijft dit standpunt. Het Gerecht acht de als productie 2 door [gedaagde] overgelegde verklaring van 4 november 2024 van de verkoopster, waarin staat dat ook [gedaagde] eigenaar van de trailer is geworden, onvoldoende geloofwaardig. Immers, als al was beoogd dat [gedaagde] mede-eigenaar zou worden van de trailer, had het voor de hand gelegen dat hij, tegelijk met de betaling, aan de verkoopster een kwitantie op beider naam had gevraagd. Dat heeft hij nagelaten. In plaats daarvan legt [gedaagde] een verder niet met stukken gestaafde verklaring van de verkoopster over die van meer dan vier jaren na de aankoop dateert. Daaraan kan het Gerecht, tegenover de door [eiseres] overgelegde ‘harde’ kwitantie, weinig doorslaggevende betekenis hechten. Voorshands wordt aldus aannemelijk geoordeeld dat de eigendom van de trailer alleen aan [eiseres] is overgedragen, en dat zij dus alleen eigenaar daarvan is. Nu de affectieve relatie tussen partijen op bepaald niet vreedzame wijze tot een einde is gekomen moet [eiseres] alleen en met uitsluiting van [gedaagde] van de aan haar toebehorende trailer gebruik kunnen maken. Dit rechtvaardigt dat [gedaagde] de trailer moet ontruimen en ontruimd moet houden.
3.5.2
Aan het voorgaande doet niet af dat onduidelijk is gebleven of, en door wie, het restant van de koopprijs van Afl. 500,- is voldaan. Volgens [eiseres] heeft zij van dat restbedrag een bedrag van Afl. 200,- aan de verkoopster voldaan, zoals blijkt uit de als productie 2 bij het verzoekschrift overgelegde tweede kwitantie van 5 september 2020 van de verkoopster, en heeft de verkoopster de betaling van Afl. 300,- aan [eiseres] kwijtgescholden. Daartegenover stelt [gedaagde] dat hij het bedrag van Afl. 500,- geheel aan de verkoopster heeft voldaan. In dat verband verwijst [gedaagde] wederom naar zijn productie 2 die, zoals hiervoor al overwogen, dateert van jaren na de verkoop en niet met stukken, bijvoorbeeld een kwitantie, is onderbouwd. Wat daarvan verder ook zij, indien en voor zover al aangenomen kan worden dat [gedaagde] de gestelde betaling van Afl. 500,- heeft verricht, gaat het slechts om een bedrag van afgerond 8% van de totale koopprijs. Een bijdrage van die beperkte omvang rechtvaardigt op dit moment niet dat [gedaagde] zijn verblijf in de trailer kan voortzetten. Zijn stelling dat een deel van de eigendom van de trailer aan hem toebehoort, past ook niet bij de door hem onbetwist gelaten stelling van [eiseres] dat hij tegenover haar heeft verklaard dat hij, als hij de trailer moet verlaten, deze in brand zal steken. Aangenomen wordt dat een eigenaar niet zo met zijn eigendommen omgaat. Dat partijen gelijkelijk hebben bijgedragen aan de vaste lasten verbonden aan de trailer en dat [gedaagde] de trailer heeft helpen renoveren, welke verdeling van gebruikslasten en inzet niet ongebruikelijk lijkt bij woningdelers, maakt het aannemelijke gegeven dat de eigendom van de trailer bij [eiseres] berust niet anders. Een afweging van de wederzijdse belangen leidt (dus) ook niet tot een ander oordeel.
3.6
Al het vorenstaande brengt mee dat de hiervoor onder 3.1 geformuleerde vraag bevestigend moet worden beantwoord. De vordering van [eiseres] wordt daarom toegewezen als na te melden. Hierbij wordt nog overwogen dat het Gerecht ter zitting de in aanmerking te nemen ontruimingstermijn met partijen heeft besproken. [Gedaagde] heeft verklaard dat hij een termijn van zes maanden nodig heeft om de trailer te ontruimen en te verlaten. Die termijn is volgens [eiseres] veel te lang. In dat licht heeft [eiseres] verklaard dat zij genoegen neemt met een ontruimingstermijn van zes weken. Het Gerecht overweegt op dit punt als volgt.
3.7
Tussen partijen heeft zich nog vrij recent een bijzonder gewelddadig incident voorgedaan dat heeft geleid tot aanhouding door de politie van zowel [eiseres] als [gedaagde]. Om hetzelfde of erger te voorkomen moet aan het samenwonen van partijen zo snel als mogelijk een einde komen. Het Gerecht stelt de ontruimingstermijn daarom overeenkomstig de vordering van [eiseres] vast op twee weken.
Proceskosten
3.8
Gelet op de gewezen affectieve relatie tussen partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
4.1
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de trailer aan de [adres] in Aruba te ontruimen en ontruimd te houden, met al de zijnen en onder medeneming van al het zijne, en die trailer met afgifte van de sleutels daarvan ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
4.2
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 27 november 2024 in aanwezigheid van de griffier.