ECLI:NL:OGEAA:2024:278

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
AUA202301206
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van meerwerk in civiele procedure tussen aannemer en opdrachtgevers

In deze civiele procedure vordert Just Different Painting (JDP) betaling van meerwerk van de gedaagden, die in opdracht van hen werkzaamheden hebben laten verrichten aan hun woning in Aruba. De zaak betreft een geschil over de uitvoering van twee offertes, waarbij JDP in juni 2022 is begonnen met de werkzaamheden. De gedaagden hebben de offertes aanvaard en een aanbetaling gedaan, maar er ontstond een geschil over de omvang van de werkzaamheden en de bijbehorende kosten. In een eerdere procedure is vastgesteld dat de gedaagden minder verschuldigd waren dan oorspronkelijk door JDP gevorderd. JDP heeft vervolgens facturen voor meerwerk ingediend, maar de gedaagden betwisten de vordering en stellen dat JDP niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat JDP ontvankelijk is in haar vordering, maar dat de gedaagden niet gehouden zijn om het gevorderde bedrag te betalen. De rechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de gedaagden opdracht hebben gegeven voor het meerwerk dat JDP stelt te hebben uitgevoerd. De rechter heeft de vorderingen van JDP afgewezen en JDP veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. De uitspraak is gedaan door mr. A.H.M. van de Leur op 11 december 2024.

Uitspraak

Vonnis van 11 december 2024
Behorend bij A.R. AUA202301206
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],h.o.d.n.
JUST DIFFERENT PAINTING,
te Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: JDP,
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
[Gedaagde 1], en
[Gedaagde 2],
beiden te Aruba,
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [gedaagden],
gemachtigden: de advocaten mrs. R.M. de Kort en C.R.O. Richardson.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de door JDP genomen akte uitlating producties, met producties.
1.2
De bij voormelde akte van JDP overgelegde producties blijven buiten beschouwing, omdat [gedaagden] daarop niet hebben kunnen reageren.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
JDP heeft in of omstreeks de maand juni 2022 in opdracht en voor rekening van [gedaagden] werkzaamheden verricht in/aan hun in Aruba te [adres] gelegen woning (hierna: de woning). Dienaangaande heeft JDP twee als productie 1 bij de conclusie van antwoord overgelegde offertes uitgebracht aan [gedaagden]. De offerte van 16 maart 2022 (hierna: offerte-1) ziet op binnenwerkzaamheden voor een bedrag van Afl. 18.296,--; de offerte van 19 april 2022 (hierna: offerte-2) ziet op buitenwerkzaamheden voor een bedrag van Afl. 12.487,50. Beide offertes zijn aanvaard door [gedaagden], en zij zijn de overeengekomen aanbetalingen, ad telkens 60% van ieder factuurbedrag, nagekomen. Aldus is op offerte-1 Afl. 10.977,60 en op offerte-2 Afl. 7.492,50, aanbetaald door [gedaagden], ofwel in totaal Afl. 18.470,10. De hierna nog openstaande bedragen luiden als volgt: offerte-1 (40% van 18.296,-- =) Afl. 7.318,40; offerte-2 (40% van 12.487,50 =) Afl. 4.995,--, ofwel Afl. 12.313,40.
2.3
Nadat JDP met de overeengekomen in offerte-1 en offerte-2 omschreven werkzaamheden is begonnen is op enig moment een geschil ontstaan tussen partijen met betrekking tot offerte-1 en de daarin vermelde eerste post ter zake van het afschilderen van 230 m2 T1/11 platen voor het bedrag ad Afl. 9.200,--. In een tussen partijen gevoerde procedure bij dit Gerecht onder zaaknummer AUA202202367, met JDP als eiser en [gedaagden] als gedaagden, heeft het Gerecht bij vonnis van 3 mei 2023 (hierna: het vonnis) bepaald dat geen sprake was van 230 m2 T1/11 platen zoals vermeld in die offerte, maar van 130 m2. Naar aanleiding daarvan heeft het Gerecht bij dat vonnis bepaald dat [gedaagden] dienaangaande Afl. 5.200,-- in plaats van Afl. 9.200,-- verschuldigd waren aan JDP. Verder heeft het Gerecht geoordeeld dat Afl. 8.313,40 het juiste openstaande totaalbedrag is met betrekking tot offerte-1 en offerte-2. Dat bedrag is inmiddels betaald door [gedaagden] aan JDP.
2.4
Op 20 juni 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [gedaagden] en [betrokkene] in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van JDP. Dat gesprek hebben [gedaagden] heimelijk opgenomen op een door hen overgelegde gegevensdrager, en zij hebben een transcript van een gedeelte dat gesprek overgelegd.
2.5
Op 22 juni 2022 heeft JDP de als productie iv bij de conclusie van antwoord overgelegde facturen voor meerwerk uitgebracht aan [gedaagden], goed voor in totaal het in hoofdsom gevorderde bedrag. In voormelde procedure die heeft geleid tot het vonnis heeft JDP bij haar op 25 juli 2022 ingediende inleidend verzoekschrift betaling verzocht enkel op grond van offerte-1 en offerte-2.

3.HET GESCHIL

3.1
JDP vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
i. [Gedaagden] hoofdelijk veroordeeld om aan JDP te betalen Afl. 32.714,93, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 1 augustus 2022, althans vanaf een andere door het Gerecht te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
ii. [Gedaagden] hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de 14de dag na de uitspraak van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2 [
Gedaagden] voeren verweer en concluderen dat JDP niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan, en tot uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van JDP in de kosten en nakosten van deze procedure aan hun zijde gevallen, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de 15de dag na de betekening van dit vonnis.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat JDP niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagden] wordt verworpen.
4.2
Niet in geschil is tussen partijen dat JDP op grond van de door [gedaagden] aanvaarde offerte-1 en offerte-2 de in die offertes omschreven werkzaamheden heeft uitgevoerd, en dat [gedaagden] de in die offertes omschreven totaalbedragen met inachtneming van het hiervoor onder 2.3 omschreven vonnis hebben betaald aan JDP. In dit geschil moet de vraag worden beantwoord of [gedaagden] het thans door JDP in hoofdsom gevorderde bedrag verschuldigd zijn aan JDP uit hoofde van door JDP gestelde en door [gedaagden] gemotiveerd bestreden meerwerk. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
4.3
Het op meerwerk ziende artikel 7:755 BW luidt als volgt: “
In geval van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk kan de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Van deze bepaling kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken.”.
4.4
Uit voormelde wettelijke bepaling volgt dat het moet gaan om door de opdrachtgever aan de opdrachtnemer opdragen toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk. JDP stelt dat hiervan in het onderhavige geval sprake is, maar die alsmaar door JDP herhaalde stelling is in het licht van het door [gedaagden] opgeworpen gemotiveerde verweer - zonder nadere doch niet gegeven overtuigende uitleg - niet begrijpelijk en wordt daarom gepasseerd. Uit de niet door JDP bestreden inhoud van de in dit geschil toelaatbare geluidopname van het hiervoor onder 2.4 vermelde gesprek blijkt immers dat het beweerdelijke meerwerk bestaat uit niet met [gedaagden] (of één van hen) besproken werkzaamheden, ofwel niet tussen partijen overeengekomen of door [gedaagden] aan JDP opgedragen werkzaamheden. [Betrokkene] zegt als vertegenwoordigster van JDP tijdens dat gesprek immers (met onderstreping en vet gedrukt door GEA) het volgende (vanaf 01:50:16): “
Ik wil dat je dit bekijkt, ja. En dan hoe ik het berekend heb en alsnog met al het meerwerk en alles wat erbij is komen kijken. Ik hoef niet het meerwerk te hebben, maar als jullie werkelijk gaan pushen voor dat het naar beneden moet dan kom ik gewoon echt helemaal niet meer weg met mijn prijs. Dat kan ik gewoon echt niet doen. Dat ga ik ook niet doen.Ik heb hier het meerwerk erop gezet zodat jullie zienwat er meer is gedaan anders als besproken.Wil niet zeggen dat jullie dat hoeven te betalen. Gewoon om te zien wat het zou zijn. De huidige situatie en de situatie daarvoor hoe het was.”.
4.5
Bij vorenstaande komt nog het volgende. JDP heeft bij haar op 25 juli 2022 ingediende verzoekschrift in de procedure die heeft geleid tot het op 3 mei 2023 uitgesproken vonnis betaling verzocht enkel op grond van offerte-1 en offerte-2, en niets ter zake van enig meerwerk. Als partijen daadwerkelijk (door [gedaagden] onbetaald gelaten) meerwerk waren overeengekomen zoals gesteld door JDP, had het op haar weg gelegen om ook daar betaling van te vorderen in die procedure. Het nalaten daarvan maakt voormelde gepasseerde stelling van JDP zonder doch ook te dezen niet gegeven heldere overtuigende uitleg nog onbegrijpelijker.
4.6
Vorenstaande brengt op grond van artikel 7:755 BW mee dat er geen grond bestaat voor toewijzing van het door JDP verzochte en dat [betrokkene] voornoemd gelijk had daar waar ze in de hiervoor weergegeven passage van bedoeld gesprek tegen [gedaagden] zegt: “
Wil niet zeggen dat jullie dat [1] hoeven te betalen.”. De vorderingen van JDP zullen worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
4.7
JDP zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten en nakosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagden] gevallen, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan gemachtigdensalaris, in elk geval te vermeerderen met Afl. 250,-- aan nakosten advocaat en verder te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan JDP indien en voorzover zij na aanschrijving veertien kalenderdagen de tijd heeft gehad om vrijwillig aan deze proceskostenveroordeling te voldoen, dit alles te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de 15de dag na de betekening van dit vonnis aan JDP.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst af het door JDP verzochte;
-veroordeelt JDP in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagden] gevallen, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.750,--, te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan JDP indien en voorzover zij na aanschrijving veertien kalenderdagen de tijd heeft gehad om vrijwillig aan deze proceskostenveroordeling te voldoen, dit alles te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de 15de dag na de betekening van dit vonnis aan JDP;
-verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 december 2024 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Met het woordje “