ECLI:NL:OGEAA:2024:60

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
AUA202302317
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding met betrekking tot nalatenschap en onroerend goed

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben eisers vorderingen ingediend in kort geding met betrekking tot de nalatenschap van [gedaagde 6], die op 20 december 2005 overleed. De eisers, allen wonende in Nederland, vorderden machtiging om onroerend goed, dat deel uitmaakt van de nalatenschap, over te nemen tegen een door hen te betalen vergoeding. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 4 juli 2023 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 oktober 2023. Tijdens deze behandeling werd vastgesteld dat niet alle gedaagden op de juiste wijze waren opgeroepen, wat leidde tot uitstel van de inhoudelijke behandeling. Na een aantal zittingen en het indienen van producties door beide partijen, vond de mondelinge behandeling plaats op 11 april 2024.

Het Gerecht oordeelde dat de eisers onvoldoende spoedeisend belang hadden aangetoond voor hun vorderingen, aangezien het onroerend goed in aanbouw was en er aanzienlijke verschillen bestonden in de taxaties van de waarde van het onroerend goed door de deskundigen van beide partijen. Het Gerecht concludeerde dat nader onderzoek noodzakelijk was, maar dat de aard van een kort geding dit niet toeliet. Daarom werden de vorderingen van eisers afgewezen. Tevens werd besloten om de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 24 april 2024 door rechter A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 24 april 2024
Behorend bij K.G. no. AUA 202302317
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het kort geding tussen:

1.[Eiser],

2. [Eiseres 1],

3. [Eiseres 2],

4. [Eiseres 3],

5. [Eiseres 4],
allen wonende in Nederland,
EISERS,
gemachtigde: de advocaten mr. drs. E. Bokkes en mr. J.A.M. Jansen,
tegen:

1.[Gedaagde 1],

2. [Gedaagde 2],

3. [Gedaagde 3],

4. [Gedaagde 4],

5. [Gedaagde 5],

6. [Gedaagde 6],

7. [Gedaagde 7],

8. [Gedaagde 8],

9. [Gedaagde 9],

10. [Gedaagde 10],

11. [Gedaagde 11],

12. [Gedaagde 12],

13. [Gedaagde 13],

14. [Gedaagde 14],

15. [Gedaagde 15],

16. [Gedaagde 16],

17. [Gedaagde 17],

18. [Gedaagde 18],

19. [Gedaagde 19],

20. [Gedaagde 20],

21. [Gedaagde 21],

22. [Gedaagde 22],

23. [Gedaagde 23],

24. [Gedaagde 24],

25. [Gedaagde 25],

26. [Gedaagde 26],

27. [Gedaagde 27],

28. [Gedaagde 28],

29. [Gedaagde 29],

30. [Gedaagde 30],

31. [Gedaagde 31],

32. [Gedaagde 32],

allen wonende in Aruba, Nederland of zonder bekende woon- en/of verblijfplaats,
GEDAAGDEN,
een aantal van de gedaagden werd aanvankelijk bijgestaan door mr. F.R. Gibson, mr. Gibson heeft bij e-mailbericht van 21 februari 2024 gedesisteerd;
advocaat mr. G.W. Rep is gemachtigde van [gedaagde 1] en [gedaagde 31].

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 4 juli 2023 ter griffie ingediende verzoekschrift, met producties,
- het e-mailbericht van mr. drs. Bokkes d.d. 11 oktober 2023 met producties,
- de door mr. Rep op 11 oktober 2023 ingediende producties.
1.2
Op 12 oktober 2023 is de zaak mondeling behandeld. Geconstateerd werd dat een aantal gedaagden niet op juiste wijze was opgeroepen, reden waarom de zaak op dat moment niet inhoudelijk is behandeld.
Teneinde gedaagden op juiste wijze op te roepen, zijn eisers vervolgens in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de woon- of verblijfplaatsen van ieder van de gedaagden, hetgeen eisers bij akte ter gelegenheid van de rolzitting van 13 december 2023 hebben gedaan.
1.3
Van partijen zijn daarna de volgende stukken ontvangen:
- e-mailberichten van mr. Jansen d.d. 9 april 2024 met producties,
- de brief van mr. Rep d.d. 10 april 2024 met producties.
1.4
De mondelinge behandeling is voortgezet op 11 april 2024, waar zijn verschenen eisers 1 tot en met 3 en 5, bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd en gedaagden 9, 14, en 31, bijgestaan door mr. De Cuba, kantoorgenoot van hun gemachtigde, en door mr. Rep. Eiseres sub 4 is verschenen bij haar gemachtigden voornoemd. De overige gedaagden zijn na behoorlijke (weder)oproeping niet ter zitting verschenen. Hoewel tegen hen verstek is verleend, wordt dit vonnis ook wat hen betreft op tegenspraak gewezen.
1.5
Het Gerecht heeft ter gelegenheid van de zitting het bezwaar tegen de door eisers ingediende eiswijziging ongegrond verklaard, omdat de niet verschenen gedaagden door deze wijziging van eis niet in hun belangen zijn geschaad.
1.6
De ter zitting verschenen partijen hebben in twee termijnen mede aan de hand van voorgedragen en overgelegde pleitaantekeningen hun standpunten nader toegelicht en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.7
Hierna is de datum van het vonnis bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken alsmede op grond van de niet weersproken inhoud van de producties kan van het volgende worden uitgegaan.
2.2
Partijen zijn allen deelgenoot in de nalatenschap van [gedaagde 6], overleden te Aruba op 20 december 2005 (hierna: erflater).
2.3
Tot de nalatenschap van erflater (hierna: de nalatenschap) behoort een hotelgebouw in aanleg aan de [adres] z/n te Aruba (kadastraal omschreven vierde afdeling, [woning], nummers [nummers] (5 m2), 896 (6 m2), 898 (31 m2), 899 (60 m2) en 900 (1013 m2) (hierna: het onroerend goed).
2.4
Bij vonnis in kort geding van 30 september 2020 heeft het Gerecht, rechtdoende in kort geding – samengevat weergegeven – eisers machtiging verleend te bewerkstelligen dat eiser [eiser] het onroerend goed kan overnemen tegen een door hem aan de nalatenschap te betalen vergoeding van Afl. 1.228.000,- en tegen overname of betaling van de tot de nalatenschap behorende belastingschuld. Tevens heeft het Gerecht bepaald dat die machtiging vervalt indien eisers daarvan niet uiterlijk op 1 april 2021 gebruik hebben gemaakt.
2.6
Eisers hebben niet binnen de bij voornoemd vonnis gestelde termijn gebruik gemaakt van de hen bij dat vonnis gegeven machtiging.

3.HET GESCHIL

3.1
Na toegelaten wijziging van eis vorderen eisers bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut op alle dagen en uren, bij voorlopige voorziening:
A. eisers te machtigen om te bewerkstelligen dat de onroerende zaken aan [adres] z/n te Aruba, kadastraal omschreven vierde afdeling, [woning], nummers [nummers] (5 m2), 896 (6 m2), 898 (31 m2), 899 (60 m2) en 900 (1013 m2) aan eiser sub 1 worden overgedragen tegen vergoeding door hem aan de nalatenschap van:
primairAfl. 1.228.000,-,
subsidiairAfl. 1.411.000,-,
meer subsidiaireen door het Gerecht in goede justitie te bepalen bedrag hoger dan Afl. 1.411.000,-;
B. te bepalen dat deze machtiging vervalt indien eisers daarvan niet binnen zes maanden van het door het Gerecht in deze te wijzen vonnis gebruik van hebben gemaakt;
C. te bepalen dat het onder A. genoemde bedrag bij een notaris in Aruba in depot dient te worden geplaatst, nadat de kosten van de overdracht daarop in mindering zijn gebracht, ter verdere afrekening en verdeling onder de deelgenoten;
D. te bepalen dat dit vonnis in de plaats komt van de voor de overdracht op te maken akte, voor zover het de daartoe noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van alle deelgenomen betreft; en
E. gedaagden te veroordelen in de proceskosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 5 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2
De ter zitting verschenen gedaagden hebben tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eisers in de proceskosten.
3.3
Voor zover voor de beoordeling van belang zullen de stellingen van partijen hierna worden besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 226 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan in alle spoedeisende zaken waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, de belanghebbende partij zich tot de rechter in eerste aanleg wenden met het verzoek om in die zaak zo spoedig mogelijk een beslissing bij voorraad te geven.
Het moet dus gaan om een kwestie die met zich brengt dat van eisers niet kan worden gevergd om een beslissing van de bodemrechter af te wachten.
4.2
Naar het oordeel van het Gerecht hebben eisers het spoedeisend belang bij hun vorderingen voldoende onderbouwd. Het onroerend goed waarop de vordering ziet is (nog steeds) in aanbouw, staat leeg en is aan verval en waardedaling onderhevig. Onder meer om die reden heeft het Gerecht in het vonnis in kort geding van 30 september 2020 spoedeisend belang aangenomen. Gesteld noch gebleken is dat het tijdsverloop sinds dat vonnis een andere conclusie ten aanzien van het spoedeisend belang in deze procedure rechtvaardigt.
4.3
In deze procedure moet aan de hand van het door partijen gestelde, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de op snelheid gerichte procedure in kort geding, de vraag worden beantwoord of de hiervoor omschreven vorderingen van eisers in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door hen gevraagde voorzieningen gerechtvaardigd is.
4.4
Het Gerecht overweegt dat ter beoordeling voorligt of machtiging verleend dient te worden voor overname van het hiervoor genoemde onroerend goed door eiser [eiser] en dan met name tegen welke waarde.
Zowel eisers als gedaagden hebben een deskundige opdracht gegeven het onroerend goed te taxeren. Eisers hebben bouwkundig ingenieursbureau Arcotec N.V. ingeschakeld. Arcotec heeft de vrije marktwaarde in het rapport van 5 juli 2021 bepaald op Afl. 1.375.000,- en de executiewaarde op Afl. 983.000,-. In een recenter rapport van 6 maart 2024 zijn deze waardes door Arcotec gesteld op Afl. 1.981.000,- respectievelijk Afl. 1.411.000,-.
Gedaagde [gedaagde 31] heeft technisch adviesbureau Evertech opdracht gegeven de waarde van het onroerend goed te taxeren. Uit het rapport van 11 oktober 2023 blijkt dat Evertech de vrije marktwaarde stelt op Afl. 8.862,550,- en de executiewaarde op Afl. 7.090.040,-. Partijen hebben ieder het taxatierapport van de andere partij betwist.
4.5
Nog daargelaten dat partijen van standpunt verschillen of moet worden uitgegaan van de executie- of de vrije marktwaarde al dan niet met correcties (afschrijvingen), constateert het Gerecht dat het verschil in de door beide deskundigen aan het onroerend goed toegekende waarde aanzienlijk is, waarbij niet op voorhand duidelijk is waar dat grote verschil door wordt veroorzaakt. Ook lijken de taxaties uit te gaan van verschillende uitgangspunten, onder meer de perceel grootte c.q. de percelen die bij de waardering zijn betrokken, zodat ook om die reden in onderhavige procedure niet kan worden beoordeeld van welke getaxeerde waarde moet worden uitgegaan.
4.6
Naar het oordeel van het Gerecht is voor de vaststelling van de omvang en de waarde van het onroerend goed en de beoordeling van de stellingen van partijen dienaangaande, nader onderzoek nodig. Benoeming van een deskundig taxateur die het Gerecht kan adviseren over die omvang en die waarde, lijkt voor de hand te liggen. De aard van een kort geding procedure leent zich echter niet voor een dergelijk nader onderzoek.
Dit brengt met zich dat de vorderingen van eisers zullen worden afgewezen.
4.7
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht bij de hiervoor geschetste stand van zaken geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van eisers bij toewijzing van het door hen verzochte ten opzichte van de belangen van gedaagden bij afwijzing daarvan.
4.8
Het Gerecht ziet in de omstandigheid dat dit geschil voortvloeit uit familierechtelijke betrekkingen aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
- wijst de vorderingen af;
- compenseert de proceskosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 april 2024 in aanwezigheid van de griffier.